Raad voor beginners.


Daar de bijen in November de winterrust moeten zijn ingegaan en er dus op de bijenstand geen werkzaamheden meer te verrichten zijn, wil ik deze maand schrijven over het bijenwas en over de verwerking van wasafval en oude raten. Het verdient aanbeveling deze zo spoedig mogelijk na afloop van het seizoen op te ruimen, daar ze anders in het voorjaar gemakkelijk aan de wasmot ten prooi vallen.

Zoals bekend knijpt men wasafval, darrenraat en dergelijke het beste stevig samen tot vuistgrote ronde ballen, waarop de wasmot geen vat heeft.
Wanneer een bijenraat pas door de bijen gebouwd is, bestaat deze raat uit zuiver bijenwas, de kleur is wit (bij goede dracht) of geelachtig tot geel. Wanneer ze echter enige tijd als broedraat in gebruik is, zien we, dat de kleur via de verschillende nuances van bruin overgaat tot bruinzwart of zwart. Dit komt, doordat de larven direct na het verzegelen door de werkbijen, dus voor het verpoppen, de binnenzijde van de cel bekleden met een spinsel, dat we als een dun vliesje in de cellen kunnen terugvinden. Bovendien ontdoet de larf zich even voor het verzegelen van de cel van de onverteerbare resten van het voedsel, dat ze gedurende vijf à zes dagen heeft opgenomen. Deze onverteerbare resten bestaan voor het grootste deel uit de wanden van de stuifmeelkorrels, welke door het voedsel gemengd waren. In iedere cel worden na elkaar vele bijen grootgebracht, zodat we dus in elke cel een groot aantal vliesjes kunnen aantreffen, terwijl zich tussen elke twee vliesjes een zeer kleine hoeveelheid uitwerpselen van de larven bevindt.

Bij het zuiveren van het ruwe was, dat voor een groot gedeelte uit oude raten bestaat, komt het er dus op aan het zuivere was van de vliesjes en uitwerpselen te scheiden. Wanneer we de raten verwarmen, zodat het was vloeibaar wordt, zal het spinsel het vloeibare was opzuigen en zeer moeilijk daaruit te verwijderen zijn. Om dit opzuigen te voorkomen verdient het aanbeveling de raten enkele dagen in een bak met water te leggen en met een zwaar voorwerp te belasten, zodat ze goed ondergedompeld zijn. Daardoor zuigt zich het spinsel vol met water en stoot het later bij het smelten het vloeibare was af. Zij, die niet de beschikking hebben over leidingwater nemen hiervoor evenals overigens voor de gehele wasbewerking bij voorkeur regenwater. Pompwater is namelijk dikwijls ijzerhoudend, tengevolge waarvan het was een donkerbruine kleur kan krijgen.

Het eenvoudigste toestel om het was te zuiveren is de zonnewassmelter. Deze bestaat uit een ondiepe bak (circa 10 c.m.) die afgedekt is door een glasraam met dubbel glas (tussenruimte circa 1.5 c.m.) en waarvan de bodem bestaat uit een plaat van zwarte leisteen. Door de zwarte kleur van deze leiplaat wordt veel warmte geabsorbeerd, zodat de plaat zelf een hoge temperatuur krijgt. Het door middel van de zonnewassmelter gezuiverde was is prachtig zuiver en helder van kleur. Het bezwaar van de zonnewassmelter is echter, dat het rendement tamelijk klein is, d.w.z. dat er te veel was in de resten achterblijft, terwijl er bovendien in ons land te weinig uren met zonneschijn zijn. Men ziet de zonnewassmelter daarom slechts weinig gebruiken.

Zij, die veel was te verwerken hebben, zoals coöperatieve zemerijen en korfimkers met grote standen doen dit op de ouderwetse manier, namelijk door de raten tezamen met water in een fornuispot te koken en dit mengsel in een zware houten pers onder zeer hoge druk uit te persen. Voor den imker met een kleinere stand is deze methode echter onbruikbaar. Wel zijn er echtere kleinere persen in de handel, welke zeer goed voldoen. Bij het gebruik van persen lette men er steeds op het mengsel van water en ruwe was, dat men in een geëmailleerde pan of bak aan de kook brengt, zo heet mogelijk, dus kokend in de perszak over te brengen en ook de vullingen van de pers zo snel mogelijk op elkaar te laten volgen, zodat de pers warm blijft. Doet men dit niet, dan bestaat er grote kans, dat de temperatuur aan de buitenzijde van de perszak te laag wordt, waardoor het uitvloeiende was daar stolt en een taaie laag vormt, die het verder persen, namelijk het wegvloeien van het in het inwendige der pers aanwezige vloeibare was, verhindert.

Behalve deze persen zijn er ook apparaten en toestellen in de handel zoals b.v. het waskanon, waarin het was geperst wordt, terwijl het tegelijkertijd door stoom wordt verwarmd. Het gezuiverde was loopt hierbij gewoonlijk druppelsgewijs of als een dun straaltje uit een tuitje, zodat het in een bak, welke gedeeltelijk met water gevuld is, kan worden opgevangen. Het voordeel van deze toestellen is vooral, dat ze een imker in staat stellen op een zindelijke wijze zijn was te verwerken, hetgeen bij het gebruik van de pers niet zo gemakkelijk is. In het bizonder wanneer het wassmelten in de keuken of bijkeuken geschieden moet, kan dit van belang zijn. Gewoonlijk is het rendement bij deze apparaten niet zo hoog, als bij een stevige pers.

Als derde soort zijn er nog de toestellen, welke geheel in een wasketel met kokend water geplaatst kunnen worden. Hiertoe behoort o.a. de door wijlen de Heer Frankenhuis geconstrueerde uit metaalgaas vervaardigde korf, welke voorzien is van een ronde plaat met houten steel, waarmede men de raten kan samendrukken. Bij deze uitvoering kan echter geen grote druk worden uitgeoefend. Veel meer moet hier het was worden vrijgemaakt doordat het kokende water voortdurend de vliesjes omspoelt, terwijl men met de genoemde ronde plaat met steel de vliesjes zowel als het water in beweging kan brengen. Ook behoort tot deze soort toestellen een pers, bestaande uit twee ronde houten schijven, waartussen door middel van een ijzeren schroefspil de perszak kan worden samengeperst. Ook deze pers moet met perszak en al in een wasketel met kokend water geplaatst worden. Door de pers, nadat de perszak zoveel mogelijk is samengeperst, weer los te draaien en de resten in de perszak los te maken, komt er weer opnieuw water tussen deze resten, dat zodra de schroefspil weer wordt aangezet ontwijkt en het zich nog in deze resten bevindende was medeneemt.

Daar al deze toestellen betrekkelijk duur zijn, gaan de afdelingen er dikwijls toe over ze voor hun leden aan te schaffen, hetgeen zeer zeker aanbeveling verdient. Men lette er echter op daarvoor toestellen aan te schaffen, welke ook bij ondeskundige behandeling niet gemakkelijk beschadigd kunnen worden, terwijl het schoonmaken er van gemakkelijk en vlug moet kunnen geschieden, omdat dergelijke door de leden van afdelingen gebruikte gereedschappen heel wat te lijden hebben.

Om het vloeibare was te doen stollen giet men het in een geemailleerde emmer of bak, die gedeeltelijk met heet water gevuld is. De verontreinigingen, welke soortelijk zwaarder zijn dan was en lichter dan water, verzamelen zich aan de onderzijde van het was (de wasvoet). Na het stollen kunnen ze dan door afkrabben worden verwijderd. Een groot deel van de verontreinigingen kan men ook verwijderen door het vloeibare was door een kaasdoek te gieten. Om het was mooi zuiver te krijgen moet het nog minstens één keer worden omgesmolten. Er ontstaat dan nogmaals een kleinere wasvoet. Om het ontstaan van scheuren tegen te gaan, dekt men gewoonlijk de bak, waarin zich het vloeibare was bevindt, af met zakken, papier en dergelijke, zodat de afkoeling zo langzaam mogelijk plaats vindt. Ook kan men het scheuren verhinderen door het was rondom even met een mes van de bak los te maken, zodra het begint te stollen, dus zodra zich aan de bovenzijde een vlies gevormd heeft.
E., L.