Met de jeugd bij de bijen.


Een van de wonderen in 't bijenleven is 't bouwen der raten. Hoe die diertjes met een nooit falende zekerheid de zeshoekige celletjes opbouwen met een regelmaat en nauwkeurigheid, die ieder verbaast, Als kinderen mij vragen: "Hebben de bijen die raten zelf gemaakt?" met de klemtoon kennelijk op het woordje zelf, dan hebben velen daar zeer zeker mee bedoeld: "Die raten hebben ze natuurlijk niet zelf gemaakt". Want als ik hun vertelde, dat de bijen zelf die raten bouwden, dan keken ze me ongelovig aan, en hoorde ik bijv.: "Je zou zeggen, hoe kunnen ze die maken". En wat is nu overtuigender dan de proef? Dus als ik de 2e groep van de klas tracteer op 't hierboven geschetste bezoek aan het bijenvolk, dan hang ik in 't broednest een raampje met een reep kunstraat, die ongeveer de bovenste helft van 't broedraam vult, en dus twee spandraden nodig heeft. Ik zou ook een smal reepje kunnen nemen, zoals U dat in de honingkamer gewend is te doen, als U raathoning wil oogsten, maar dan ondervind ik later te veel moeilijkheden met de raat. Als ik dan na verloop van een week de raat uit het volk neem, staan de kinderen verbaasd over het sierlijke bouwwerk, waaraan door de eigenaardige teer-gele kleur nog een bijzondere gratie verleend wordt. Dan plaats ik ook een tweede broedkamer onder het volken nu woont het dus op twee etage's.

Een volgend jaar behandel ik met de klas het zwermen. Niet elk jaar hebben we een zwerm. Bij een der volken kortwiek ik de koningin in die mate, dat ze naar mijn mening niet ver van de kast in een der struiken of bomen zal gaan zitten, en meestal gelukt me dit. Een heel enkele keer slechts zien we het uitzwermen. Maar alleen het hangen van de zwerm is ook al een bijzonder gezicht. Dat moeten alle klassen even zien. En het scheppen ook, als 't maar enigszins kan. Eer de klas de school verlaat, d.w.z. voor de kinderen de school doorlopen hebben, vertel ik hun het een en ander van het zwermen. Darren kennen ze wel, maar nu vertel ik ze, dat er kans bestaat op zwermen, als het volk darren heeft. 'k Ga met de groepen die kast nakijken, waarvan ik het zwermen verwachten kan. De stroken
darrenbroed, het aanzetten van princessewiegen, het vóórliggen (baardmaken), dat kunnen ze allemaal waarnemen. Ze vinden het nog al geen onderscheiding, als ik tegen een paar meisjes of jongens zeg in de pauze: "Ga eens kijken, of er ook meer bijen op de vliegplank zijn bij het volk, dat doppen heeft, dan bij de anderen!"
'k Weet natuurlijk vooruit bijna zeker, wat ze me zullen vertellen. En als naar mijn mening de dag van 't zwermen aangebroken is, dan laat ik om 't half uur, of vaker, even controleren. Dan zit er spanning in 't bijen- en kindervolk. Maar toch gebeurt het nog dikwijls, dat het uitzwermen ons ontkomt. Met die zomertijd gebeurt het nog al eens onder de middagpauze, en dan vinden we om half twee de tros.

Hoe is 't nu met de kast gesteld? Het vóórliggen, dat onze bijzondere belangstelling had, zien we niet meer. Bijen vliegen gewoon in en uit, net als bij de andere volken. Je zou zeggen, er vliegen er minder, en dat is te begrijpen. Eigenlijk moesten we nu met die zwerm een nieuwe kast bevolken.
Het is het natuurlijkste, en tot begrip van vermenigvuldiging, misschien mag ik wel zeggen van 't stichten van een nieuwe kolonie, van een onderwijskundig standpunt beschouwd, ook het meest wenselijke. Het gebeurt dan ook wel eens, maar de ruimte in de schooltuin is beperkt. En dus - haal ik de koningin uit de zwerm en dan weet ik daar gewoonlijk wel een liefhebber voor.

Als hare majesteit in 't kooitje gevangen zit, steek ik dat in mijn zak, en stort het volk uit de kieps op een flink beschaduwde plek uit. Dat vinden de kinderen een machtig gezicht. Zo'n tros bijen maakte al een sterke indruk, maar nu ze die grote, zich steeds maar uitbreidende, donker-krioelende massa zien, worden die ontelbare insecten er duizenden en nog eens duizenden. Naar alle kanten breidt de wriemelende massa zich uit.
Ik neem het kooitje met de koningin en leg haar tussen haar volk. De schare kinderen staat rondom de zwerm op enige afstand. En - ze zien, hoe het hele volk weer tezamen loopt om zijn koningin. Hebben ze zich weer verzameld, dan neem ik het kooitje er weer uit en 'k plaats het op een andere stee en - het volk gaat weer zoekend uiteen, totdat enige bijen de lucht van heur koningin hebben, en - er is weer eenheid in 't volk, en beslist trekken allen op naar haar koningin. Ik neem het kooitje in de hand. Het hele volk hangt weldra aan mijn hand en benedenarm. Wat een innig contact bestaat er tussen de koningin en haar volk, dat met haar uitvloog.
De kinderen vinden het iets heel buitengewoons.

Ik steek het moerhuisje in mijn vestzak, knoop voor alle zekerheid mijn jas dicht, het volk stoot ik weer op de grond. En wat constateren we nu? Al gauw komt er een zoeken in allerlei richtingen, een gekrioel en gescharrel door elkaar, als weten de beestjes niet, waar ze 't zoeken moeten, als zijn ze de kluts kwijt. "Ze zijn in de war". Ze beginnen op te vliegen, cirkelen wat rond, en als je goed oplet, zie je ze wegvliegen, en werkelijk... langzamerhand vermindert de zwerm. Wat over de zwerm uitgestrooid meel helpt ons verder ook, want op de vliegplank en tegen de kast van ons afgezwermde volk zien we de bepoeierde bijen. Zoeken ze daar misschien hun verloren koningin?
Maar daar vinden ze prinsessen die nog niet eens geboren zijn. Maar de bijen zijn tevreden en rustig, ze weten, dat ze weldra een nieuwe moeder zullen hebben. Doch wij moeten oppassen. Want als de eerste prinses is geboren, moeten de andere uitgebroken worden. Ik behoef ze niet te doden. Elk wil graag een dop met een jonge prinses of met een larve mee naar huis nemen.

Als we ons na een week of drie overtuigen, of de jonge koningin al eitjes heeft, zien de kinderen meteen, dat er geen broed meer aanwezig is. Een week geleden zagen ze alleen gedekseld broed. Daaruit zouden de laatste kindertjes van de vertrokken moeder geboren worden. De nieuwe moeder begint de eitjes te leggen, als er geen broed meer aanwezig is van de vorige koningin, van haar moeder.
(Wordt vervolgd)