Bijenteelt voor fruitkwekers.


AIs wij zo de resultaten der imkerij in de laatste jaren eens nagaan, dan zien we, dat er van rendabele bijenteelt geen sprake meer is. Ieder jaar horen we dat in alle toonaarden ook op de Algemene Vergadering. Alleen de grote liefde voor het vak en een grote dosis optimisme (telkens maar weer hopen op een goed honingjaar) heeft vele vakimkers nog imker doen blijven, zij het dan, dat zij hun stal de laatste jaren steeds hebben ingekrompen. Tal van stallen zijn geheel verdwenen. Ook de jongeren stelden geen belang meer in een vak, dat bijna regelmatig verliezen opleverde. De resten van het mooie imkersbedrijf vindt men daar in de vorm van ledige korven en ander materiaal, in een stoffige hoek op zolder.

Het verdwijnen van grote oppervlakten heide en van de boekweitteelt, het grote risico van het reizen naar andere drachtstreken, zoals naar de fruitstreken, het zijn de voornaamste oorzaken (naast de lage honingprijs) voor de grote achteruitgang der imkerij in de heidestreken. Langzamerhand zullen we een verplaatsing zien van de imkerij van de heidestreken naar de fruitstreken. Het indirecte nut, de bestuiving, zal steeds meer naar voren komen. Dat dit nog door de meeste imkers niet wordt ingezien, merkt men het best op de A.V., waar heel veel wordt gesproken over honingmerk, honingprijzen etc., maar het indirecte nut bijna onbesproken blijft.

Nu weet ik wel, dat een jaarlijkse oogst van ± 1.500.000 k.g. honing zeer zeker van betekenis is, maar als wij daar naast zetten het enorme voordeel, dat de bijen voor den fruit- en zaadteler opleveren, dan komt het indirecte nut zeer zeker op de eerste plaats.
De fruitkwekers-imkers vormen op de A.V. jammer genoeg nog slechts een zeer klein deel van het grote aantal afgevaardigden en belangstellenden. Dit nu moet spoedig anders worden. De steun van ervaren vakimkers in de fruitstreken (en die vinden we daar gelukkig nog verschillende) is daarbij onmisbaar. Toen wij enige jaren geleden het bijenhouden door de fruitkwekers gingen propageren door cursussen, lezingen, filmvertoningen etc., sympathiseerden de vakimkers in die streken er direct niet zo erg mee. Sommigen meenden, dat het voor hen helemaal de doodsteek betekende. In onze omgeving is het echter anders uitgekomen. De vakimker is daar geworden de vraagbaak en hulp in nood voor vele beginnelingen. Hij is de leverancier van korven en zwermen, verkoopt volken aan den kweker, die zelf bijen gaat houden en verhuurt zijn volken aan vele kwekers in de omgeving. Het spreekt vanzelf, dat de vakimkers dan weer gaan denken aan uitbreiding inplaats van inkrimping, zoals dat enige jaren reeds was gegaan. Dat is van grote betekenis voor een fruitstreek. De kweker heeft dan de gelegenheid vlak bij huis volken te kunnen huren en zij, die reeds bijen houden, maar nog weinig ervaring hebben, kunnen daar, als zij met de handen in het haar zitten, aankloppen om hulp en voorlichting. En die hulp wordt altijd spontaan verleend.

Maar "de liefde kan niet van een kant komen". De kweker, die bijen huurt, moet daarvoor een billijke prijs betalen. Een bedrag van f 1.50 à f 2.- per volk kan voor den imker betekenen: het blijven beoefenen van het vak. Op deze wijze kan de imkerij in de fruitstreken, als nevenbedrijf, mogelijk blijven bestaan en zelfs uitgebreid worden.

Als wij spreken van fruittelers-imkers, dan bedoelen wij daarmee toch eigenlijk nog twee groepen, n.l. diegenen, die de bijen alleen zien als bestuifsters en daarnaast de, veel grotere, groep kwekers-imkers, die graag wat meer kennis willen opdoen van het interessante leven van de bijen en ook wel wat honing willen oogsten (voor eigen gebruik). De laatste groep wil ook wel eens heide-honing proeven van eigen volk en als er in de afdeling door de imkers naar de heide wordt gereisd, willen zij het met enkele volken ook wel eens wagen. Ik wil dezen de raad geven, daarvoor krachtige volken te gebruiken met veel jonge bijen. In het Juli-nummer hebben zij in de rubriek: "Wat er in Juli op de bijenstand te doen is" kunnen lezen, hoe men daartoe moet handelen.
De volken, die thuis blijven, en dat is natuurlijk het grootste deel, worden in Augustus nagezien. Na de dracht, die in de fruitstreken ongeveer 20 Juli is geëindigd, althans zeker gedurende een maand, zijn de volken met wat suiker opgevoerd, om zo nog flink wat broed te krijgen. Wij gaan dan met sterke volken de winter in en hebben in het voorjaar veel vliegbijen voor de bestuiving.
A., J. H. R.