Het opzetten van naakte volken.


Ik ben nog geen Imker, doch doe m'n best het te worden! Een drietal jaren achtereen betrok ik afgesalpeterde volken, ultimo Sept. en begin Oct. plaatste ik ze zowel in korven als kasten, en volgde, onder leiding van een ervaren collega, diens raad stiptelijk op.
Telkenmale constateerden wij dat de moer óf in 't geheel geen óf zeer weinig eitjes afzette, want er kwam géén of weinig broed, en als gevolg daarvan ging het ganse volk in de winter teloor! Dit euvel heeft zich drie jaren achtereen te onzent herhaald. Inplaats dus, dat in 't voorjaar de opgezette volken zich ontwikkelden, waren allen te voren reeds zo dood als een pier! Edoch, ik dacht: Nil desperandum! En, al doende zal het wel leren.

Voormelde débacles aan een collega, die meer dan dertig jaren imker is, verteld, was zijn conclusie èn advies:
"Dat afsterven is logisch, want de oudjes gaan heen, en als er geen broed is ontstaan, gaat het volk gedurende de winter ter ziele, omdat er geen nageslacht is gekweekt; iets wat door naakte volken moet geschieden tot het instandhouden daarvan.
Neem eens geen afgesalpeterde, doch afgejaagde naakte volken, en probeer met gelijke voedering en verdere behandeling hetzelfde, en wacht dan het resultaat af".

Deze raad is stiptelijk opgevolgd. En thans? Wij schrijven nu 20-11-1937.
Op Zaterdag 18 Sept. 1937 haalden wij vier naakte volken, afgejaagde. Deze opgezet in twee kasten en twee korven; de laatste met slechts enkele reepjes kunstraat, zéér klein. Verder was in de korven niets. Die in de kasten kregen een vier à vijftal uitgebouwde ramen mede. Het voederen in de kasten geschiedde op het midden van een z.g.n. separator vanuit een omgekeerd jampotje met gaatjes in het deksel; de korven werden voorzien van een deksel van een honingbus, rietjes er in, en alzo telkens ondergeschoven. Het voeder werd door alle volken gretig opgenomen; het was dikke stroop van suiker.
Op 22 Sept. nieuwsgierig, zag ik in beide kasten reeds witte puntjes in de cellen; op 30 Sept. alreeds dikke larven, terwijl het volkje in beide korven verbazend ijverig was met de bouw, doch broed kon ik alsnog niet waarnemen. Op 10 Oct., mijn nieuwsgierigheid niet meer kunnende bedwingen, constateerde ik bij alle vier volken een massa verzegeld broed! En op 20 Oct. zag ik vele jonge bijtjes! Eureka! En wat een vreugde!!
Het voeder was geregeld opgenomen, per dag circa een pondsjampotje half vol voor elk der vier.
Toen ik de korven eens van de plank tilde - 1-11-1937 - wogen deze ruim twintig pond!! En sedert dien werd het voeder niet meer zo gretig opgenomen, en aldus ook niet meer verstrekt na 10-11-1937; zij hadden blijkbaar voldoende voor alles. Intussen waren de korven tot op méér dan de helft - 16 boogs - dicht volgebouwd. In de kasten ging ook alles naar wens, en, boven verwachting.
Nog zij vermeld, dat tot tweemaal aan elke kast telkens twee ramen met gedeeltelijk broed èn honing uit andere volken werden toegevoegd, waarbij geen stagnatie werd ondervonden; dit als proef om de, naar mijn mening, zwakke volken in de kasten te versterken.
Summa summarum.

Onze conclusie is thans, dat afgezwavelde (bedoeld worden "afgesalpeterde" Red.) volken, en aldus óók de moer, door die maatregel véél te suf worden, en alzo zich ná het opzetten op verre na niet zo vlug aan de arbeid zetten als afgejaagde volken, zodat, wanneer de temperatuur als gelijk in Oct. 1936 vooral, geen of al zeer weinig broed wordt afgezet. Ook het voeder werd in de drie vermelde jaren verre van gretig opgenomen, iets wat thans juist andersom is bij alle vier.

Het is mijn vaste bedoeling om deze vier volken de ganse winter nauwkeurig te controleren, en zal het resultaat van een en ander in het voorjaar t.z.t. worden kenbaar gemaakt, doch ik ben van mening, dat afgejaagde volken voor het opzetten veel beter zijn dan afgezwavelde (gesalpeterde. Red.) Laat een ander nu óók zijn mening, c.q. ervaring, eens voor het voetlicht brengen.
AMERSFOORT.
P. VAN HEMMEN.

Naschrift Red. En om aan dit verzoek dan maar dadelijk te voldoen kunnen wij mededelen, dat afgejaagde volken steeds beter zijn dan afgesalpeterde, doch indien dit laatste volgens de regelen der kunst (niet onder de doek, doch door het vlieggat en niet te laat in de tijd) geschiedt, ook de gesalpeterde volken voor de overwintering kunnen medetellen.
Als men de oude bijen tevoren niet laat afvliegen, blijven ze zowel van de afgejaagde als afgesalpeterde volken deel uitmaken.
RED.