Bijenteelt in oorlogstijd.


In het Septembernummer gaven wij de raad méér bijenvolken op te zetten, dan men gewoon was te doen, omdat de komende tijd behoefte zou kunnen doen gevoelen aan een intensiever beoefening van alle takken van land- en tuinbouw.
En zie, nauwelijks was het Septembernummer verschenen, of de Regeringsmaatregelen wezen al in die richting.

Zo bevatten het Staatsblad en de Nederlandse Staatscourant van 28 Augustus 1939 tal van Koninklijke besluiten en beschikkingen van den Minister van Economische Zaken, welke in het algemeen ten doel hebben dien Minister de nodige bevoegdheden te verschaffen om de voedselvoorziening voor mens en dier hier te lande ter hand te nemen. De bedoeling van deze maatregelen is slechts om van de aanvang af zoveel mogelijk verzekerd te zijn van een goed functionerende voedselvoorziening.

De Staatscourant van 7 September 1939 bevat een Koninklijk besluit van 1 September 1939 No. 30, waarbij een regeringscommissaris voor de bodemproductie benoemd wordt en waarin tevens de benoeming is vermeld van een Commissie voor de bodemproductie.
De Bodemproductiewet 1939 (Staatsblad 1939 No. 632) geeft de bevoegdheid om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur algemene of bizondere voorschriften te geven met betrekking tot de bodemproductie en de bestemming van de bodem. Een algemene maatregel van bestuur als hier bedoeld is in voorbereiding. De te treffen maatregelen zullen hiertoe strekken, dat die gewassen worden geteeld, welke nodig zijn tot verzekering van de voedselvoorziening van mens en dier.

Bovendien werden verschillende andere maatregelen getroffen, waarbij o.a. honing en andere producten der bijenteelt als crisisproduct in de zin van art. 1 5e, onder c van de Landbouwcrisiswet 1933 werd verklaard. Kunsthoning werd als op crisisgelijkende waar aangemerkt.
Bepaald werd, dat uit- en invoer van o.a. honing en kunsthoning slechts is toegestaan aan de Nederlandse Meelcentrale te 's-Gravenhage.
Voorts werd bepaald, dat aan degenen of die ondernemingen buiten de landbouw, welke van honing en kunsthoning voorraden bezitten groter dan 50 k.g., de verplichting tot voorraadsopgave is opgelegd.
Ten slotte werd nog bepaald, dat vervoer en aflevering van meer dan 2 k.g. honing of kunsthoning verboden is.
Intussen is de honing weer vrij gegeven.

In de jaren 1914-1918 werd honing in distributie gebracht en de ouderen onder ons herinneren zich wel maximumprijzen voor honing en was.
Uit de genomen maatregelen, afgescheiden of ze later min of meer verzacht zijn of ontheffing verleend is, kunnen we de gevolgtrekking maken, dat ook de aandacht gevallen is op de producten der bijenteelt, terwijl, indien er maatregelen genomen zullen worden om bepaalde gewassen te doen verbouwen, wellicht ook een beroep zal worden gedaan op de bijenhouders.
Voor een goede zaadwinning is het nu eenmaal noodzakelijk, dat er bestuifsters zijn en voor het fruit geldt dit eveneens.
Voor enige tijd geleden hebben we al eens betoogd, dat, als de nood aan den man zou komen, men niet een, twee, drie bekwame imkers uit de grond kan stampen en het is eveneens onmogelijk om á la minute de beschikking te verkrijgen over een voldoend aantal bijenvolken. Vandaar dan ook onze opwekking om nu reeds met alle gebeurlijkheden rekening te houden en de bijenstapel te vergroten.

Maar daarmede zijn we er niet. Men zal ook meer werk, van zijn bijen moeten maken en trachten zijn bijenvolken zo sterk mogelijk te doen zijn. Men zal béter bijen moeten houden teneinde van iedere normale of toevallige dracht te kunnen profiteren.

In het Septembernummer zeiden we reeds, dat de mogelijkheid niet uitgesloten moet worden geacht, dat de invoer van honing uit het buitenland moeilijkheden (vasthouden van het product voor eigen land, blokkade enz.) zou gaan ondervinden. Indien dit zo zou zijn, dan zal stellig de vraag naar ons eigen product gaan toenemen en eventueel beslag op voorraden worden gelegd.
De ervaringen uit de wereldoorlog zijn er om dit te staven.
Zo zullen we dus verstandig doen om de productie van honing
hoger op te voeren en ook het aantal bijenvolken te vergroten.
Wij imkers kunnen daardoor medewerken aan een goede voedselvoorziening van ons volk, direct en indirect.

JOUSTRA.