Uit de Jaagkieps.


In mijn vorig artikel werd de oorzaak van het aanvallen der zwarte bijen door de Italiaanse gezocht in het verschil in kleur of in het voortbrengen van een andere geur tijdens het vliegen. De Heer Ph.J. Baldensperger uit Nice behandelt in de (Franse) Bulletin de la Société d' Apiculture des Alpes-Maritimes van Dec. j.l. een artikel over de Egyptische bij en hieruit het volgende "...de Egyptische bij met haar gekleurde ringen, dichtere beharing en het geluid van haar vlucht, die door de slankere vorm van haar vleugels bijna hemelse tonen voortbrengt in vergelijking met de diepere der Inheemse bijen".
Dit kan ook wel er toe leiden, dat de bijen verschil in het ras bespeuren.

Genoemde schrijver, die in Palestina, Egypte en omgeving de bijenteelt bestudeerd heeft, geeft in de Zwitserse Bienenzeitung nog een oordeel over "Groter cellen": de Palestina-bij is kleiner dan de onze (930-950 cellen per d.m.2). Een broeder van den schrijver imkert reeds een jaar of 50 met deze bijen en maakt gebruik van een Amerikaanse gietvorm, dus met grotere cellen. Deze verkoopt ook de kunstraat aan de Arabieren, maar de bijen moeten nog steeds niet groter zijn geworden.

We zullen ons uitstapje nog een beetje meer Oostwaarts maken en wel naar Engels-Indië. In de (Engelse) Bee World komt een aardig artikel voor over de daar voorkomende bijen. De Apis Indica (Indische Bij) is kleiner dan de onze en geeft niet veel honing, gemiddeld 6 tot 7 pond. In sommige streken is deze soort tot huisdier gemaakt en wordt dan gehouden in holle houtblokken of in daartoe gemaakte uithollingen in de muren der huizen. De in de Indische Bazars verkrijgbare honing is echter afkomstig van de Apis Dorsata (Berg-Reuzen, ook wel Woestebij). De werksters zijn zo groot als Italiaanse moeren en de cellen verhouden zich tot die van onze bijen als 4 tot 5. Zij maken maar één raat, maar deze bevat soms 40 tot 120 pond honing en wordt op zeer moeilijk te bereiken plaatsen gebouwd. Daar deze bijen zeer steeklustig zijn, weet men nog weinig van haar gewoonten. De steken moeten zeer gevaarlijk zijn en verschillende gevallen van dodelijke afloop bij mensen en grote dieren (zoals olifanten) zijn bekend. Deze bijen achtervolgen haar slachtoffers mijlen ver en een onderdompeling in water heeft niet veel succes, daar de bijen wachten tot dat het slachtoffer weer boven komt. Toch weten de inlanders de honing uit de nesten te halen. Zij worden daartoe met lange touwen langs de rotsen neergelaten tot op de hoogte van het nest, gehuld in een deken en voorzien van een brandende lap, mand en een houten mes. Door slingeren weten zij het vlieggat te bereiken, waarin zij met rook de bijen trachten te verjagen. Lukt dit, dan wordt vlug een stuk van de raat afgesneden en in de mand gedaan. Het is een uiterst gevaarlijk baantje, want als de bijen aanvallen, dan brengt de jager het er niet levend af, verder het gevaar van het hangen aan een touw honderd voet boven de grond.

Op onze terugreis nog even bij onze oostelijke buren.
De president van de Rijksbond van Duitse klein-veetelers, waartoe ook de imkers behoren, zeide op een tentoonstelling te Essen in December 1936 o.m. In 1936 was het aantal bijenvolken met meer dan 200.000 toegenomen. Van de imkers werd verwacht, dat zij in de komende vier jaren jaarlijks 170.000 meer zouden gaan houden, hetgeen op rond 700.000 zou komen. Hierna zou Duitsland in staat zijn, het zonder buitenlandse honing te kunnen stellen. De gemiddelde opbrengst per volk moest opgevoerd worden tot 121 k.g. Hij beloofde de proefnemingen om de bijen en de rode klaver bij elkander te brengen met bijzondere, ook financiële, steun te zullen helpen. Om tot het gestelde doel te komen werden 5 richtlijnen uitgeschreven, t.w.
I. Bouw en uitbreiding van bevruchtingsstations.
II. Algemene bevordering der bijenteelt.
III. Uitbreiding der bijenweide.
IV. Bevordering der bedrijfswijze in de bijenteelt.
V. Bestrijding der bijenziekten en schadebrengende dieren.
Tot slot enige getallen: In 1936 vermeerderde het aantal volken met 363.093, d.i. 17%, hiervan in losse bouw 332.000. In totaal telde men in December 2.492.500 bijenvolken, waarvan 888.700 in vaste bouw, d.i. 36% (ons land is dus niet het enige, waar de ouderwetse korfbijenteelt nog beoefend wordt). Bij de uitbreiding telt men echter één korf tegen tien kasten, de leveranciers van bijenkasten zullen wel goede zaken maken.
De gegevens van het voorgaande zijn overgenomen uit: Der Niedersächsische Imker.
Jékavé.