Het suikergehalte van het bloed.



Al is het reeds lang bekend, dat de bijen een snel kloppend harten bloed bezitten, dat alle inwendige weefsels omspoelt, zullenvele imkers zeggen daar heb ik nimmer van gehoord 1), omdat het bloed ongekleurd is (het aantal rode bloedlichaampjes is gering) valt het niet op. Behalve het ruggebloedvat met het hart zijner geen bloedvaten.

Het bloed van de bijen bevat water, eiwit, vet, suiker en minerale stoffen. Reeds lang was ook bekend dat de suiker van het menselijk lichaam de krachtbron was voor de bewegingen,zoals de benzine dit voor een auto is. Voor den mens is het normalelaagste en hoogste suikergehalte van het bloed bekend. Na een maaltijd gaat de opgenomen suiker in het bloed over en wordt in reservegevoerd naar de lever. Bij de arbeid wordt de nodige suiker door de lever afgestaan en verbruikt door de verbinding met zuurstof der lucht, feitelijk een verbrandingsproces, waardoor warmte en water ontstaat. Iedereen weet, dat hij door hard te gaan lopen warm wordt en gaat zweten. Het bloed van den mens bevat normaal 0.1% suiker.
Het vliegen der bijen is ook een arbeid, waarbij de spieren, die devleugels bewegen, zich samentrekken en ontspannen. De krachtbron, die hiervoor nodig is, komt van de suiker in het bijenlichaam aanwezig. De bij heeft geen lever, zodat er geen reserve aan suiker is in haar lichaam.

Prof. Ruth Beutler te München heeft hierover onderzoekingen verricht. Een capillair buisje werd tussen de ringen van het achterlijf der bij gestoken en daarmee bloed opgezogen. Door dit bij meerdere bijen te doen kreeg zij genoeg bloed voor een onderzoek. Het gemiddelde gehalte van suiker in het bloed der bijen is 2%. De vraag was of uitwendige omstandigheden invloed hebben op het suikergehalte van het bloed. Een gelijk aantal bijen werd ieder in een broedstoof gebracht, de ene partij kreeg veel honing, de andere partij moest honger lijden. Na gelijke tijd werd van beide partijen het bloed onderzocht. De bijen die gevoed waren hadden 2% suiker, in het bloed van de bijen die honger hadden geleden was alle suiker uit het bloed verdwenen. De bijen hebben geen reserve aan suiker in het lichaam, zoals de mens en alle zoogdieren, en zijn blijkbaar niet in staat het organisch eiwit in suiker om te zetten.

Worden bijen gevoed met een slappe- of sterke suikeroplossing, dan wordt in beide gevallen steeds 2% suiker in het bloed gevonden. Al missen de bijen een lever, toch moeten zij in staat zijn het suikergehalte te regelen. De nektar, het hoofdvoedsel der bijen, heeft een hoog % suiker! Heeft een bij een sterke suikeroplossing opgenomen en wordt dan onmiddellijk na de opname de inhoud der honingmaag onderzocht, dan blijkt die oplossing reeds sterk verdund te zijn en geschikt gemaakt om in het bloed te worden opgenomen. De honingmaag moet dus een regulerende invloed hebben. Voor den imker is het van praktisch belang de invloed van het suikergehalte van het bloed te weten. De normale vliegkring wordt hierdoor bepaald.

Een bij met een lege honingmaag weegt 70 mgr., met gevulde honingmaag 90 tot 142 mgr. Nu is het suikergehalte van de drachtbijen veel hoger dan bij de stokbijen. Bij de nektarhaalsters is het 2.2%, bij de pollenhaalsters 4.4%. Worden bijen in een glazen klok gedwongen rond te vliegen tot zij door uitputting neervallen, dan is al de suiker uit het bloed verbruikt. De duur van het rondvliegen was 20 minuten. Omdat er geen reserve aan suiker is, kan een vlucht niet langer dan 15 minuten duren. Volgens Prof. von Frisch legt een bij per sec. 6½ m. af, dus in 15 minuten 5½ k.m. Nu is het te begrijpen, dat de normale vliegkring 5 k.m. is. Hiermede in overeenstemming is de ervaring, dat de dracht proportioneel afneemt naarmate de bijenweide verder verwijderd is. Het terugvliegen kost meer suiker. De bijenvolken moeten in een boomgaard verspreid staan, dit is in het voordeel van den imker en de bestuiving. 200 m. moet de onderlinge afstand zijn (Götze).

Hoe zwaarder de bijen zijn, hoe langzamer zij vliegen; door een belasting met vastgelijmde ijzeren plaatjes is dit bewezen. Bij te zware belasting is er weinig animo om te vliegen, onverschillig of de honingmaag leeg of gevuld is. Bij de darren is het suikergehalte van het bloed van 1.2 tot 1.4%, bij de koningin die uitloopt 0.8%, maar dit stijgt spoedig tot 2.1%. Na de bevruchting daalt het snel tot 0.3%.*)

*) De kwestie van het niet kunnen vliegen van de Am. koninginnen op de proefstand te Apeldoorn (zie pagina 2) zal ook wel verband houden met het lage suikergehalte van het bloed:

1) Zie Forschungen und Fortschritte. Jahrgang 12 S. 400.