Raad voor beginners.


Voor de kastimkers, die wonen in een streek met zomerdracht, moet Juli de oogstmaand zijn. Het ligt dus voor de hand, dat: ik dit maal iets ga schrijven over de honingoogst en over het bewerken van honing.

Wanneer begin juli de ramen van de honingkamer zich meer en meer vullen en de gehaalde honing voor ongeveer twee derde gedeelte verzegeld is, kan met het slingeren worden begonnen. Wanneer men vroeger zou slingeren is de kans groot, dat de honing niet voldoende rijp is, waardoor ze spoedig gaat gisten.
Het afnemen van de honing van de volken kan op verschillende wijzen geschieden. Voor den beginner is het gebruik van bijenuitlaat zeer aan te bevelen, omdat men dan weinig last van de bijen zal ondervinden. Een model is weergegeven in nevenstaande figuur.


De eigenlijke "bijenuitlaat" is bevestigd op een stuk triplex,
waarvan de grootte overeenkomt met de bovenkant van de broedkamer. Aan de onderzijde van dit stuk triplex is rondom een houten rand aangebracht, die iets dikker is dan de hoogte van de uitlaat (circa 3 c.m.). De bijen, die zich in de honingkamer bevinden kunnen, doordat ze de zich in de bijenuitlaat bevindende klepjes terzijde duwen wel passeren in de richting honingkamer -> broedkamer. In de broedkamer zijnde kunnen ze echter niet terugkeren naar de honingkamer. Wanneer deze bijenuitlaat des avonds tussen broed- en honingkamer gelegd wordt, kan de volgende dag de honingkamer geheel vrij van bijen worden weggenomen.

Ook met behulp van de carbollap, waarvoor men bij voorkeur een dun weefsel, b.v. kaasdoek gebruikt, kunnen de bijen gemakkelijk uit de honingkamer verdreven worden. Men zorge echter niet te veel carbolzuur op de lap te doen, daar de honing dan gemakkelijk de onaangename carbolgeur zou kunnen overnemen.

Een derde manier om de bijen van de ramen te verwijderen is ze af te schudden b.v. in een lege korf en de afgeschudde ramen dadelijk in een daarvoor bestemde bak of lege honingkamer te hangen. De in de korf geschudde bijen kunnen weer op de kast teruggestoten worden.
De enkele bijen, die op de ramen blijven zitten kunnen het gemakkelijkst met een stevige veer (b.v. van een kalkoen) worden afgestreken. Het bezwaar van deze laatste methode is, dat de kasten vrij lang open moeten blijven, hetgeen vooral wanneer het honingafnemen geschiedt na afloop van de dracht, gemakkelijk aanleiding geeft tot roverij en lastige steeklustige bijen.

De bijen van de ramen te verwijderen met behulp van een veger raad ik af. Het gaat vrij goed, wanneer men het doet, zoals het behoort, namelijk met een natte veger en door met de veger draaiende bewegingen te maken, zodat de bijen niet met de uiteinden van de haren in aanraking komen. In de practijk echter wordt hiervan wel eens afgeweken, waardoor dan dikwijls hevige steekpartijen ontstaan.

Voordat de honing kan worden geslingerd moeten de raten worden ontzegeld, hetgeen men kan doen met de ontzegelvork of met een ontzegelmes. Bij ongelijkmatig verzegelde ramen, waarbij dus de celdeksels niet alle in hetzelfde vlak liggen, ontzegelt men het gemakkelijkst met een ontzegelvork. Men steekt daartoe de tanden van de vork over hun volle lengte onder de deksels en. wipt ze daarna van de raat. Wanneer men op de juiste wijze ontzegelt, zit er bijna geen honing aan de zegels, ze zijn vrijwel droog. Tracht niet de vork in één doorgaande beweging voort te schuiven, dit gelukt niet en de raten worden erdoor beschadigd. Wanneer de raten vlot uitgebouwd en verzegeld zijn, zoals dit gebeurt bij een goede dracht is de verzegeling mooi vlak, men kan dan wat vlugger ontzegelen met een ontzegelmes.
Bij het in de slinger plaatsen van de ramen moet erop gelet worden dat steeds drie (of vier) ongeveer even zware ramen tegelijkertijd in de slinger komen, daar de slinger anders door de excentrische ligging van het zwaartepunt gaat trillen en schudden. De draairichting moet zodanig zijn, dat bij het draaien de onderlat voorop gaat. Meestal moeten bij het slingeren de afstandsblikjes van de ramen verwijderd worden, opdat de raten goed tegen het gaas van de kooi komen te liggen. Bij zware en tere dus niet bebroede raat is het aan te bevelen, de zijde van het raam, die het eerste geslingerd wordt niet geheel leeg te slingeren. Nadat de andere zijde geslingerd is, draait men het raam dan nog eens om, waarna men ook de eerstbedoelde zijde geheel leeg slingert. Het gaas van de kooi dringt namelijk gemakkelijk in de tere raat, waardoor deze vrij ernstig beschadigd kan worden.

Aan de aftapkraan van de slinger komt een honingzeef te hangen, zodat de uit de slinger lopende honing dadelijk gezeefd wordt; hij wordt daarna opgevangen in een geëmailleerde emmer of bak of een goed vertinde (blikken) onbeschadigde bus, die van te voren met heet sodawater gereinigd en met warm zuiver water nagespoeld moet zijn. Ook kan men de honing zeer goed zeven door middel van een kaasdoek, die men over de emmer, de bak of de bus spant en met een touw stevig vastbindt.

Het verdient aanbeveling de honing niet dadelijk in flacons af te tappen, daar zich ondanks zorgvuldig zeven toch nog zeer kleine wasdeeltjes aan de oppervlakte verzamelen. Het beste is het daarom de honing acht à tien dagen op een warme plaats te laten staan in de - zoëven genoemde emmers, bakken of bussen en van deze het bovenste laagje, waarin zich de wasdeeltjes bevinden, af te scheppen. Daarna kunnen de flacons gevuld worden en wel bij voorkeur met behulp van een bus, die voorzien is van een snijkraan.
Men laat de gevulde bussen honing of flacons wel eens ongesloten, dus zonder deksel, enige tijd staan zogenaamd om na te rijpen. Dit moet ik echter ten sterkste afraden, daar honing zeer hygroscopisch is, dus water uit de lucht opneemt. Men ziet dan ook gewoonlijk een laagje dunne waterige honing op dergelijke bussen of flacons ontstaan, waardoor gemakkelijk gisting kan optreden. Slingerhoning moet steeds luchtdicht afgesloten op een koele, droge plaats bewaard worden. Wat is er in de maand Juli te doen?

Hebben wij in de maand Juli enerzijds zomerhoning kunnen oogsten, tegelijkertijd moeten reeds weer voorbereidingen getroffen worden voor het reizen naar de heide. Het is aan te bevelen, dat een aantal kleinere imkers van dezelfde afdeling, zich aaneensluit om gezamenlijk met hun volken naar de heide te reizen, terwijl daarna een geschikte standplaats moet worden opgezocht. Men zorge, dat de volken ook werkelijk geschikt zijn om de heide te bevliegen.
Daartoe is het in de meeste delen van ons land nodig na 20 Juli te gaan drijfvoeren, daar omstreeks 20 Juli de zomerdracht ophoudt, terwijl de heide eerst tegen 8 Augustus in bloei komt. We hebben hier dus een drachtloze periode, waarmede de imkers in het algemeen te weinig rekening houden. Dikwijls zien we, dat de bijen tegen eind Juli hun broednest reeds inkrimpen. Door het bovenvermelde drijfvoeren moeten we trachten dit te voorkomen.

E.,L.