Maandpraatje.


Het jaar, dat achter ons ligt, willen wij maar liever zoo spoedig mogelijk vergeten. De internationale toestand, de toespitsing van de onverdraagzaamheid der volken en de geringe hoop, dat een ieder weer spoedig aan zijn normale bezigheden kan beginnen, handel en nijverheid, landen tuinbouw weer hun oude positie kunnen innemen, kunnen ons niet optimistisch stemmen.

Het bijenjaar, dat achter ons ligt, is er ook al niet een om te juichen. Mocht er al hier en daar wat honing en in sommige streken zelfs zeer veel geoogst zijn, 1939 kunnen we met een zwarte kool aanteekenen in de geschiedenis der bijenteelt.
Door de noodzakelijke militaire maatregelen hebben velen het hun zoo lief geworden vreedzame bedrijf, de bijenteelt, moeten vaarwel zeggen. Tal van onze imkers zijn onder de wapenen geroepen, terwijl door inundatie niet alleen veel bijenweide verloren ging, doch velen hun huis en haard hebben moeten verlaten en hun bedrijf aan den kant moeten zetten.

Wij murmureeren hierover niet; de maatregelen waren noodig om onze neutraliteit naar alle zijden te handhaven en indien noodig onze vrijheid te verdedigen.
Mogen wij dan al het voorbije jaar liever zoo spoedig mogelijk uit ons geheugen wegwisschen, het mag ons niet verleiden om bij de pakken te gaan neerzitten. Dat is trouwens ook geheel tegen onzen volksaard weer.
De Zeeuwsche spreuk "Luctor et Emergo" is er een, die feitelijk van toepassing is op al onze landgenooten. Zij geeft zoo goed het karakter van onze volksaard weer.
De huidige omstandigheden nopen ons steeds tot heroriƫnteering en het is ons volk best toevertrouwd zich door de moeilijkheden heen te worstelen.

De vraag doet zich voor, wat de bijenteelt in de toekomst ons zal brengen. Hier geldt het ook doorzetten en wel met verhoogde energie.
Meer dan ooit is het noodzakelijk om uit ons bedrijf te halen wat er in zit en onze bijenvolken tot de grootst mogelijke productie op te voeren. Dat kan alleen, indien we veel zorg aan ons bedrijf, hoe klein ook, besteden.
We bezitten gelukkig nog tal van bekwame imkers met veel ervaring en met veel liefde voor hun vak. We hebben ook veel nieuwelingen, wier eerste imkersjaar nu niet bepaald erg gunstig is geweest wat de opbrengst van hun bedrijf betreft. Laten zij den moed niet laten zinken, integendeel, laten zij door studie, het bijwonen van lezingen, het bezoeken van practische lessen, het deelnemen aan excursies en den omgang met bekwame collega's hun kennis en practische vaardigheid verrijken en waar zij hulp noodig mochten hebben, laten zij zich zonder eenige schroom tot hun mede-imkers wenden of tot de Redactie van hun vaktijdschrift. Zij zullen gaarne voortgeholpen worden.

Wij beginnen dit jaar met nieuwe moed en de vergrooting en naar wij hopen de verbetering van ons orgaan is daar een demonstratie van. Niet terugzinken, vooruit!

We zullen afscheid moeten nemen van de ons zoo vertrouwelijk geworden naam "het Groentje". Om de populariteit van dezen naam hadden we zoo gaarne het Orgaan in zijn oude kleed gelaten, doch we zijn over deze bewaren heengestapt en wij hopen van harte, dat ook ons nieuwe orgaan zich spoedig in de populariteit van allen zal mogen verheugen. En misschien is er wel iemand onder onze duizenden lezers, die een prettiger naampje voor ons tijdschrift weet te bedenken, dan de officiƫele stadhuisnaam "Maandschrift voor Bijenteelt".

Met een goed vertrouwen in de toekomst en de hoop op een gunstig bijenjaar nemen wij voor dit keer afscheid van onze lezers.

JOUSTRA.