De weg tot een rendabele bijenteelt.


I.

Hoe langer hoe meer wordt de aandacht gevestigd op het nut van het houden van bijen voor de fruit- en zaadteelt en er is dan ook een groeiende belangstelling voor de bijenteelt merkbaar, welke zich demonstreert in de groei der bijenteeltorganisaties en de activiteit welke deze aan de dag leggen o.a. tot het organiseren van bijenmarkten, met het speciale doel de fruitkwekers van bijenvolken te voorzien.
We schreven al eens, dat het ideaal zou zijn, indien elke fruitkweker tevens bijenhouder zou zijn, hoewel wij ons er wel van bewust waren, dat we hier een zware opdracht te vervullen gaven.
Immers, de bijenteelt is een vak op zichzelf en eist veel kennis en vooral ervaring, welke men zich zo maar niet een-twee-drie kan eigen maken. Het houden van bijen door fruitkwekers zal dan - behoudens in enkele gevallen - neerkomen op het plaatsen van bijenvolken in hun boomgaarden. Men zal dit elk jaar weer opnieuw moeten herhalen, omdat het te voorzien is, dat na het nuttig effect gedurende de bloei de bijenvolken aan hun lot worden overgelaten, d.w.z. ten dode gedoemd zijn.
Hierdoor gaat een aardig vermogen teniet, gezwegen nog van de verregaande dierenmishandeling, welke er ontegenzeggelijk mede gepaard gaat. Immers, indien men een koe, een varken, een hond of een kat of welk ander dier ook van honger laat omkomen, dan maakt men zich zeer positief schuldig aan dierenmishandeling en er is geen enkele verontschuldiging voor een bijenhouder, indien hij zijn bijen laat verhongeren.

Nu is van belanghebbende zijde wel eens beweerd, dat de bijenteelt zichzelf maar moet bedruipen en met vrij veel succes heeft men de autoriteiten er van weten te overtuigen, dat de bijenteelt niet in de eerste plaats in handen is van belanghebbenden (n.l. de fruitkwekers). Het gevolg hiervan is geweest, dat alle pogingen door de organisaties aangewend om de bijenteelt te steunen schipbreuk hebben geleden, want de honingimporteurs zijn machtiger, dan de bijenhouders!
De honingimporteurs stellen de zaak erg nuchter. Fruitkwekers hebben bijen nodig, welnu, dan moeten zij maar bijen houden! Zo zou men b.v. kunnen zeggen, dat de koekfabrikanten meel nodig hebben en dus maar graan moeten gaan verbouwen. Wie dergelijke nonsens zou gaan verkopen, loopt kans voor gek verklaard te worden en zeer terecht, doch hoe is het dan mogelijk, dat men wél de fruitkwekers tot bijenhouder wil maken? Dat men dit als vanzelfsprekend vindt, getuigt van een volslagen gemis aan inzicht in het zo gecompliceerde vak bijenteelt.

Men versta ons goed, wij willen onze fruitkwekers niet afkerig maken van de bijenteelt, integendeel, ook wij trachten de bijenteelt ingang te doen vinden bij hen, die het meeste nut van deze diertjes hebben, doch, zoals wij reeds zeiden, wij zijn er van overtuigd, dat er slechts een zeer geringe kans is, dat de fruitkweker werkelijk bijenteler wordt. Daarvoor ontbreekt hem ten enen male de tijd en de kennis en wellicht ook de liefhebberij. In het algemeen gesproken zal zijn "bijenteelt" zich slechts bepalen en kunnen bepalen tot het hébben van bijen gedurende de bloeiperiode van zijn fruit.

Nu worden door de organisaties allerlei middelen aan de hand gedaan om aan deze ongewenste toestand tegemoet te komen. Zo tracht men bijenhouders te bewegen hun bijen te verhuren en dat gelukt in sommige gevallen wel, doch gaat steeds ten koste van den imker, die weliswaar enige vergoeding krijgt (b.v. f 1.- per volk), doch in vele gevallen veel te duur uit is en er zelfs geld op toe moet leggen. Wij aarzelen dan ook niet te zeggen, dat - indien men geen andere maatregelen neemt - de trek naar de boomgaarden hoe langer hoe meer moeilijkheden zal gaan ondervinden.
De enigste weg om voor een goed en goed verzorgde bijenstand te zorgen is het bijenteeltbedrijf lonend te maken en al zou dit enkele maatregelen moeten kosten, deze zijn wel degelijk verantwoord.
Er is een schreeuwend gebrek aan goede bijenvolken in ons land en er komt gebrek aan goede ervaren imkers. De oorzaak is uitsluitend gelegen in het feit, dat de bijenteelt in ons land niet lonend is en ondanks de beste zorgen van imkers en organisaties niet lonend gemaakt kan worden, indien door de autoriteiten niet wordt ingezien, dat ingrijpende maatregelen nodig zijn.

Het geschut dat de belanghebbenden opstellen is tot nu toe nog steeds doeltreffend geweest. Immers, er is geen enkele imker in ons land, die met de bijenteelt alléén zijn brood kan verdienen. Het geschut is goed gericht, althans voor den leek. Zo heet het, dat ons klimaat niet deugt voor de bijenteelt. Een andere keer is onze bijenteelt zo hopeloos achterlijk en velen schrijven dit na. Dan weer is er geen bijenweide. Ook deugt de honing o.m. voor de koekbakkerij niet. Er wordt geen uniform product geoogst of men kan ten alle tijde geen honing van een bepaalde kleur betrekken. Ten slotte deugen onze bijen niet, en we vragen ons met verbazing af, of we dan wonen op het allerellendigste plekje van de aardbol, waarvan niets goeds te verwachten is, en of we in ons land slechts een stelletje bijenhouders hebben, dat beter hun hele gevalletje maar kon opdoeken.

In een volgend artikel zullen we trachten aan te tonen, dat onze bijenteelt er nog wel mag wezen en we hopen dan tevens aan te geven, hoe zij naar ons inzicht lonend kan worden gemaakt.

JOUSTRA.