Raad voor beginners.


De vorige maand schreef ik over bijenwoningen en in aansluiting hierop wil ik thans iets mededelen over de opstelling en plaatsing van bijenvolken.
Simplexkasten (en vooral W.B.C.-kasten met het naar alle zijden overstekende dak en luifel boven het vlieggat) kunnen eenvoudig zonder enige beschutting buiten in tuin of boomgaard worden geplaatst. Aan de bijen zal dit geen schade doen, wel vereisen de kasten dan vrij veel onderhoud en zullen ze spoediger versleten zijn. Ze worden daarom dan ook meestal in een stal geplaatst, waarvan ik duidelijkheidshalve hiernaast twee schetsen geef, welke dwarsdoorsneden voorstellen.


Het minst kostbaar is een stal volgens fig. 1. Deze bestaat slechts uit een dak, een achterwand en aan de einden twee zijwandjes. Het dak is aan de voorzijde met scharnieren bevestigd, zodat het kan wor den opgeklapt (wanneer de stal lang is bij gedeelten). Het is nodig de constructie zodanig te maken, dat ook de achterwand kan worden neergeklapt of op andere wijze (door schuiven b.v.) kan worden verwijderd. De vrije ruimte onder het dak moet zo groot zijn, dat er een Simplexkast met twee broedkamers, één honingkamer en separator onder kan staan.































Gemakkelijker wat de behandeling der volken betreft doch ook kostbaarder is de stal volgens fig. 2. Omdat men meermalen stallen aantreft, waarvan de eigenaar later moet zeggen: Wanneer ik het van te voren beter geweten had, zou ik dat zus of zo hebben gemaakt!, meen ik, dat het van belang geacht kan worden op enkele dingen vooral de maten betreffende, te wijzen.

In de eerste plaats de ruimte achter de volken. De vrije hoogte moet niet minder dan ca. 2 meter bedragen. Het is namelijk zeer lastig bij het behandelen der volken steeds gebukt of met gebogen hoofd te moeten staan. Ook de ruimte vanaf de achterzijde der kasten tot de achterwand van de stal moet niet te klein zijn, doelmatig is een ruimte van 1.20 meter tot 1.30 meter. Men moet hier iets kunnen neerzetten, b.v. een binnenbak met ramen of een korf, zonder dat daardoor de doorgang versperd is. Tegen deze achterwand kan dan tevens een eenvoudige kast of kist geplaatst worden, voor het opbergen der uitgebouwde ramen, de bovenzijde van deze kist kan gebruikt worden als werktafel (hoogte circa 1 meter), vooral wanneer men de voorzijde gedeeltelijk opklapbaar maakt, zodat deze bij het bovenvlak van de kist aansluit en kan worden vastgezet.

De ruimte onder de ondersteuningsregels van de verdieping moet niet te klein zijn, zodat hier ook gesepareerde volken kunnen staan, dus kasten met twee broedkamers, één honingkamer en een separator (zie de stippellijnen in de figuur.
Op de verdieping kunnen enkele korven, reservevolkjes en koninginnekastjes geplaatst worden.

De bovenkant van de regels, waarop de kasten staan, moet 15 à 20 c.m. boven de vloer liggen, terwijl het aanbeveling verdient een lange vliegplank voor de vlieggaten te plaatsen. Vooral 's zomers bij zware dracht ziet men namelijk vele bijen niet op de vliegplank van de kast, doch op enige afstand ervoor neerkomen. Deze bijen komen dan dikwijls onder de kasten terecht.

Voor de dakbedekking neemt men het beste asbest golfplaten, deze zijn gemakkelijk aan te brengen, ze zijn duurzaam en vereisen geen onderhoud.
Aan de voorzijde van het dak wordt een flinke luifel eveneens van asbest golfplaten aangebracht. Als vloer is natuurlijk het mooist een betonvloer, die men naar alle zijden 10 c.m. groter maakt dan de stal en ook 5 c.m. hoger legt dan de omgeving, het houtwerk komt dan niet met de vochtige aarde in aanraking. Hun, die dit te duur wordt, raad ik aan een laag kolensintels aan te brengen en deze flink vast te stampen.

Bij de plaatsing van bijenkasten moet steeds gezorgd worden, dat het vlak, waarop de kast rust, zuiver waterpas is. De bijen bouwen namelijk hun raten steeds zuiver verticaal, staan de kasten niet horizontaal, dan komen de raten scheef in de raampjes te zitten. Vooral bij kasten, welke niet in een stal staan, wordt hiertegen dikwijls gezondigd.

Wat de opstelling van de bijen ten opzichte van de windstreken betreft, is een stand met het vliegfront op het Zuidoosten het gunstigst. Dit wil echter niet zeggen, dat een stand met het vliegfront op één der andere windstreken niet zou kunnen gedijen; deze andere hebben echter bezwaren, die het Zuidoosten niet heeft. Op het Noorden en het Oosten is het in de winter koud met geen of weinig zon, zodat de bijen dus weinig vliegen. Bij een ongunstige winter en minder geschikt wintervoer is daardoor de kans op roer groter. Op de Westkant kan men in voor- en najaar veel last hebben van de regen, terwijl de volken het op de Zuidkant in de zomer dikwijls te warm krijgen, waardoor baardvorming en soms ook overmatig zwermen kunnen worden veroorzaakt.
Wanneer de bijen zodanig geplaatst moeten worden, dat in de zomer mensen voor het vliegfront moeten werken of lopen (tuingrond, pad of weg) waardoor overlast zou kunnen ontstaan, dan kan men zich helpen door dichte struiken met een hoogte van 2 à 2.50 meter op korte afstand ervoor te plaatsen. De vliegbaan der bijen wordt dan als het ware opgebogen en de naaste omgeving van de stal is vrij van bijen.
E., L.