Ingezonden.


Nog eens de Kastanje.
In het nummer van juni j.l. plaatste ondergetekende een artikeltje over kastanjes. De Red. plaatste de volgende noot: De kastanjes zijn bij de waardering aangegeven met 3 voor stuifmeel en 3 voor nectar. De grondsoort zal hier wel een factor van belang zijn.

Mijnheer de Redacteur,
Er komen in ons land vele kastanjes voor, hetzij in de vorm van laan- of van alleenstaande boom.
Nu wil ik de H.H. leden alsook U, mijnheer de Redacteur, vragen is er ook iemand die al eens kastanjehoning geoogst heeft? Zover mijn imkersloopbaan strekt, heb ik er nog nooit van gehoord. Het zou wel wonderlijk zijn, dat er in de diverse streken van ons land geen bodemgeaardheid zou gevonden worden, waar de kastanje niet zou kunnen honingen. Mocht het zijn dat de kastanje wel in Zuid Europa vanwege het warmere klimaat en de hogere stijging van de nectar in de bloembuis honingt, dan is dit een andere reden. Doch onvoldoende om de kastanje tussen de honingbomen van ons land te plaatsen. Het gebeurt wel eens meer dat honingplanten en bomen bij de waardering hoog geschat worden, doch deze worden dan meestal van buitenlandse lijsten overgenomen en zijn geenszins getoetst aan de omstandigheden enz. van ons land. Zij hebben ondanks mooie cijfers voor ons dan ook weinig of geen waarde.
HOENSBROEK.
C. DE JONG.

Naschrift Red.
Het is zeer wel mogelijk, zelfs heel waarschijnlijk, dat de honingwaardering van de kastanje, zoals in ons onderschrift vermeld, afkomstig is uit het buitenland. In ons land is het inderdaad geen honingdrachtplant van grote betekenis. Maar daar ging het in het Juni-artikel van dhr, de Jong niet om, althans, dat bleek niet uit dat artikel. Hij besprak de kastanjes in het algemeen.
Of er in ons land wel eens kastanjehoning geoogst is, is mij onbekend. Pure kastanjehoning stellig niet. Dr. de Boer zou daar beter over kunnen oordelen. Het is mij echter bekend, dat kastanjes op veengrond wel degelijk door de bijen worden bevlogen en ook, dat zij er honing uit puren, zoals ik voor jaren door de nagelproef al eens heb kunnen vaststellen. Stuifmeel verzamelen ze er trouwens ook op andere grondsoorten wel op.
RED.

-0-

Geachte Redactie,
In uw naschrift onder het ingezonden artikel van den Heer Lubberink op blz. 246 van het "Groentje" van September 1939 wordt vermeld, dat de moer uitsluitend onbevruchte eitjes legt en die naar willekeur kan bevruchten of wel voorzien van een spermatozoë. Dit zou in strijd zijn met de bewering en de proeven van Rueher, die aangetoond heeft, dat alle eitjes door de moer gelegd bevrucht zijn en door de bijen, al naar de bestemming, onbevrucht gemaakt worden door verwijdering van de spermatozoë (zie Groentje van Sept. 1937 blz. 210). Of zijn misschien deze proeven herhaald en is de uitkomst niet juist gebleken?

Gaarne nog een tweede vraag. Legt een moer in een juist geschepte voorzwerm eitjes al of niet voorzien van een spermatozoë, als haar de bestemming onbekend is?
Ik wenste een volgend voorjaar dit te onderzoeken door een voorzwerm zo snel mogelijk na het afvliegen te scheppen en te plaatsen op de bodemplank, welke vooraf aaneengesloten bedekt is met voorwerpglaasjes, zoals die in de microscopie gebruikt worden. De eventueel op de glaasjes neervallende eitjes zijn dan direct zonder aanraking onder de microscoop te bezien.
Mochten deze proeven reeds gedaan zijn, zijn deze natuurlijk overbodig en zal ik van U gaarne de uitslag vernemen.
Met hoogachting en imkersgroet,
S. VAN HOUTEN.

Naschrift Red.
Sinds Dzierzon is de kwestie van de maagdelijke voortplanting er een, welke de belangstelling van velen en vooral van twijfelachtigen heeft. De theorie van Dzierzon is te eenvoudig, laten we zeggen, het ei van Columbus. Men wil iets anders, iets aannemelijkers. Zo ontstond de theorie van Dickel, de druktheorie en wellicht nog tal van theorieën meer. Rueher vermeldt in l'Apicultur van Dec. '36 en overgenomen in ons maandblad van Sept. '37, een theorie van een onbekende. De werkbijen zouden de bevruchte eitjes onvruchtbaar kunnen maken door ze met speeksel te bewerken. Hans Nachtsheim van het Zoologisch instituut te München stelde vast, dat bij eieren uit darrencellen de spermatozoïden ontbreken. De wetenschap houdt nog steeds vast aan de onderzoekingen van Dzierzon en de theorie welke hij daarover verkondigde.


De tweede vraag van dhr. van Houten is aldus te beantwoorden.
Indien de korfimkers hun volken jagen en zij kunnen de moer niet vinden, dan maken zij wel eens gebruik van de volgende methode.
Het korfje met de jager wordt op een zwarte doek gezet (b.v. een jas of iets dergelijks). Na enige tijd wordt de korf weggenomen en als de moer aanwezig is, vindt men vers gelegde eitjes op de doek liggen. Op die wijze zou dhr. v. H. zijn te nemen proeven kunnen volvoeren. Wij twijfelen er echter aan of hij met een pas geschepte voorzwerm succes zal hebben. Immers tegen het zwermen wordt het aantal te leggen eitjes belangrijk minder en zeer waarschijnlijk legt zij tegen het uittrekken van de zwerm in het geheel niet meer.
Bij een jager is dat natuurlijk wel het geval, omdat de moer tijdens het jagen nog in volle leg was.

Met zeer veel belangstelling zien wij de experimenten van Dr. van Houten tegemoet en zouden gaarne iets van de uitslag ervan vernemen.
RED.

-0-

Zeer geachte Redactie,
De kast had gezwermd en 's avonds, toen ik de jonge koningin hoorde tuten, heb ik de moerdoppen weggesneden en de uitlopende jonge moeren in de kast laten vallen. Zouden zich wel dood vechten tot de sterkste overbleef. Dat zegt de wetenschap.
De volgende dag zie ik enig geschermutsel op de vliegplank en zie
daar wordt tot mijn verbazing een koningin uitgedreven. Ze valt op de grond voor de kast, gaat zich daar oppoetsen. Toen ik met een moerhuisje terugkwam, was ze verdwenen.
Is deze waarneming wel eens meer gedaan en worden jonge koninginnen behalve dat zij in de kast afgemaakt worden, ook wel door het volk uitgedreven?
M. Z.

Naschrift Red.
Misschien, dat Uw waarneming een bruidsvlucht betrof, waarbij de koningin wat onwillig en de bijen wat actief te werk gingen. Een andere verklaring voor dit geval is moeilijk te vinden. Is de kast nog moergoed gebleven ?
RED.


Geachte Heer Joustra,
In het Aug.-nummer van ons orgaan maakte U propaganda voor cursussen in bijenziekten. Uw idee was mij sympathiek en daarom sprak ik daarover in onze ledenvergadering. Mij zweeft n.l. dit plan voor ogen: Hier in Twente zijn er onder de imkers nog al personen, die door hun opleiding (H.B.S., Kweekschool etc.) zo'n cursus zouden kunnen volgen. Hoe nu uit die personen een aantal liefhebbers te vinden en samen te brengen. Almelo als centrum van Twente zou m.i. de aangewezen plaats zijn waar eventueel zo'n cursus zou kunnen worden gehouden. Als U in het maandschrift nog eens op het thema der bijenziekten terugkomt, zou U mijn naam voor Twente kunnen opgeven. Uit het aantal liefhebbers zou men dan kunnen besluiten een cursus te laten doorgaan of niet. Wat dunkt U daarvan?
G.L. SCHOLTE.
Secr. Afd. Almelo, Rietstr. 162.

Naschrift Red.
Evenals bij een vorige gelegenheid is het aantal aanmeldingen voor een Ziektecursus bedroevend klein. Wij maken daarom van de opwekking van dhr. Scholte gaarne gebruik om nog eens met klem aan te dringen op het oprichten van dergelijke cursussen. Indien in de omgeving van Almelo interessanten zijn, zouden zij zich bij dhr. Scholte kunnen melden, die mij de opgave wel wil doorzenden.
RED.