Benut de bouwdrift.


De artikelen "Bijenteelt in vroeger jaren" en "Bijenteelt buiten de grenzen" in ons Groentje van November 1937 hebben mij tot nadenken gebracht over de vraag: waarom is ons bijenras tot heden zo onvatbaar voor de verschillende ziekten, welke in andere landen zoveel zorg baren; welk bijenras is nu gedegenereerd: het Hollandse of het buitenlandse?

Zoals de Heer Cancrinus opmerkte, is de korfbijenteelt nog net eender als in vroeger eeuwen, n.l. de zwermbijenteelt, dewelke een gevolg is van de herfstdracht. Deze bedrijfswijze hangt dus geheel samen met de streek; hierbij wordt de bouwdrift der bijen geheel benut, hetwelk anders niet zozeer het geval is. Onze korfteelt is hier voor de invoering der losse bouw steeds hetzelfde gebleven met dezelfde behandeling, zodat men veilig kan aannemen, dat de bijen meestal slechts 2 jaren op het oude werk zaten. In de landen, waar men de "Zeidel" teelt (honingsnijteelt) beoefende, was dit niet altijd het geval: In die streken imkerde men al eeuwen in voor ons ongekende voorwerpen, welke van allerlei grondstoffen gemaakt en op allerlei wijze opgesteld werden. Zij waren zo ingericht, dat (meestal) in het voorjaar een gedeelte van de honing werd uitgesneden. Men moest tot allerlei kunstgrepen zijn toevlucht nemen om het werk te verjongen, o.a. omkeren van kasten enz.
Omstreeks 1770 zegt de Oostenrijkse imker Janscha al bij de beschrijving van zijn bedrijfswijze:
"Ik krijg meer honing en was en vernieuw tegelijkertijd mijn oude stokken, zodat er geen volk meer dan twee jaar in zijn oud werk woont".

Door de vooruitgang in de techniek wordt aan het verjongen van het werk in de regel niet veel gedaan, want men neemt aan, dat dit geld kost. Hebben de bijen geen 10 k.g. suiker of honing nodig voor 1 k.g. was? Zo hoorde ik laatst van een vooruitstrevend imker, die raten van wel 10 jaren in zijn kasten had. In de laatste tijd duiken er telkens berichten op over zieke bijen in ons land. Zou de verkeerde toepassing van de losse bouw hieraan schuldig kunnen zijn?

Wanneer men in de tuin van de Bienenanstalt in Erlangen (Dr. Zander) een kast opent, dan valt het op, dat alle raampjes twee duidelijke getallen dragen: ten eerste het nummer van de kast (vrees voor onderlinge besmetting) en ten tweede het jaartal waarin het raam uitgebouw werd. De raten mogen hoogstens drie jaar oud worden.
M.i. moet elke imker er zich op toeleggen, om onze sedert eeuwen beproefde bedrijfswijze der korven op de kasten over te brengen: de bouwdrift der bijen benutten. Indien wij elk jaar zoveel raten opsmelten, dat wij in eigen behoefte inzake kunstraat kunnen voorzien, komen wij al een stap nader. Alleen dat wassmelten is een smerig gedoe en de moeite om één k.g. was bijeen te brengen doet vooral bij de kleine imkers een massa van dit kostbare goedje verloren gaan, hetgeen zeer te betreuren is. Een eenvoudige behandeling (die lang niet alle was uit de raten zal halen) zou zeker heel wat van het was, dat thans geheel verloren gaat, voor onze kunstraatfabricatie behouden.

JéKaVé.