De antennen der insecten


(Eigen foto's)

Bij de vraag, waarvoor eigenlijk de sprieten aan de kop van de bij - of, zooals de entomologen zeggen: de antennen - dienen en waarvoor de bijen ze gebruiken, blijkt al uit het antwoord, hoe belangrijk deze organen zijn voor het insectenleven in het algemeen, inclusief het bijenleven. De sprieten zijn n.l. de reuk- en tastzintuigen van het insect. M.a.w. een insect kan met de sprieten ruiken en tasten, of - om met Prof. Von Frisch te spreken - de neus der bij zit in de sprieten. Een bijenneus dus met bovendien een fijn ontwikkeld tastgevoel. In dit laatste opzicht blijkt bij vergelijking de menschelijke neus ver in het nadeel.

Kop van een roofvlieg.
(asilus craboniformis)




Er zijn talrijke waarnemingen en proeven, die de tast- en reukfunctie van de antennen der insecten overtuigend bewijzen. Vlinders b.v. hebben een bizonder lange tong, zoo lang, dat ze er om zoo te zeggen geen raad mee weten, en hem daarom maar oprollen, als hij buiten gebruik is. Als je nu een vlinder gevangen houdt en het diertje wat voer wilt geven, dan kun je de volgende aardige proef nemen. Doop een penseeltje in wat verdunde honing en houd dit zoete slokje dicht bij de sprieten. Onmiddellijk daarop ontrolt zich als een slurf de tong en de vlinder begint te drinken. Houden we het penseel bij de mond, dan komt de roltong veel minder snel in actie.
Proeven, die in deze kwestie wat meer licht moesten verschaffen, werden hoofdzakelijk op de volgende manier genomen. Van bepaalde insecten werden de sprieten voorzichtig geamputeerd. En daarna kijkt de proefnemer nieuwsgierig toe, hoe het dier zich verder gedraagt t.o.v. bepaalde prikkels, b.v.. of het nog ruiken kan. Van de vliegen is het bekend, dat het tot haar meest geliefde bezigheden behoort, op mesthoopen en doode dieren te zitten, om daarop eieren af te zetten en er en passant wat drinkbaars uit te zuigen. Worden nu een vlieg de antennen ontnomen, dan trekt het smakelijkste hapje van bovengenoemde materie haar niet meer aan. Neem je zoon vlieg en zet haar boven op een dierenlijk, dan bemerkt zij niets daarvan. De vlieg zuigt niet en zet evenmin eieren af.

Om weer op de vlinders terug te komen, hier blijkt al heel duidelijk, dat de sprieten reukorganen zijn, en dat in het bizonder de vlindersprieten buitengewoon gevoelig zijn voor geuren. Een vlinderverzamelaar zet b.v. in een of andere doos of terrarium een onbevrucht vlinderwijfje buiten neer. Op grooten afstand in het rond bemerken de mannetjesvlinders de geur, die het wijfje door bepaalde geurklieren aan het achterlijf afgeeft. Binnen korten tijd fladderen ze opgewonden rondom de kooi. Je kunt dan je hart ophalen en er de mooiste exemplaren uitzoeken en hebt daarmee een gemakkelijke methode, om mannelijke vlinders van bepaalde soorten te krijgen. Zelfs vliegen de mannetjes door de openstaande deur de kamer binnen, als daar b.v. een pas uitgekomen vlinderwijfje aanwezig is. De bekende onderzoeker Fabre vertelt, dat hij een wijfje van de groote nachtpauwoog (Saturnia pyri) in een kastje had opgesloten. In acht nachten kwamen hier eng. 150 mannetjes op af, ondanks het ongunstige weer. Ze vonden het wijfje ook, als het kastje op de meest verschillende plaatsen werd opgesteld.

Kop van de honingbij


Wordt nu zoo'n driftig mannetje gevangen, de antennen afgenomen en bij het wijfje in de kooi gezet, dan is ditzelfde door begeerte naar het wijfje bezeten vlindermannetje plotseling volmaakt onverschillig geworden. Hij negeert haar volkomen, omdat hij haar geur niet meer kan waarnemen. Ook als de proef omgekeerd genomen wordt zien we dezelfde resultaten. Plaats het onbevruchte wijfje onder een goed afgesloten glazen klok. Er komt geen enkel mannetje kijken, ofschoon het vlindervrouwtje toch wel goed zichtbaar is. Worden de geurklieren door een voorzichtige operatie verwijderd, dan heeft ook het heftigste vlindermannetje voor dit wijfje geen interesse meer. Wel streeft het met alle kracht naar de uitgesneden geurklieren en probeert zelfs hiermee te copuleeren, wat uiteraard onmogelijk is.

De amputatie van sprieten of geurklieren hij deze proeven heeft weinig of geen invloed op het normale gedrag van de proefdieren, m.a.w. deze schijnen daardoor geen gevoel van pijn of onwel zijn te ondervinden, wat o.a. Prof. Von Frisch aantoonde met op kleur gedresseerde bijen. Deze vlogen, ondanks wegnemen van beide sprieten, gewoon door naar het bepaalde voederschaaltje, om daar suikerwater op te nemen. Wordt hij een insect slechts één der beide antennen verwijderd, dan gedraagt het zich geheel als dieren met twee sprieten.

Zoo zien we dus, dat er in de vlinderwereld - zooals een schrijver zegt - twee drijfveeren zijn, die het leven der dieren beheerschen, n.l. honger en liefde. De sprieten zijn onontbeerlijk als tast- en reukzintuigen bij het zoeken naar voedsel en naar wijfjes.


Ook in het bijenleven is dat zoo. Als b.v. een vliegbij in April voor het eerst boordevol paardebloemnectar thuiskomt en de andere bijen door haar dansen opmerkzaam maakt, hoe weten dan de uitvliegende bijen, dat ze naar paardebloemen moeten zoeken want dat doen ze inderdaad hardnekkig en hoe vinden ze deze? De proeven van Von Frisch geven het antwoord. Deze bijen hebben thuis met de sprieten de dansende bij aangeraakt, haar meegebrachte bloemen geroken, en, in het veld aangekomen, wijzen temidden van allerlei andere bloemsoorten de sprieten onfeilbaar de begeerde paardebloemen aan. De bijen onderscheiden de gezochte bloemen, die ze constant blijven bezoeken, van andere door de kenmerkende bloemgeur. En zoo kan de bij slechts bloemvast zijn door middel van haar sprieten.

Vriendschap tussen twee koninginnen


Waar 's zomers in de paartijd tegen honderden darren en duizenden werkbijen slechts één jonge koningin ter bruidsvlucht uitvliegt, daarbij nog maar gemiddeld 25 minuten in de lucht blijft en dit nog slechts voor één enkele maal - bruidsvluchten worden als regel niet herhaald daar moet de dar wel alle zeilen bijzetten, om bijtijds de zeldzame wijfjes te ontdekken. De zeer groote ooggin en bizonder bewerktuigde sprieten zijn aan den darrenkop dan ook niet overbodig.

Aan het vlieggat wordt elke binnenkomende bij door de wachtbijen met de sprieten betast en herkend aan nestgeur en gedrag. Wie dat eens bizonder duidelijk zien wil, moet bij gelegenheid goed opletten bij het vlieggat van een door roovende bijen aangevallen volk. De wachtbijen trachten daar met opgeheven sprieten de schuw aanvliegende vreemdelingen op te vangen. Ook de eigen nestgenooten worden dan veel actiever dan anders met de sprieten betast.

Dat de bijen schrikken van onverwachte bewegingen (en daarna neiging hebben tot aanvallen) is bekend. Ik kan dat prachtig waarnemen aan een bijenvolk, dat van voren open aan weer en wind is blootgesteld. Sla ik met de hand snel voorlangs het volk, dan gaan tegelijkertijd van honderden bijen aan de voorkant van de tros met een ruk de sprieten omhoog.
Dat bij het drukke verkeer in de duistere straten tusschen de raten de antennen met hun fijne reuk- en tastorganen goede diensten bewijzen, valt gemakkelijk in te zien. Wanneer er geklaagd wordt over moeilijkheden en ongevallen bij het verkeer in onze hedendaagsche, verduisterde steden, dan zou je haast wenschen, dat iedereen in die omstandigheden een paar sprieten had, zooals de bijen die hebben. En zoo filosofeerende wordt de verleiding groot, nog meer van die wenschen te doen ten gerieve van onze samenleving, waaraan wel het een en ander schijnt te mankeeren.

Voorbeelden van antennengebruik zijn in het bijenleven legio. Nog een enkel voorbeeld als toelichting bij de foto's.
Bijen, die elkaar voeren, betrommelen elkaar zachtjes met de sprieten. Toen ik eens twee overtollige koninginnen hij elkaar zette onder een drinkglas, om het vechten der rivalen te bekijken. sloten de beide doodsvijandinnen onmiddellijk vriendschap, en bedelden op dezelfde manier als bijen doen, bij elkaar om voedsel (foto 3).


Na een poosje nam de vriendschap zelfs innige vormen aan!
Niemand hoeft hierin iets buitengewoons te zien. Binnen in de bijenwoning waren beide dames elkaar ongetwijfeld te lijf gegaan, en ook buitenshuis doen ze dat veelal. Maar in dit geval werd onder abnormale omstandigheden het instinct, dat iedere koningin drijft tot aangrijpen en dooden van de mededingster, vol
komen overdekt door een ander instinct, te voorschijn geroepen door een gevoel van hulpeloosheid, verlatenheid, honger misschien, n.l. de vraag naar voedsel.
Over de sterk variëerende vormen der sprieten en haar fijnere bouw een andere keer.

SOEST.
W.A. VAN ELMPT.