Raad voor Beginners.


Wanneer we de bijenteelt van voor 50 jaar vergelijken met dievan thans vinden we tal van punten van verschil, waarvoormeerdere omstandigheden als oorzaak kunnen worden aangewezen. De grootste verandering is wel veroorzaakt door de invoering van de losse bouw. De korfteelt was en is nog steeds gebonden aan een bepaalde bedrijfswijze, die in het kort hierop neerkomt, dat in de zomer het aantal overwinterde volken wordt uitgebreid, waarna dit grotere aantal volken naar de heide gaat om honing te produceren. Na de heidedracht, ongeveer midden September, wordt dan een deel der volken afgezwaveld (nu meestal afgesalpeterd) en uitgebroken om honing en was te kunnen oogsten.
De rest van de volken wordt ingewinterd om in het volgend jaar weer zwermen voor de uitbreiding te leveren.

De invoering van de losse bouw opende echter nieuwe mogelijkheden en wel in de eerste plaats de mogelijkheid om ook na de zomerdracht, dus in juli, de door de bijen geproduceerde honing te kunnen oogsten zonder dat de bijen daarvan schade ondervonden. Het is dan echter nodig gedurende de zomerdracht in juni en juli de beschikking te hebben over uiterst sterke volken met zoveel mogelijk vliegbijen en het spreekt wel vanzelf, dat dit niet te bereiken is met een bedrijfswijze, waarbij eind Mei of begin Juni zwermen van de wintervolken worden aangenomen en opgezet als nieuwe zelfstandige volken.
De kastimkers, die van de zomerdracht wilden profiteren, zagen dan ook al spoedig in, dat zij andere bedrijfswijzen moesten toepassen dan de korfimkers tot dusverre hadden gedaan. Het principe van deze bedrijfswijze luidt, zoals uit het bovenstaande wel reeds duidelijk zal zijn: Verzwak Uw volken niet door zwermen aan te nemen, maar laat ze ongedeeld de zomerdracht bevliegen!
Sommigen trachten dit doel te bereiken door alles in het werk te stellen om het zwermen geheel te verhinderen, anderen daarentegen laten de volken wel zwermen, doch geven, na de oude koningin uit de zwerm verwijderd te hebben, de bijen aan het volk terug en laten door het volk zelf een jonge koningin fokken.
De eerste methode geeft vooral door minder gunstige weersomstandigheden nogal eens verrassingen, zodat daarom de tweede methode voor den beginner de beste is.

Het p r i n c i p e van deze methode kan men zich het eenvoudigst als volgt voorstellen: Na het scheppen van de voorzwerm wordt de oude koningin uit deze voorzwerm verwijderd en worden de bijen aan het volk teruggegeven. Na verloop van circa negen dagen (in het algemeen, soms meer, soms minder) zal het volk een nazwerm geven, deze wordt eveneens geschept en op een koele plaats weggezet tot 's avonds. Dan worden alle nog in het volk aanwezige koninginnecellen weggebroken en de nazwerm, waarbij zich een jonge koningin (meestal meerdere jonge koniginnen) bevindt, aan het volk teruggegeven. We hebben op deze manier een sterk volk gekregen met een jonge koningin en er is slechts een zeer geringe kans, dat dit volk hetzelfde seizoen nog weer zwermplannen zal tonen.

De w ij z e v a n u i t v o e r i n g van deze bedrijfswijze kan nog enigszins vereenvoudigd worden. Zoals zojuist is aangegeven moeten namelijk zowel de voorzwerm als de nazwerm worden geschept. Dit veroorzaakt werk en bovendien bestaat het risico, dat het afkomen van de zwermen niet wordt opgemerkt en deze dus verloren gaan. Vooral voor hen, die door hun werkzaamheden overdag niet op de bijenstal aanwezig kunnen zijn is dit risico groot.
Deze moeilijkheden kunnen worden ondervangen door als volgt te werk te gaan.
Zo vroeg mogelijk in het voorjaar wordt de oude koningin geknipt, het beste door aan één zijde beide vleugels weg te knippen. Bij het afkomen van de voorzwerm loopt ze dan de kast uit, doch kan zich,
daar ze niet kan vliegen, niet bij de zwermtros voegen. Meestal loopt ze nog enkele meters van de kast weg, waar we ze soms met een handjevol bijen als klein zwermpje kunnen vinden, gewoonlijk echter gaat ze verloren. De bijen van de voorzwerm vliegen nu uit eigen beweging op de kast terug en zonder werkzaamheden is dus bereikt, dat de oude koningin uit het volk verdwenen is.
Gewoonlijk na circa 6 dagen, soms echter ook reeds vroeger, namelijk wanneer de voorzwerm door slecht weer niet op tijd kon afkomen, zal er uit de aanwezige moercellen een jonge koningin uitlopen, die
haar aanwezigheid verraadt door het welbekende "roepen" of "tuten".
Wanneer dus van één of meer van onze volken de voorzwerm is afgekomen en teruggevlogen of wanneer we dit kunnen vermoeden, gaan we voortaan elke avond aan alle volken luisteren om dit tuten te constateren. Uit volken, waarin een tutende koningin aanwezig is, worden nog dezelfde avond alle koninginnecellen weggebroken. Hierdoor wordt het afkomen van de nazwerm verhinderd, zodat we ook die nazwerm dus niet behoeven te scheppen.
Om zeker te zijn, dat geen koninginnecellen over het hoofd worden gezien, waardoor de gehele opzet zou mislukken, moeten de bijen vóór het nazien van de ramen worden geschud. Indien bij het wegbreken van de moercellen nog meerdere koninginnen uitlopen kunnen we deze eenvoudig tussen de bijen laten lopen; in de komende nacht steken de jonge koninginnen elkaar af, totdat er nog slechts één overgebleven is.

Zij, die bovenstaande methode toepassen en zowel van de zomerdracht als van de heidedracht willen profiteren moeten zorgen, dat de voorzwerm omstreeks 1 Juni afkomt. Voor de zomerdracht krijgen zij dan voldoende bijen uit de eitjes van de oude koningin en voor de heidedracht krijgen zij voldoende bijen uit de eitjes van de jonge koningin.

In sommige delen van ons land (Veluwe, en enkele delen van Drente, Overijssel en Brabant) is geen of slechts een zeer matige zomerdracht, zodat het daar niet mogelijk is in juli te slingeren. De aldaar wonende imkers doen daarom beter zich meer aan de bedrijfsmethode der korfimkers te houden en in de zomer het aantal volken door het aannemen van zwermen uit te breiden. Wanneer men daar met de voorzwerm een nieuwe woning bevolkt en het nazwermen verhindert, kunnen èn voorzwerm èn moedervolk het bij goede verzorging (zo nodig voeren) tegen de heidedracht tot flink ontwikkelde volken brengen.
In die streken ziet men soms ook 7- of 8-raams Simplexkasten, waarover de gebruikers meestal vol lof zijn, en die voor dergelijke streken ook wel doelmatig zijn.

Voor streken met een behoorlijke zomerdracht verdient echter de 10-raams Simplexkast steeds de voorkeur.

Wat is er in de maand Mei te doen?

Zet het in April begonnen drijfvoeren voort, vooral na afloop van de bloei van het fruit en de paardebloem. In de meeste streken van ons land volgt dan een drachtloze periode.
Zorg dat de volken in Mei de gelegenheid krijgen om bijen te fokken, het broednest moet groter worden, hang een leeg raam van de zijkant van de kast midden in het broednest en herhaal dit na een paar dagen, wanneer het ingehangen raam goed belegd wordt. (Hang geen ramen met broed naar de buitenkant van de kast, maar maak voor het in te hangen raam ruimte door de andere ramen naar buiten te schuiven.)

Reis indien de mogelijkheid zich daartoe voordoet naar het koolzaad (dit jaar moeilijk, omdat vrijwel alle koolzaadvelden bevroren zijn).

In de tweede helft der maand kunnen de korfvolken zwermrijp worden, zorg dat nieuwe woningen klaar staan om de zwermen onder te brengen.

Beginners, die hun stal willen uitbreiden kunnen aan het einde der maand kunstzwermen maken.
Verwijder ramen met oude raat of zulke met veel darrenraat uit de volken en geef ramen met volle vellen kunstraat ervoor in de plaats. Zorg, dat deze ramen op doelmatige wijze van draden zijn voorzien.
Omstreeks 20 tot 25 Mei kunnen volken, die de broedkamer geheel gevuld hebben, worden omgehangen, ook de afzak omhangmethode kan worden toegepast. Geef volken, bij welke ge het zwermen geheel wilt verhinderen, ruimte, voordat ze zwermneigingen tonen.

E., L.