Het houden van bijen door fruitkwekers.


Inleiding gehouden op de 17e Nederlandse Imkersdag te Middelburg door Ir. J. Mommers, assistent-Rijksbijenteeltconsulent te Wageningen.

- Ir. Mommers beveelt voor fruitstreken de Minderhouds kast aan.
- Fruittelers moeten zelf bijen houden.
- In de meeste streken van ons land is zwermverhindering vrijwel onmogelijk.
- Boterzaad, Serradella, Zweedse klaver en Boragie zijn goede groenbemesters en leveren veel honing.

In deze inleiding zal ik niet spreken over het nut, dat de bijen hebben als bestuifsters van het fruit. Dit wordt langzamerhand wel algemeen ingezien. Nu proberen vele fruittelers door huren van bijenvolken in de bloeitijd der vruchtbomen in deze behoefte voorzien. Ik wil er echter op wijzen, dat in Nederland het aantal bijenvolken rond 132.000 bedraagt. Het aantal h.a. fruit is rond 47.500 (klein fruit niet meegerekend). Als we nu een minimum van 5 volken per bunder aannemen, wat zeker niet te veel is, dan zouden er nodig zijn ongeveer 238.000 bijenvolken. Aangenomen dat alle bijenvolken uit Nederland in het voorjaar "op het fruit staan", dan zou er nog een tekort zijn van ruim 100.000 volken.
Als we afzien van andere bezwaren van het huren - de belangen van imker en fruitkweker lopen niet paralel - dan zou dit toch zeker een reden zijn voor de fruitkweker om zelf bijen te gaan houden.
Het gaat er nu maar om: hoe moet de fuitkweker handelen om met succes bijen te kunnen houden?

In de meeste gevallen zal de fruitkweker die bijen wil gaan houden, op een bijenmarkt of bij een imker een of meer korfvolken kopen. De korf is een nog steeds zeer veel gebruikte bijenwoning, die tal van goede eigenschappen bezit. Bovendien is de behandeling voor de vakman zeer makkelijk. Maar een leek, die wel eens twee imkers bezig heeft gezien om een korvenstal te bekijken, zal zich toch wel eens verwonderd hebben als de een tegen de ander zei: "Zet maar weer neer, ik heb het al lang gezien", terwijl hij zelf niet verder gekomen was dan het zien van een enorm gekrioel van duizenden bijen. Daarin zit juist de moeilijkheid bij de korf, dat men aan kleinigheden veel moet kunnen zien.

Laten we nu eens aannemen dat de fruitkweker in het voorjaar een korf koopt. Als het fruit bloeit en het weer is goed, gaat alles aanvankelijk best. Maar dan komt al heel gauw de zwermtijd aan.
De voorzwerm is meestal nog wel te scheppen, maar daar blijft het niet bij. Het grootste bezwaar van de korf doet zich nu gelden Het regelen van de hoeveelheid nazwermen is zeer moeilijk.
Een tweede mogelijkheid is, dat de fruitkweker een bevolkte Simplexkast koopt. Deze Simplexkast heeft een zeer ingewikkelde bouw en is daardoor nogal duur. Maar dat is niet het ergste. In deze kast kunnen zoveel methoden worden toegepast dat zelfs mensen, die al jaren lang imkeren deze methoden nog verwarren.
Door de samengestelde bouw zijn de bijen in de Simplexkast meestal lastig. Als we bij een omgehangen kast bijvoorbeeld de onderste broedkamer moeten nazien, dan regent het meestal steken.
Deze steken worden meestal door den fruitkweker niet zo erg gewaardeerd. Het komt dan ook heel vaak voor dat, als een Simplexkast moet worden nagezien, de fruitkweker in het begin al zoveel steken oploopt, dat hij de kast maar weer gauw dicht maakt en denkt: "Ik zal het morgen wel eens weer proberen", maar van uitstel komt afstel en door kaal-zwermen of verhongeren komt de mooie dure kast leeg te staan.

Er zijn in Nederland nog tal van andere woningen in gebruik, die alle in dezelfde of nog meerdere mate de slechte eigenschappen van bovengenoemde bezitten.
Om nu aan al deze bezwaren tegemoet te komen heeft de Heer Dr. A. Minderhoud een kast geconstrueerd, die speciaal voor den fruitkweker geschikt is. Nu moet men niet denken: Ik maak zo'n kast. zet ze in mijn boomgaard en dan vinden de bijen ze zo mooi dat er vanzelf wel een volk in komt. Ook het bijenhouden in een dergelijke kast moet geleerd worden. Daarom zijn er ook speciale cursussen voor fruitkwekers in het leven geroepen, die bestaan uit 4 theoretische en 12 praktische lessen.

De voordelen van deze fruittelerskasten bestaan hierin, dat ze niet duur zijn, makkelijk zelf te timmeren, de bijen zijn er meestal zeer goedaardig in en de techniek, die er in toegepast wordt, is zeer eenvoudig. Men tracht niet het zwermen te verhinderen, daar in de meeste streken van ons land dit vrijwel onmogelijk is.
Als er doppen worden aangezet maakt men een kunstzwerm: de veger. D.w.z. men schudt op een mooie dag alle bijen in een nieuwe kast. De koningin moet er bij zijn. De nieuwe kast komt een eindje van de oude in de rij te staan. De vliegbijen gaan terug naar de oude kast. Als de jonggeboren koningin in de oude kast tuut, kan men de overige doppen alle wegbreken en het zwermen is afgelopen.
Men kan hier rustig van iedere kast een zwerm aannemen, de prijs van de kast is hiervoor geen belemmering. Men komt dus van één volk in het voorjaar op 2 in het najaar. Het is nu de bedoeling dat, zodra men het gewenste aantal volken heeft, in het voorjaar van twee één maakt. Dit heeft verschillende voordelen. Men heeft na het verenigen in het voorjaar sterke volken met veel vliegbijen om het fruit te bestuiven. Men kan in het najaar de dubbele hoeveelheid suiker bestellen en dus ruim inwinteren. Men heeft bovendien altijd reserve-koninginnen, als er in de winter of in het vroege voorjaar eens een moerloos mocht worden. Bovendien gaat het verenigen in het voorjaar zeer gemakkelijk.

Nu worden er door fruitkwekers nog wel eens bezwaren geopperd tegen het houden van bijen. Op de eerste plaats zegt men, dat er geen tijd voor is op het bedrijf. Ik geloof echter dat, als de goede wil er is, er ook wel tijd gevonden zal worden voor de bijen. Mocht dit in enkele uitzonderlijke gevallen niet zo zijn, dan zou misschien de vrouw of dochter des huizes hier een aangename en tevens nuttige bezigheid hebben. Er zijn immers al zoveel dames, die zuiver uit liefhebberij bijen houden.

Een tweede bezwaar dat men vaak hoort is, dat er na de fruitbloei voor de bijen niets meer te halen is. Voor vele streken in ons land zit hierin wel een zekere grond van waarheid. Er zijn wel fruitstreken met flinke herik- of klaverdracht. Dit zijn echter uitzonderingen en najaarsdracht ontbreekt vrijwel overal. De Heer Burgemeester van Middelburg merkte juist al op, dat de gemeenten door het aanplanten van honinggevende laanbomen de dracht kunnen verbeteren. De fruitkweker kan zelf echter ook hieraan meewerken.
In de moderne aanplant wordt de laatste jaren steeds meer gebruik gemaakt van groenbemesting. De bemestingsleer is teruggekomen van het uitsluitend gebruik van kunstmest omdat gebleken is, dat organische stof in de bodem niet gemist kan worden. Deze organische stof nu kunnen we geven door middel van stalmest of door groenbemesting.
Nu lijkt het mij zeer gewenst deze groenbemesting tevens honing-
gevend te doen zijn. Dit is nu niet zo heel gemakkelijk. Een dergelijke plant moet aan zeer vele eisen voldoen:
A. Eisen voor goede groenbemester:
1e. veel bladmassa leveren;
2e. niet verhouten;
3e. op alle gronden willen groeien;
4e. de grond goed bedekken;
5e. snel de grond bedekken, zodat onkruid verstikt.
B. Eisen voor goede honingplant:
1e. veel honing geven;
2e. op alle gronden honingen;
3e. bij verschillend weer honingen;
4e. lang bloeien, zodat door een periode van ongunstig weer de
honingoogst niet mislukt.
C. Speciale fruittelerseisen:
1e. niet bloeien tegelijk met het fruit;
2e. niet te hoog worden;
3e. groei der vruchtbomen niet belemmeren;
4e. goedkoop zaad.

Daar het niet mogelijk is zo een ideale plant aan te wijzen, heb ik proeven genomen met verschillende gewassen, die als groenbemester reputatie hadden en die als honingplant misschien konden voldoen. Ik was in de gelegenheid deze proeven te nemen door de welwillendheid van den Heer Ir. Gerritse te Geldermalsen, die mij de beschikking gaf over een gedeelte van de tuin van de fruitteeltschool. Ook de Heer van Griethuizen, Chef van de fruitteeltschool te Terwolde, zaaide enkele door mij aangewezen planten; ofschoon deze proeven nog in een beginstadium zijn kan ik toch al wel enkele planten aanraden, die vermoedelijk wel voldoen.

Boterzaad groeit snel en komt snel in bloei, is een goede groenbemester en levert veel honing. Moet kort na de bloei gemaaid worden, daar het anders te houtig wordt. Laat zaaien omdat anders te veel water aan de grond wordt onttrokken (ong. eind juni). Kan tweemaal in hetzelfde jaar gezaaid worden.
Serradella groeit, ook op klei, uitstekend; bloeit niet zo gauw als boterzaad, bloeit echter zeer lang door en levert flink honing. Goede groenbemester. Levert stikstof.
Zweedse bastaardklaver groeit goed, wordt goed door bijen bezocht, levert stikstof.
Boekweit, de helaas verdwenen beste drachtplant, kan misschien op zandgrond goed resultaat leveren.
Boragie of komkommerkruid, niet zo mooi als groenbemester, wordt in Duitsland wel gegeten. Misschien hier ook wel te gebruiken; als honingplant zeer goed.
De luzerne, hoppeklaver, incarnaatklaver en spurrie werden nagenoeg niet door bijen bezocht.

Misschien wekt het verwondering dat ik deze zeer voorlopige resultaten al mededeel. Ik hoop echter, dat hierdoor enkele fruitkwekers gevonden zullen worden, die ook eens proeven hiermee willen nemen. Nadeel zullen zij er in ieder geval niet van hebben en als zij de resultaten aan mij mededelen kunnen we des te eerder tot een conclusie komen. En dat zal ongetwijfeld bijdragen tot de bevordering der bijenteelt in Nederland.

P.S. Waarschijnlijk heeft Boragie zich slecht ontwikkeld door de grote droogte. Later heeft het zich zeer goed ontwikkeld en leverde het een enorme hoeveelheid bladmassa. Op 30 Sept. was er op dit gewas nog een sterke vlucht, terwijl enkele gevangen bijen een flink gevulde honingblaas hadden.