Kunnen de werkbijen weten of eitjes al of niet bevrucht zijn?


Bovenstaande vraag deed zich voor toen gebeurd was wat ik nu ga mededelen.
Terwijl van de vier volken in mijn bezit drie hadden gezwermd, bleef het vierde, hoewel goed van bijen voorzien, achter. Bij onderzoek werden gesloten moerdoppen gevonden en om te voorkomen dat mogelijk de oude moer werd gedood en straks een nazwerm afging, werd de moer uitgevangen en werden enige dagen later alle doppen uitgebroken op één na. Een week daarna was deze uitgelopen en werden de later aangezette doppen vernietigd.
Op de tijd, toen het laatste broed was uitgelopen, werd het volk opnieuw nagezien en bemerkte de imker, die zo vriendelijk is mijn bijen te verzorgen, nu ik zelf hiertoe niet in staat ben, dat er wel eitjes waren en deze in werkbijcellen gelegd, maar dat zij over verschillende ramen zeer verspreid waren. Waaraan dit wel zou zijn toe te schrijven? Och, dat komt immers meer voor bij jonge bevruchte moertjes, die het "vak" nog niet dadelijk goed meester zijn. Een voorbeeld moeten zij hebben, een model voor zich zien, dan zou het wel in orde komen!
Zo gezegd, zo gedaan. Een raam werd uitgenomen en één uit een volk met broed in alle stadia ingehangen.

Maar hoe was het nu enige dagen later gesteld? In het raam naast het nieuw ingehangene was een keurig aaneengesloten broednest gevormd op de raat, die uitsluitend werkbijcellen bevatte. Dat was dus in orde en het doel bereikt? Ja, maar - en nu volgt er een flinke maar - op het nieuw aangebrachte raam waren een aantal moerdoppen aangezet.
Wij stonden als voor een puzzle. Ook gelet op het feit, dat het volk niet had gezwermd en dat mogelijk, zij het laat opgekomen zwermplannen waren verhinderd, scheen de verklaring voor de hand te liggen, dat het volk alsnog wilde gaan zwermen, ook al had het een jonge moer. Met het oog op deelname aan de heidereis was echter hiervoor de tijd verstreken.
Dus werden alle doppen uitgebroken, terwijl de toestand van het broed zodanig was, dat voor het aanzetten van nieuwe niet behoefde te worden gevreesd.
Lieb Vaterland kann ruhig sein! Maar neen, dat kwam geheel anders uit, want toen een paar weken later de honingkamers werden afgenomen en de volken werden nagezien met het oog op een gereedmaken voor de heidereis, toen waren de ramen vol darrenbroed!
Bultbroed was echter niet aanwezig. Het kon niet anders zijn of de jonge moer was niet bevrucht geworden.

Zou daarom de vraag niet recht hebben, die boven dit opstel is geplaatst, of werkbijen reeds aan de eitjes kunnen weten of deze al of niet bevrucht zijn ? In het naburige volk, dat evenzeer darrenbroed maar geen bultbroed aanwees, waren wel geen doppen aangezet, maar hier was ook geen raam met werkbijenbroed ingehangen en doppen aanzetten boven darreneieren zou natuurlijk geen zin hebben.
Echter gebiedt de eerlijkheid te zeggen, dat de verhaalde waarnemingen niet met wetenschappelijke nauwkeurigheid zijn gedaan. Hoe zou het ook, aangezien er geen vermoeden was van wat later zich zou voordoen? Zodoende werd, toen - zie boven - op het raam naast het nieuw ingehangen, het verlangde aaneengesloten broednest werd gezien, niet ook nog eens onderzocht hoe het gesteld was met de vroeger geconstateerde op verschillende ramen verspreide eitjes. In de tijd tussen dit constateren en het vinden van doppen op het nieuw ingehangen raam, een tijd van ongeveer 4 dagen, waren bedoelde eitjes, althans gedeeltelijk wel, uitgelopen en zeker maakt het verschil of aan eitjes of aan larven door de werkbijen te zien zou zijn of al of niet ten slotte darren hieruit zouden voortkomen of werkbijen.

De bewuste vraag kan dus niet zonder enige reserve worden gesteld, al zou het m.i. merkwaardig blijven, als de werkbijen aan pas uitgelopen larven konden zien of zij darren of werkbijen waren.
Hoe het zij, zo houd ik mij aanbevolen voor het ontvangen van licht, dat anderen hierover kunnen ontsteken. Reeds werd immers het probleem aan de orde gesteld of en in hoeverre de werkbijen en niet enkel door de vorm der cellen op het leggen van al of niet bevruchte eitjes invloed kunnen oefenen. En mijn vraag sluit hierbij wel enigszins aan naar ik meen.

Rest nog te vertellen wat met de beide volken met onbevruchte moertjes werd gedaan. Omdat er zoveel darren waren, leek het ondoenlijk naar de moer te zoeken. Beide volken werden daarom in de koninginnezeef gedaan en met apiol besproeid. De ramen met darrenbroed uitgenomen en de andere bijeengevoegd, zodat er nu maar één woning voor beiden meer was. De volken liet men toevliegen, wat zonder bezwaar geschiedde. Later werd een jonge bevruchte moer bijgegeven in een inloop-kooitje, maar nog zonder de pijpjes, omdat wel eens gebeurt, dat ingeval de bijen haar niet willen aannemen, degenen, die reeds in het kooitje zijn doorgedrongen, voordat de moer het verlaten had, haar afmaken. Na een paar dagen, toen het volk rustig bleek, werden de pijpjes ingebracht en na enige weken drie ramen met gesloten broed en ettelijke met open fijnbroed aangetroffen, zodat slechts één volk verspeeld bleek te zijn.

A. VAN DER FLIER.

Naschrift Red.
Welke invloeden een rol spelen bij de soms op bewust handelen lijkende verrichtingen is niet met zekerheid te zeggen.
Wil men omtrent de vraag of de bijen bevruchte van onbevruchte eieren kunnen onderscheiden een definitief antwoord hebben, dan zou men een volk zonder moer moeten werpen op ramen waarin uitsluitend werkbij-eieren en een gelijk aantal ramen met darren-eieren. Men zou dan kunnen zien op welke eieren moerdoppen werden aangezet en het zou ons niet verwonderen, indien dit geschiedde op de bevruchte eieren. In sommige gevallen worden wel eens moerdoppen op onbevruchte eieren aangezet (eieren in een volk met eierleggende werkbij). Daaruit ontstaan natuurlijk geen moeren, doch weldoorvoede darren.
Mochten bij de proef de bijen inderdaad de onbevruchte eieren, wat het aanzetten van moerdoppen betreft, ongemoeid laten, dan is het nog zeer de vraag of de bijen "weten" of zij met onbevruchte eieren te doen hebben.
Een mij overkomen geval heb ik al eens in het Maandschrift en in mijn boek beschreven. Daar moet de moer zich bewust geweest zijn, dat zij geen onbevruchte eieren kon leggen, want zij negeerde iedere ingehangen darrenraat om ten slotte, toen haar uitsluitend darrenraat ten dienste stond daarin onbevruchte eieren te leggen. Of werkten hier andere instincten? Er is nog veel in het bijenleven te ontsluieren en zij stelt ons nog voor heel wat interessante vragen. Men leze in dit verband eens het artikel voorkomende in het Sept.no. 1937, waarop dhr. v. Houten in dit no. wijst, nog maar eens na.

RED.