De korfimker in Juli en Augustus.


Juli in het land.... het zwermen aan de kant! Gewoonlijk is dit echter te mooi om waar te zijn en zitten velen nog te wachten op nazwermen en zelfs nog op voorzwermen; dat is natuurlijk fout, want zoals we al in het Meinummer gezien hebben, moeten we proberen vroege zwermen te krijgen.
Begin Mei kwamen er boven verwachting al zwermen af en aangezien de ontwikkeling der volken normaal was, kon men - op een enkele uitzondering na - de zwermen ook wel op tijd verwachten.
Maar wil men van de heidedracht profiteren en wel met alle volken, dan moet nu het zwermen toch ophouden, feitelijk al opgehouden zijn.
Op de plank staan dus nu de voorzwermen, de nazwermen en de afgezwermde volken. Als het goed zou zijn, dan moeten de nazwermen en de afgezwermde volken al in het bezit zijn van een bevruchte jonge moer, dus druk aan het eieren leggen zijn. Dat is noodzakelijk om op de heide een groot leger vliegbijen te hebben. De grond daartoe moet gelegd worden in de laatste week van juni en verder in de eerste helft van juli, terwijl na half Juli bij een drachtpauze, welke gewoonlijk overal in ons land voorkomt, de volken met heel kleine hoeveelheden honing- of suikeroplossing aan de praat of beter aan de leg gehouden moeten worden. De korfimker, die verzuimt in die tijd acht op zijn volken te geven, zal daarvoor tijdens de heidedracht moeten boeten! Wees dus paraat!
Maar in het korfbedrijf schijnt het nu eenmaal wet te zijn, dat vroege zwermen in Juli, of soms wat later, zich wéér op zwermen gaan toeleggen en dat dient voorkomen te worden, absoluut en grondig.

Treft men zo'n volk aan, dan kan men dit het best geheel uit zijn woning jagen. Zijn de raten nog wat te vers, zodat men bang is voor breuk der raten, dan knipt men nat gras in stukjes van ongeveer 1 c.m. lengte en strooit dit op het te jagen volk, ongeveer een handvol gras per volk.
Nu jaagt men het volk heel rustig en met niet te forse slagen in het jaagvat of de jaagkorf totdat het gehele volk is verhuisd.
Van het afgejaagde volk snijdt men het aanwezige darrenbroed en eventuele moerdoppen weg en zet deze korf voorlopig opgedoekt weg.
Vervolgens jaagt men een wat teruggebleven nazwerm (mits met bevruchte moer!) eveneens uit zijn woning. Het spreekt vanzelf, dat ook de moer bij de jager aanwezig moet zijn en men dient zich daarvan dus terdege te overtuigen.
Nu slaat men de nazwerm op het werk van de voorzwerm en zet deze korf op de plaats waar de nazwerm heeft gestaan. De afgejaagde voorzwerm slaat men daarna op het werk van de nazwerm en zet deze korf op de plaats van de voorzwerm.
De bijen blijven dus op hun gewone plaats vliegen, doch de korven zijn van plaats verwisseld. Zwermen is nu uitgesloten, terwijl beide volken zich flink kunnen ontwikkelen.

Men neemt ook nog wel eens andere hulpmiddelen te baat. Heeft men b.v. geen geschikte nazwerm, dan snijdt men een vlieggat aan de achterzijde van de korf waarin het zwermlustige volk zit, sluit het vlieggat aan de voorzijde en draait de korf met het achterste vlieggat naar voren. Deze methode helpt ook dikwijls.

Als derde methode willen we nog het volgende noemen. Het zwermlustige volk wordt geheel uit zijn woning gejaagd en in een ongespijlde korf gestort. Deze korf komt op de plaats te staan van het oorspronkelijke volk.
De afgejaagde korf doekt men op en zet deze gedurende een dag en een nacht op een warme plaats, b.v. op de deel.
Na die 24 uur slaat men het afgejaagde volk weer uit de korf op zijn oude werk en de kans op zwermen is zeer gering. Het telkens uitbreken van moerdoppen, wegsnijden van darrenraat e.d. is niet afdoende. Hoogstens stelt dit het zwermen wat uit; het is dus nodeloos werk.

Heeft men met het zwermen geen last meer, dan wordt het zachtjes aan tijd om de volken voor de heidedracht klaar te maken.
Wie zijn afgezwermde volken behoorlijk en op tijd heeft ingekort zal veel frisse raat in die woningen hebben. Tóch kan het zijn nut hebben om aan de achterkant het ratenwerk zo diep mogelijk weg te steken en dáár de korf zo schoon mogelijk te maken. Er komt dan ruimte voor de heidehoning vrij. Men doet dit b.v. tegen het einde van juli; de kans op mooie stukken eerste klasse raathoning wordt daardoor groter.
Treft men honingzware korven aan, dan loont het de moeite om die volken uit te jagen, honing en broedraten uit te snijden, het broed weer in te spijlen en het volk er weer op te gooien. Gewoonlijk gooit men dan twee volken op één korf. De honing kan men laten uitlekken en na het zeven in potjes doen. Nu er practisch geen boekweit meer is, zal echter deze handeling slechts in een zeer enkel geval mogelijk zijn. Vroeger was dit regel.

Op de heide zet men niet te veel volken bij elkaar en in niet te lange rijen. Zorg voor drinkwater in de omgeving en maak het zó, dat de volken op een stuk afgeplagde heidegrond komen te staan, liefst op een plank of laag stro.
Zet volken welke men niet vertrouwt wat het zwermen betreft, naast de zwakste en zet, nadat de volken zich enige dagen hebben ingevlogen, de onbetrouwbare enige meters vooruit. En dan als laatste raad: verzekert toch Uw bijenvolken bij afd. Handel tegen brand, vervoer en diefstal.
Goede heidevaart!
BIJENBOER.