Fruitteelt en Bijen.


De fruittelers beginnen hoe langer hoe meer het nut van de bijen voor de fruitteelt in te zien, al blijft het in vele gevallen ook slechts daarbij.
Op de Tielse bijenmarkt hebben we gezien, dat het aantal belanghebbende fruittelers miniem was en fruittelers geen volken kochten. Kopers waren daar bijenhouders en het was een merkwaardig feit, dat de volken welke uit de Betuwe (dus uit de fruitstreek) werden aangevoerd, naar elders (zelfs Engeland) verhuisden. Een averechts gevolg dus van de goede bedoelingen van hen, die de bijenmarkt in het belang der fruittelers oprichtten en organiseerden.
We mogen het daarom een verblijdend teken vinden, dat een fruitteler, dhr. van Riemsdijk te IJzendoorn, pogingen in het werk wil stellen om daarin grondige verandering te brengen. Zijn bedoeling vindt ge in de "Tielse Veilingsbode" van Mei 1939. Wij laten zijn stuk hieronder volgen.

Bijen.
De bij, in verband met de bestuiving, heeft deze winter ten zeerste in het teken van de belangstelling gestaan. Er is veel over geschreven en op vergaderingen veel over gesproken. Meerdere fruitkwekers zijn dan ook overtuigd van het nut der bij.
Voor de bloeiperiode 1939 zijn inmiddels de bijenvolken, komende uit Groningen, Drente, de Veluwe, Limburg en Brabant weer geplaatst en kunnen we constateren, zoals reeds meermalen is betoogd
1. Dat het steeds moeilijker wordt bijenhouders te vinden, die geneigd zijn naar de bloeiende Betuwe te komen.
2. Dat het aantal volken dat geplaatst is, weer verre van voldoende is.
In een bepaald dorp telden we gemiddeld 1 volk per h.a., terwijl dit volgens deskundigen minstens 5 volken per h.a. moet zijn. Het laat zich aanzien dat het betrekken van bijenvolken steeds moeilijker zal gaan, zulks door uitsterven van de groot-imkerij. De richting moet dan ook zijn dat de fruitkweker zelf bijen moet gaan houden. Het systeem, uitgedacht door den rijks-bijenteeltconsulent, den heer Dr. Minderhoud, brengt hier de oplossing. De brochure waarin dat systeem beschreven wordt, zal dezer dagen verschijnen en wordt met belangstelling tegemoet gezien.

Voor de Betuwe als fruitstreek is het bijenvraagstuk van groot belang en moet daarin verbetering komen.
In het rayon van onze veiling zullen we trachten bijenteeltcursussen te organiseren. Bijenkasten, systeem Minderhoud, worden door ons tegen lage prijs verstrekt.
De bevolking van deze kasten met bijen kan geschieden door aankoop van bijen op de verschillende bijenmarkten. De bijenmarkt van Tiel is inmiddels gepasseerd en was daar de belangstelling van fruitkwekerszijde nog uiterst gering.
We kunnen straks op de bijenmarkt te Veenendaal zwermen gaan kopen en daarmede onze kasten gaan bevolken.
Een goede, tevens ook de voordeligste methode is, in het najaar een zwaarbevolkte Minderhoudkast aan te schaffen. Door onze connectie met groot-imkers zijn we in staat na afloop van de heidedracht te beschikken over de afgeklopte bijen uit de korven waaruit de honing wordt gewonnen. Drie van dergelijke korfvolken op een Minderhoudkast geeft een sterk volk. Een dergelijke zwaarbevolkte kast, voorzien van kunstraat, kost U door onze bemiddeling f 8.- per stuk, mits bij voldoende deelname en bij tijdige opgave, franco huis.
Voor bijvoeding voor de winter neemt een dergelijk volk nog rond 10 k.g. bijensuiker op, hetgeen een uitgave vordert van totaal f 0.75.
Laat het iedere fruitkweker thans eens ernst worden met de bestuivingsvoorziening van zijn boomgaarden. Zeer veel woorden zijn er het laatste jaar over gesproken, thans komt de daad in aanmerking.
Y. -- W. v. R.

Onze Voorzitter Mr. L.R.J. ridder van Rappard, waarderende de goedbedoelde pogingen om meer bijen naar de fruitstreken te dirigeren is het echter met de methode van dhr. v. Riemsdijk niet eens en geeft hiervan blijk in een stuk in datzelfde blad. Volledigheidshalve laten we ook dit stuk hier in zijn geheel volgen.

Aan de redactie van de Tielse Veilingbode, p.a. "Tielse Veiling Septer", te Tiel.

Hooggeachte Redactie,

In het Meinummer van de Tielse Veilingbode komt een artikel over Bijen voor, dat, met alle waardering voor de goede bedoelingen van den schrijver, den Heer W. van Riemsdijk te IJzendoorn, naar mijn overtuiging eendeels niet geheel onweersproken mag blijven, anderdeels de nodige aanvulling behoeft.
Ik wil vooropstellen, dat het mij als Voorzitter van de Vereniging tot bevordering der Bijenteelt in Nederland buitengewoon veel genoegen doet, dat er voornamelijk in het laatste jaar van fruittelerszijde zoveel meer belangstelling aan de dag gelegd wordt voor het bestuivingsnut, het z.g. indirecte nut der honingbij. Ik moge in dit verband met name wijzen op de in januari j.l. te Utrecht gehouden Algemene vergadering van de Ned. Pomologische Vereniging, hoofdafdeling Fruitteelt van de Ned. Heide Mij., waarin een drietal erkende bijenteeltspecialisten in de gelegenheid gesteld werden, om over voornoemd onderwerp van hun deskundig inzicht te doen blijken. De door de afdeling Tiel van voormelde vereniging omstreeks diezelfde tijd georganiseerde bijeenkomst, waarin Dr. A. Minderhoud, onze Rijks-bijenteeltconsulent, de door hem speciaal ten behoeve van de fruitkwekers ontworpen bijenkast gedemonstreerd heeft getuigde eveneens van die meerdere belangstelling en het thans als gevolg daarvan verschenen artikel van den Heer van R. wettigt de hoop, dat het in de toekomst niet enkel de Imkerorganisaties meer behoeven te zijn, die het bijenhouden door fruitkwekers met klem zullen propageren.

Ik ben echter van mening, dat men de wijze, waarop de fruitstreken gedurende de bloeiperiode met bijen moeten worden voorzien, niet als een vraagstuk beschouwen moet, dat men even gemakkelijk kan oplossen als destijds dat van het ei van Columbus. Men mag, m.a.w., de zaak waar het hier om gaat niet eenvoudiger voorstellen, dan zij in werkelijkheid is en dit in geen geval, wanneer men krachtens zijn vak wel fruitkweker maar geen imker is. Een al te simpele oplossing van het probleem zou namelijk wel eens een averechtse uitwerking kunnen hebben. Op grond van deze overweging zou ik tegen het betoog van den Heer van R. het volgende in het midden willen brengen. Ofschoon het natuurlijk theoretisch mogelijk is, om de fruitkwekers van bijen te voorzien op de manier, waarop de schrijver zich dat voorstelt, staan daartegenover echter grote bezwaren van practische aard. De door hem aangeprezen methode houdt in, dat de bijen eerst laat, n.l. eerst in de tweede helft van September kunnen arriveren. Zij moeten dan de gehele kast nog gaan uitbouwen en zeer veel broed zal er nog moeten worden aangezet, hetgeen in de meeste gevallen nogal te wensen zal overlaten. Voor fruittelers, die pas met imkeren beginnen, verdient deze methode dan ook geen aanbeveling, omdat zij niet safe genoeg is en teveel teleurstelling met zich brengt. Het is immers zeer de vraag of de naakte volken wel voldoende levenskracht hebben. Dit was met de naakte volken van 1938 zeker niet het geval; deze kwamen als gevolg van de slechte zomer, over het algemeen slechts zeer zwak door de winter en hadden dus voor de bestuiving slechts betrekkelijke waarde. Overigens had de schrijver aan zijn bewering, dat drie naakte volken op een Minderhoudskast één sterk volk geven, moeten toevoegen, dat in dat geval ieder naakt volk ten minste de zwaarte van 1 à 1½ kilogram hebben moet, aangezien alleen een volk van 3 tot 4½ kilogram zich met enige kans van slagen behoorlijk tegen de winter herstellen kan. Afgezien nog van het feit, dat het winterrisico bij naakte volken altijd groter is, dan bij normale. Wat dus voor imkers, die het vak verstaan, wellicht de juiste manier zou zijn, is het nog niet voor fruittelers, die met het houden van bijen eerst willen beginnen.

Een veel betere weg voor fruittelers is die, waarbij zij reeds voor September met de imkers contracten gaan afsluiten betreffende de levering van een bepaald aantal volken tijdens de bloei. De imkers kunnen in dat geval bij het inwinteren hunner volken daarmede rekening houden, zij kunnen de naakte volken zelf behandelen en ook zelf het risico dragen, dat voor hen als deskundigen nu eenmaal minder groot is, dan voor de in de bijenteelt o.a. onervaren fruitkwekers. Willen de fruitkwekers later zelf bijen gaan houden, dan zouden zij na de bloei hetzij de zwermen van die volken hetzij de volken zelf kunnen kopen en deze dan verder in de Minderhoudse kasten kunnen behandelen. Zoals de zaken thans staan is deze methode voor de fruittelers vooralsnog de beste, de voordeligste en de meest zekerste. Maar dan moeten zij niet eerst tijdens de bloei aan bijen gaan denken, gelijk de Tielse Bijenmarkt van dit jaar weer eens voor de zoveelste maal bewezen heeft, maar reeds in de komende maanden.

Tenslotte zou ik nog iets willen opmerken betreffende het huren van bijen, wat op zichzelf een voorzieningswijze is, die den fruitkweker wel het minste overlast bezorgt. Vooreerst dient met klem te worden ontkend, dat het zo moeilijk zou zijn, om bijenhouders te vinden, die geneigd zijn om tijdens de bloeiperiode naar de Betuwe te komen, maar dan moet men hen ook een redelijke beloning voor hun diensten in uitzicht weten te stellen. Aan dit laatste schort het nog al eens. Men kan niet verwachten, dat de bestaande groot-imkers hun volken naar de Betuwe zullen zenden, zolang het merendeel der aldaar gevestigde fruitkwekers voor het huren van bijenvolken niet meer dan f 0.50 tot f 1.- betalen wil. Het is een feit, dat het aantal van buiten af in de Betuwe geplaatste volken ook dit jaar wederom bedroevend klein geweest is, maar aan de imkers kan zulks waarlijk niet geweten worden. Ook het organiseren van bijencursussen, waarin de schrijver heil ziet, zal het gewenste resultaat niet brengen, getuige het geringe propagandistische nut, dat de totdusver telken jare in Tiel georganiseerde cursussen hebben afgeworpen. De ervaring, welke ik zowel bij de organisatie der alhier gehouden bijenmarkten als bij voormelde cursussen heb mogen opdoen, doet mij voor de toekomst ernstig vrezen, dat hoe juist ook des schrijvers stelling is, dat de fruitkwekers zelf bijen moeten gaan houden, daarvan weinig of niets in de practijk zal terecht komen. Ik geloof daarom, dat het fruitteeltbedrijf in hoofdzaak wel op den bedrijfsimker aangewezen zal blijven, wat op zich zelf geen nadeel behoeft te zijn, zolang van die kant voor een voldoende aanvoer tijdens de bloeiperiode kan worden zorg gedragen. Dit zal echter uitsluitend het geval zijn, wanneer er voor den imker enige garantie bestaat, dat hij een redelijke huurprijs voor zijn volken bedingen kan. In aanmerking genomen de op hem drukkende kosten van vervoer en de niet geringe risico's, welke hij tengevolge van het optreden van plotselinge temperatuurswisselingen en andere nadelige invloeden lopen kan, waarbij zeker niet in de laatste plaats aan de nadelen mag worden gedacht, die telken jare weer tengevolge van onoordeelkundige bespuitingen worden toegebracht, mag een vergoeding van ten minste f 1.50 tot f 2.50 zeker niet te hoog worden geacht. Bij een zodanige prijs behoeft men waarlijk niet bevreesd te zijn dat de imkers niet gaarne en in grote getale de Betuwe met hun volken zullen bezoeken.

Het zal dan echter nodig zijn, dat de plaatsing via een vertrouwde en deskundige instantie geschiedt, opdat de fruitkweker ook de zekerheid hebbe, dat de volken, waarvoor hij een behoorlijk bedrag aan huur betaalt, ook inderdaad hun geld waard zijn. Niet ieder bijenvolk is zomaar geschikt om in de boomgaard te worden geplaatst. Het maakt immers een enorm verschil uit, of een volk uit 10.000 dan wel uit 30.000 bijen bestaat. Vandaar, dat er op dit punt een nauwe samenwerking zal moeten komen tussen de betrokken afdeling van de Ned. Pom. Ver. c.q. de veilingsbesturen, die ten deze hun bemiddeling verlenen en de plaatselijke afdelingen der bijenteeltorganisaties. Daarnaast is het echter evenzeer gewenst, dat de fruitkwekers in meerdere mate het belang van bloeiende imkerverenigingen in hun eigen streek gaan inzien. Subsidiëring dier verenigingen door de fruittelersorganisaties en het daarbij als lid toetreden door de fruittelers individueel verdient daarom ernstige overweging.
Indien bovenstaande beschouwingen, Hooggeachte Redactie, wellicht een plaats zouden kunnen worden waardig gekeurd in uw door mij steeds met zoveel belangstelling gelezen blad, zou zulks door mij op prijs worden gesteld.

Inmiddels teken ik met gevoelens van de meeste hoogachting steeds gaarne uw dienstwillige

(get.) L.R.J. RIDDER VAN RAPPARD.

Onderschrift Red.
Wij hebben al eens betoogd, dat, hoewel het aanbeveling verdient, dat de fruittelers zelf óók bijen houden, men alleen succes kan verwachten, indien de imkerij in handen blijft van de imkers. Dat waarborgt ons, dat de volken deskundig worden behandeld en op sterkte blijven. Om ze echter naar de fruitstreken te krijgen zullen er heel andere maatregelen moeten worden getroffen, dan tot nu toe het geval was. De te verlenen vergoeding moet zodanig zijn, dat de imker er mede uitkan. Bovendien dient alles centraal te worden geregeld en in samenwerking met de fruitteeltorganisaties. Mr. van Rappard geeft in zijn stuk o.i. de juiste weg aan. Wij hopen, dat de tijd niet ver meer zal zijn, dat we niet meer behoeven te spreken van grote tekorten aan bijen in de fruitstreken, doch dat de minstens 5 volken per h.a. daar ook werkelijk in de bloeitijd hun zegenrijk werk zullen verrichten.
De fruittelers zullen dan echter moeten begrijpen, dat de plm. 12½ gulden per h.a. voor huur van bijen een som is, die veelvoudig in winst terugkeert.
RED.