De bijen en de imker.


Een van onze vooraanstaande imkers vierde onlangs zijn 40-jarig huwelijksfeest en zijn dochter dichtte het volgend lied, waaruit blijkt de grote band, die imker en bijtjes aan elkaar bindt en waarvan eens gezegd werd, dat ik (een imker) niet langer meer zou leven, als er geen bijen bestonden.
Moge inderdaad de imker waarvan in dit gedichtje sprake is, eens zijn gouden huwelijksfeest vieren en mogen ook zijn bijtjes van zijn uitnemende zorgen blijven profiteren.


LOFLIED OP DE BIJ.
(Wijze: Al is ons prinsje nog zo klein.)

Wat is er op aarde het nuttigste beest? de bij.
Wie is er de bruigom tot zegen geweest? de bij.
Wie werkt er van 's morgens tot 's avonds laat,
Totdat de zonne ter ruste gaat? de bij, de bij, de bij (bis).
Wie heeft er het bruidje veel honing verschaft? de bij.
En heeft er de bruigom "gewin" gebracht? de bij.
Wie heeft er hen nooit met zorgen "gekweld",
En heeft er hen nimmer teleurgesteld? de bij, enz.
Wie gaat er in 't nazomer naar de hei? de bij.
Wie verlaat dan de hof en is lang niet blij? de bij.
Wie maakt dan van bruigom een treurend man,
Zodat hij het nergens meer vinden kan? de bij, enz.
Wie keert dan (gelukkig) voor winterslaap weer? de bij.
En wordt toegedekt al met turf en met leer?¹) de bij.
Wie kan nu niet kleumen meer van de kou
En leeft er van suiker en water nou? de bij, enz.
Wie beleefde er eenmaal een sombere tijd? de bij.
Wie was er z'n goede leventje kwijt? de bij.
Wie werd er verwaarloosd (de baas was ziek)
En eind'lijk verkocht al in 't publiek? de bij, enz.
Wie bromde en zuchtte er steeds "ach Heer", de bij.
Toe geef ons den ouden imker weer? de bij.
Haar beê werd verhoord en de baas weer hersteld,
Die heeft er weer korven en bijen besteld, de bij, de bij, was blij.
Wie wenst nu het bruidspaar veel zegen en heil? de bij.
Breng bruidegom veel jaren nog naar de hei, de bij.
Leef lang en gelukkig nog menig jaar,
Wees over 10 jaar een gouden paar, hiep hei, hiep hei, hiep hei.

¹) Bedoeld wordt: dakleer.