Hoe kom ik verder met mijn Immen?


Geachte Heer Redacteur,

Alvorens U een antwoord te verzoeken op bovenstaande vraag, zou ik deze gaarne even toelichten. Ruim twintig jaar geleden kreeg ik eens een boekje in handen over bijenteelt, ik meen het was van Raad. Na lezing van hetzelve was ik gewonnen voor de bijenhouderij en zette ik mij vol ijver aan het timmeren van een paar bijenkasten, een en ander zoals aangegeven in het bewuste boekje. Ik gebruikte planken en balken alsof het leeuwenhokken waren die ik fabriceerde en het resultaat was dan ook een tweetal kasten, die men wel over een huis kon gooien zonder ze te beschadigen. Van een Duits spoorweg-employé kocht ik een tweetal voorzwermen (die later echter nazwermen bleken te zijn) en ik was bijenboer. Althans dat meende ik. Voorlopig bepaalde ik mij er toe zo nu en dan eens voorzichtig in de kasten te kijken; later heb ik ze wat suiker gevoerd en toen het winter werd heb ik mijn immen absoluut goed ingepakt. Ik zou haast zeggen "vorstvrij". Gedurende de wintermaanden dorst ik haast niet in mijn tuintje te komen uit vrees de bijen te storen, doch toen het al aardig tegen het voorjaar liep en ik nog maar steeds geen bij te zien kreeg, waagde ik het er op ze te verontrusten. Het bleek dat beide volkjes dood waren. Verhongerd.

In die dagen was ik tot de ontdekking gekomen dat in mijn woonplaats ook een Vereniging was van bijenhouders. Ik sloot mij daar bij aan, schafte wat handiger materiaal aan en dank zij de goede voorlichting van een paar geroutineerde oude bijenboeren heb ik enkele jaren prettig geijmkerd. Ligging van mijn woning en toenemende drukke werkzaamheden die mij soms dagenlang van huis riepen waren oorzaak, dat ik er de ijmkerij aan moest geven, maar in mijn hart was en bleef ik bijenboer. Verandering van woonplaats en werk (beter gezegd geen werk, want ik ben sindsdien gepensioneerd) zijn oorzaak, dat ik plaats en tijd volop heb om weer te gaan ijmkeren en toen ik dan ook deze winter een pracht gelegenheid kreeg een beste stand over te nemen heb ik deze kans benut en ben ik sindsdien wèèr bijenboer. Aan de hand van Joustra's bijenboek en met mijn beetje oude ervaring, heb ik nu enige maanden geprobeerd en geëxperimenteerd; ik heb vroeg in het voorjaar een moerloze aan een moer geholpen, ik heb gesepareerd, een vlieger gemaakt, gewoon laten zwermen en andere getracht het zwermen te beletten enz. enz., een en ander natuurlijk met meer of minder succes. Hoewel mijn volken er naar mijn mening best voorstaan, ik momenteel flink wat honing zou kunnen slingeren en ik zelf over het resultaat van mijn werken wel tevreden ben, voel ik toch dat ik maar zo wat rond schutter, dat ik systeem mis en dat ik op deze manier niet verder kom, terwijl ik mij vrijwel dagelijks afvraag: "wat zou een ervaren ijmker van dat gepruts zeggen?"
Nu zult U misschien zeggen ga eens bij een ander kijken, maar de beide ijmkers die bij mij in de buurt wonen willen liefst nog van mij leren, zodat dat mijn weg niet is. Zoudt U mij nu niet eens willen adviseren en mij een afdoend antwoord kunnen geven op mijn vraag : "Hoe kom ik verder met mijn Immen?" Bij voorbaat mijn beste dank.

H. DE HAART.
P.S. De bijen staan niet in E., doch in een plaatsje er ruim een uur vandaan.

Naschrift Red.
Voor het kastbedrijf is het niet gemakkelijk een uniform systeem vast te stellen, omdat een en ander nogal afhangt van de plaatselijke omstandigheden. Bij het korfsysteem is dit gemakkelijker, daarbij staat het "systeem" vast, n.l. vroeg op zwermen toeleggen, het zwermen binnen bepaalde perken houden en alle volken voor de heidedracht klaar maken.
Men zou dit systeem ook bij de kasten kunnen toepassen, doch men mist dan veel van de eventuele zomeroogst, terwijl men dan een dubbel aantal (dure) kasten er op na moet houden.
Gaan we uit van de gedachte, dat de kastvolken niet mogen zwermen (dus ook niet kunstmatig) dan geeft men zoveel mogelijk ruimte.

Bedrijfswijzen.
1e: Onder het moervolk wordt half April een broedbak gezet met uitgebouwde- of ramen met kunstraat (afzak- of onderzetmethode). Legt de koningin in de onderste bak en is daar al een aardig broednest gevormd, dan wordt een moerrooster tussengelegd (overtuigen of de moer wel in de onderste bak zit).
Mocht nog geen dracht op handen zijn, indien de onderste bak vol broed zit, dan kan men de bovenste bak weer beneden plaatsen (mét de moer), daarop een moerrooster en daarop de met broed gevulde broedbak. Een en ander uit te voeren, vóórdat er nog een spoor van zwermen te bekennen is.
Na de zomeroogst de bovenste broedbak verwisselen met een honingbak.
Voordeel: Waarschijnlijk geen zwermen en maximale oogst.
Nadeel: Geen verwisseling van moer.
2e: Half April, wanneer het volk althans goed in zijn broed zit en veel bijen heeft, de moer doden. Na 9 dagen alle moerdoppen op 1 na uitsnijden (raampjes daarvoor geheel afschudden) óf zwerm laten afvliegen, dán de kast van alle moerdoppen zuiveren en de zwerm er weer opgooien.
Nadeel: geruime tijd broedstilstand.
Voordeel: geen moeilijkheden meer bij zwermverhinderen en bovendien jonge moer.
3e: Heeft het volk 6 á 7 ramen broed en veel bijen, dan de helft broedramen (dus 3 of 4) met zoveel mogelijk open broed in de onderste bak hangen. De rest van de ramen met zoveel mogelijk gesloten broed komt daarboven. Beide bakken voorzien van ramen met kunstraat, eventueel uitgebouwde ramen. Broedramen komen natuurlijk in het midden. Géén moerrooster gebruiken.
Voordeel: spoedig sterke volken en niet naar moer zoeken.
Nadeel: Bij intredend guur weer onderbreking van de volksontwikkeling.
4e: Zodra het volk (zo vroeg mogelijk) zwermrijp is, raampje met uitlopend broed én de moer wegnemen en in een 5raams kastje hangen. Daarbij een raat met honing óf een raat met suikerstroop hangen en aanvullen met uitgebouwde raten benevens de bijen welke men van een paar raampjes afschudt. Nadat men het moervolk hoort fluiten, alle moerdoppen wegbreken. Overtollige moeren kan men verwijderen óf het volk geven. (In de avond uitvoeren! )
Raampjes uitlopend broed van het 5-raams kastje geregeld verwisselen met een leeg raampje van het moervolk.
Voordeel: Het volk zwermt niet natuurlijk. Legpauze in moervolk wordt wat opgeheven door toevoeging van raampjes uitlopend broed uit het 5-raams kastje. Jonge moer in moervolk.
Nadeel: er heeft tijdelijk een verminderde volksontwikkeling plaats.
5e: Alle volken 3e week van Mei omhangen op de bekende manier.
6e: Alle volken 3e week van Mei separeren op de bekende manier óf: alle volken tot zwermhoogte opvoeren zo vroegtijdig mogelijk en voorzwerm laten afvliegen, deze scheppen en óf op de oude plaats in onderste óf bovenste broedbak huisvesten. Moervolk komt dan óf boven óf onder de separator. Verenigen als de tijd daarvoor geschikt is, d.w. o.a. zeggen als de jonge moer een broednest gevormd heeft.
Voordeel: alle volken krijgen een jonge moer; het volk is niet gedeeld (wel tijdelijk) en bovendien gedurende een poosje twee eierleggende moeren in het volk.
Nadeel: bij ongunstig weer verdient het separeren geen aanbeveling.

Kan men ten slotte alleen op een heideoogst rekenen, dan knipt men de moer (bij alle andere methodes óók aan te bevelen) en zorgt ervoor, dat de zwerm uiterlijk begin Juni afkomt. Als de moeren fluiten, dan alle moerdoppen uitbreken en het volk een moer laten (zie onder 2e en 4e voor zover van toepassing).

Ge ziet, ge kunt verschillende kanten uit. Bij uniforme behandeling van de kastvolken is wel een eerste eis, dat zij alle gelijk sterk zijn en blijven. Daarvoor kunt ge de sterkere volken uitlopend broed aftappen en dat de minder sterke geven, doch niet meer dan zij nog behoorlijk kunnen warm houden en verzorgen.

JOUSTRA.