Doodshoofdvlinder in bijenkasten.


Naar aanleiding van het artikeltje in het Februari "Groentje" van C. J. Verhey, Singel 57, Dordrecht, het volgende.
Bij voorjaarsinspectie 1938, vond ik op bodemplank van één mijner korven (dus niet in één mijner kasten) een grote vlinder. Ik dacht: dat moet een doodshoofdvlinder zijn. Om zekerheid te krijgen en meerdere bijzonderheden te vernemen stuurde ik het exemplaar op naar "Plantenziektenkundige dienst te Wageningen. Ik ontving het volgende antwoord, dat allicht meerderen interesseert
"Het door U gestuurde insect was een doodshoofdvlinder, zo genaamd naar de lichter gekleurde tekening op de rug en het borststuk, die inderdaad op een doodshoofd gelijkt. Het dier behoort tot de grote groep der nachtvlinders (uilen) met als een der ondergroepen de Pijlstaarten (sphinxen). De rupsen van deze dieren hebben n.l. een uitstekende hoorn op het achterlijf. De Latijnse naam van het dier is Acherontia atropos,
Deze vlinder is niet inheems, ofschoon hij niet zelden in ons land wordt gevonden. Deze exemplaren zijn echter overvliegers uit zuidelijke streken, die hier eieren leggen op aardappelloof. De vingerdikke, tot 1 d.m. lange rupsen, zijn groen of geelgroen, soms bruinachtig met blauwe en zwarte schuine strepen op de zijde; kop en achtereinde zijn geel, evenals de hoorn. De rups vreet van het loof, doch zij komt nimmer in zo groot aantal voor, dat zij schade van betekenis doet. De volwassen rups kruipt in de grond en verpopt daar; deze poppen sterven echter bij ons steeds gedurende de winter, zodat er nooit vlinders uitkomen.
Ik voeg hier nog aan toe, dat het dier dolgraag honing opzuigt en daartoe, de steken der bijen trotserende, in de bijenkorven dringt, waar het dan vaak zijn gulzigheid met de dood moet bekopen, omdat wel vele bijensteken op de dikke, behaarde huid afstuiten, maar enkele steken tussen de zachte plaatsen der chitinehuid zijn soms raak en dodelijk voor het dier".

En nu de beantwoording der vragen.
1e. De vlinder was gedood en sterk beschadigd. 2e. Slechts één vlinder was er.
3e. Er waren geen wasmotten.
4e. De vlinder was wellicht wel van plan te overwinteren. 5e. Ik vond vlinder bij voorjaarsinspectie.
6e. Er was geen sprake van schade.
7e. 't Volk was zeer sterk.
C. DE BOER, Ruysdaelstraat 6, Zaandam.

N.B. De Redactie ontving nog uit Amsterdam een schrijven, waarvan de inhoud grotendeels met het bovenstaande overeenkomt. Gewag wordt gemaakt van een invasie der vlinders op Walcheren vóór de oorlog. RED.