Uit de Jaagkieps.


De leider der Zwitserse bijenteelt Dr. O. Morgenthaler uit Liebefeld geeft in de Zwitserse Bienenzeitung 1938-11 een verslag van een bijenreis in het toenmalige Tsjecho-Slowakije. Hierin begaf hij zich ook even op politiek terrein en haalde zich daardoor de toorn van de Sudeten-Deutschen op de hals. Men kan hieruit zien, dat men zich ook op het gebied der bijenteelt maar niet met internationale politiek moet inlaten. Dit gedeelte van het verslag heeft voor ons geen interesse, maar wel het volgende:

Dr. Morgenthaler's verwondering over de stand der bijenteelt steeg gedurende zijn reis met de dag en dat wil wat zeggen voor een Zwitser, in wiens vaderland de bijenteelt op zulk een hoog peil staat. Hij vond in de verschillende landstreken bijen-inrichtingen die zowel door de Staat als door de imkersverenigingen in stand gehouden worden. deze zijn alle zeer goed ingericht en hebben uitgebreide proefbijenstanden. Eén ervan vindt nauwelijks haar evenknie in Europa. Verder hebben de Imkersverenigingen op eigen kosten aan elke staatsinrichting een deskundige, die zich daar onder wetenschappelijke leiding met het onderzoek van bijen, vooral van de Wight-ziekte, bezighoudt. Verder heeft de Lands-vereniging een architect in dienst, die niet alleen de tentoonstellingen van elke afdeling regelt, maar ook de uitgifte van de door de verschillende talen noodzakelijke tijdschriften verzorgt. Dan komt de vraag naar voren: Waar haalt men het geld vandaan voor de inrichting en het onderhoud van dergelijke grootse en kostbare instituten? Uit de Suikerzak!

Ja, Nederlandse imkers, men heeft daar reeds lang begrepen, dat zonder geld de bijenteelt niet vooruit kan komen en dit geld wordt door de imkers naar gelang van de hoeveelheid suiker, die men nodig heeft, opgebracht. Door de Staat wordt deze suiker geleverd tegen de helft der gewone prijs, die 6 Kronen is. (De prijs van de honing in de kleinhandel is daar van 12 tot 15 Kronen, zodat ieder voor zichzelf kan nagaan, dat onze suiker naar verhouding veel goedkoper is.) De verstrekking van de suiker geschiedt door de imkers-verenigingen en alleen aan de leden en zij zijn daardoor sterk, daar ieder imker noodzakelijk lid moet zijn. De verenigingen leggen 0.10 tot 0.40 Kroon op het k.g. en dat brengt een aardig vermogen in. Zo had de Bond van Duitse Imkers in Bohemen, die 20.500 leden telt, in 1937 een ontvangst van meer dan 170.000 Kr. uit de suikerlevering. Men wilde verder een eigen suikerfabriek stichten.

In de Deutsche Imkerfuhrer 1937-7 komt het bericht voor van een Deensen boer, die door één bijensteek gedood werd. Deze 52-jarige man hield voor zijn vruchtbomen een bijenvolk, dat door een bevriend imker verzorgd werd. Bij het nazien van dit volk kreeg de eigenaar een steek in het hoofd. Hij ging naar huis waar zijn vrouw de angel verwijderde, maar even later raakte hij bewusteloos en een ontboden geneesheer kon na weinige minuten slechts de dood constateren, Wetenschappelijk verklaart men het geval zo: het vergift heeft in een bijzonder hoog onder de huid liggend bloedvat een stolling van het bloed veroorzaakt, waarvan een hartverlamming het gevolg was. Het blad voegt er aan toe: Het geval dat een mens door een bijenzwerm gedood wordt, komt gelukkig niet vaak voor, maar dat iemand door een enkele bijensteek zijn leven moet laten, is gelukkig zo uiterst zeldzaam, dat dit geheel op zich zelf staand geval tot geen bijzondere ongerustheid aanleiding behoeft te geven.


Hierbij een afbeelding van een instrument, dat wij als voorloper van de Dathe-pijp kunnen beschouwen, Deze komt voor in een oud Frans boek: Volledige handleiding over de bijen met een nieuwe methode om deze te regeren, zoals men die toepast op Syra, eiland van de (Griekse) Archipel door Abt Della Rocca. Deze geestelijke was een productief schrijver, het werk bestaat uit drie delen, samen een 1500 bladzijden tellende en hij was nog van plan een vierde deel te schrijven.


En dit alleen om Frankrijk te leren, hoe men op Syra bijen hield. Het werk werd omstreeks 1791 geschreven.
De beroker is van gebakken aarde en werd door de Parijse pottenbakker met de naam Schildpad gedoopt. Door de opening a. werd de brandstof bestaande uit gedroogde koemest ingevoerd, tussen de vier pootjes zijn gaatjes voor de luchttoevoer, terwijl bij b. geblazen moet worden. Eén van de voordelen was, dat de bijen niet in de gloeiende massa konden vallen.
Ook de oude Hebreeuwers hebben een rooktoestel gekend. In hun Talmud wordt bevolen de Medaph schoon te houden. Volgens één uitlegging zou Medaph het vaatwerk betekenen, waarin met brandende koemest rook gemaakt werd om de bijen uit hun woningen te verjagen, volgens een andere zou de vliegplank hiermede bedoeld worden (Bessler).

Jékavé.