Wat is er in September op de bijenstand te doen?


Wanneer omstreeks 10 September de bijen van de heide terugkomen, breekt voor den imker weer een drukke tijd aan. Goed verzegelde ramen raathoning hangt ge in honigkamers, die ge op een droge koele plaats op elkaar zet en van boven goed afgedekt, totdat ze als volle ramen worden verkocht of wel uitgesneden en in blikken of cartonnen doosjes worden verpakt. De minder goed verzegelde wordt zo spoedig mogelijk verwerkt, terwijl de ramen met lege stukken raat worden opgeborgen tot een volgend jaar.
Tussen het ontzegelen en het slingeren moet nu nog een bewerking worden uitgevoerd, namelijk het losmaken, het meer in vloeibare toestand brengen van de taaie, gelatine-achtig heidehonig met Kolbtoestel of Ericaborstel. Mij persoonlijk bevalt het Handkolbtoestel beter dan de Ericaborstel, daar met deze laatste m.i. de raten meer beschadigd worden dan met het stabielere handkolbtoestel.

Om goede resultaten te verkrijgen is het nodig vooral aan de volgende punten de nodige aandacht te besteden.
1. Het kolben, slingeren en zeven moet geschieden in een goedverwarmd vertrek (75°-80° F.), terwijl het de voorkeur verdient de ramen direct uit de kasten (dus nog warm) te bewerken. Is dit niet mogelijk, dan moeten ze eerst worden voorgewarmd. Hierbij moet men echter niet overdrijven, daar bij te hoge temperatuur de was zijn weerstandsvermogen verliest en vele raten bij het slingeren zullen breken. De temperatuur van het bijenvolk (30° à 35° C.) is de meest geschikte.
2. Plaats het Kolbtoestel voor het gebruik en tussen de bewerking van twee ramen in een bakje met kokend water, dat op een gas- of petroleumstel geplaatst is, zodat het flink warm wordt. Voor ge nu met het kolben begint, stoot ge het toestel eerst flink af, zodat er geen water aan blijft hangen, dat ge gedurende de bewerking in de honig zoudt brengen.
3. Beweeg het kolbtoestel rechtstandig op en neer, enigszins in de scheve richting van de cellen. Leg het te kolben raam op een leeg donkerbruin gekleurd, dus oud broedraam; deze onderlaag is enigszins veerkrachtig en toch voldoende stevig. Zorg, dat ge ieder plekje van de raat bewerkt; indien nodig, kunt ge de bewerking herhalen.
4. Draai bij het slingeren, wanneer de raat nog vol is, niet te snel. Slinger de eerste zijde van het raam aanvankelijk slechts v o o r de helft leeg, draai het raam om, slinger de tweede zijde geheel leeg, draai het raam weer om, en slinger nu de eerste zijde geheel leeg.
Het slingeren moet langer worden voortgezet dan bij zomerhonig, terwijl, wanneer het raam bijna leeg is, met een zo groot mogelijke snelheid moet worden gedraaid.

Dikwijls ontstaat bij ramen uit de broedkamer een min of meer ernstige scheur juist bij de grens van het donkergekleurde middengedeelte (broednest) en de honinggordel aan de bovenzijde, dus 3 à 4 cm. vanaf de bovenlat. Meestal is dit niet erg en kunnen we met de hand de beide delen weer in één vlak drukken, terwijl de bijen dan wel zorgen, dat een en ander onberispelijk gerepareerd wordt.
Zijn de beschadigingen van ernstige aard, zodat er gaten in de ramen ontstaan, dan moet men trachten hierin verbetering te krijgen door niet beide zijden tegelijkertijd te ontzegelen, doch eerst een zijde en daarna de andere. Gedurende het slingeren geven dan de zegels aan de binnenzijde van het raam een belangrijke versterking. Ook moet men er speciaal op letten, dat de gazen wanden van de kooi in de slinger goed vlak zijn en niet naar buiten doorbuigen, zoals dit bij oudere slingers maar al te vaak voorkomt. Dikwijls is hierin verbetering te brengen door een stevig ijzerdraad strak om de kooi te spannen of door een koperslager dwarsverbindingen tussen de hoeken op de buitenzijde van het gaas te laten aanbrengen.

Het zeven van heidehoning geschiedt het beste door kaasdoek (verkrijgbaar bij Afdeling Handel te Wageningen). Men legt daartoe een stuk kaasdoek over een keulse pot of bus, zodanig, dat een zak wordt gevormd van 10 cm. diepte. Daarna bindt men een touw flink stevig om de doek en pot of bus. Hoe wijder deze pot of bus is, hoe groter onze zeef wordt. Het is nodig zo nu en dan eens in de honig op de zeef te roeren, echter niet te snel en zó, dat de lepel niet boven het vloeistofoppervlak uitkomt, daar hierdoor lucht in de honig gebracht wordt en door deze lucht de heldere kleur verloren gaat.

Na deze uiteenzetting over de behandeling van de honig wil ik U aanraden de heidehonig zoveel mogelijk uit de broedkamer te verwijderen, dus in de eerste plaats de honig uit de buitenste ramen, terwijl ook ramen met veel honig en weinig gesloten broed zonder bezwaar kunnen worden geslingerd. In geen geval echter mogen ramen met open broed worden geslingerd. Deze verwijdering van de heidehonig geeft den imker twee voordelen; behalve de honig, die hij op deze manier oogst is het voor de bijen gunstiger met suiker als wintervoer te overwinteren, daar deze minder onverteerbare resten bevat dan heidehonig, waardoor bij overwintering met deze laatste in ongunstige winters, dus wanneer de bijen niet veel kunnen uitvliegen, nogal eens roer optreedt.

Zodra de honig van de kasten is verwijderd beginnen we de bijen te voeren en wel aanvankelijk met kleine hoeveelheden niet te dikke suikeroplossing, zo mogelijk met wat voerhonig vermengd. Indien de weersomstandigheden dit toelaten zetten we dit circa 14 dagen voort, terwijl we de broedkamer goed warm afdekken, zodat zo weinig mogelijk warmte verloren gaat. Bovendien is het zeer aan te bevelen, de kasten te versterken met afgesalpeterde bijen, die een korfimker, vooral wanneer we het salpeteren (en daarna het zwavelen) zelf voor hem verrichten, ons meestal gaarne zal afstaan. Op deze wijze bevorderen we de broedaanzet, zodat we met vele jonge bijen de winter ingaan, waardoor we in het voorjaar levenskrachtige en zich snel ontwikkelende volken kunnen verwachten.

Zodra het weer omslaat en een uitgesproken herfstachtig karakter gaat vertonen, geven we de volken zo groot mogelijke porties lauwwarm wintervoedsel. Een zeer goede verhouding is 1½ à 2 Kilo suiker op 1 Liter water.
E., L.