OP DEN BIJENSTAND.


Van onzen redacteur bereikte mij de vereerende opdracht in ons Orgaan een rubriek teverzorgen: "Op den Bijenstand", waaro.m. zal ressorteeren wat er al zoo iedere maandop den stand, zoowel vaste- als losse bouw betreffende, zal moeten geschieden. Nu ligt hetvoor de hand, dat men in zoo'n rubriek het moderne, het nieuwste, het meest naar voren brengten het ouderwetsche, indien nog genoemd, hetasschepoestertje laat spelen. Met dit laatste bedoel ik het ouderwetsche en door veel moderneimkers verachte, korfbedrijf.

En toch, deze vormvan bijenhouden komt in ons land nog zeer veel voor. Méér dan men zoo zou vermoeden als menons orgaan leest. Zelf voor 100% mobielimker,koester ik nog steeds een groote eerbied en belangstelling voor het korfbedrijf. Waarom, zult U vragen? Ja, daar zijn vele oorzaken voor, waar ik misschien nog wel eens op terugkom. De voornaamste is wel, dat men met dit soort woning net zulke goede resultaten kan behalen als met elke andere soort woning met lossen bouw. Ik heb bij verschillende vastenbouw imkers gezien dat ze vorig jaar per opzetter 45 à 50 pond honing oogstten. Kom maar eens naar voren, gij trotsche, modern imkerende lossebouw imker en plaats Uw resultaat hier eens naast! In de meeste gevallen zult ge beschaamd moeten bekennen, dat ge deze resultaten, trots Uwe moderne methoden en bedrijfswijzen, niet hebt bereikt. 't Zou me te ver voeren in dit bestek daar verder op in te gaan. Wel wil ik de vastebouw imkers beloven, dat ik - natuurlijk bij de gratie van onzen redacteur - hun belangen niet zal verwaarloozen.

Nu ter zake. Op den stand moet ook deze maand nog volkomen rust heerschen. Pluimvee en vooral katten, welke de gewoonte hebben hun klauwen te wetten aan de korven of er zich op te laten koesteren door het zonnetje, houde men verre. Op gezette tijden plaatst men eenige muizenvallen, om deze vernielzuchtigen op te ruimen. In kasten hebben de muizen meestal geen kans om binnen te dringen, mits men het vlieggat niet te groot (hoog) heeft. Bij korven kunnen ze echter door het vlieggat heel gemakkelijk naar binnen wippen. vooral bij koude, wanneer de bijen stijf aan den tros zitten. In het laatst van October moet men het vlieggat met een stokje zoodanig verkleind hebben, dat ze er niet meer door kunnen. Voor de bijen is het echter noodzakelijk, dat het vlieggat zoover mogelijk open blijft om de luchtverversching in de korf of kast niet te belemmeren. De muizen vreten ook graag een gaatje tusschen ondersten rand van den korf en de bodemplank om naar binnen te komen. In boschrijke streken lette men bij felle koude gepaard met sneeuw ook op de specht. Den vorigen winter zijn er heel wat korven stuk geslagen; door het kloppen verwijderen de bijen zich van den tros en verkleumen. Zulke volken lijden erg. Ook de mees - in Drente het immenvreterke genoemd - kan het te bont maken. In dit geval kan een muizenval met wat vet erop goede diensten bewijzen.

De grootste zorgen brengt echter de sneeuw. Zorg dat de vlieggaten sneeuwvrij blijven. Bij dooi overdag wordt de sneeuw een natte massa, welke 's nachts weer vast vriest en het vlieggat zou kunnen afsluiten en luchtnood bij de volken zou kunnen veroorzaken. Zorg ook, dat het zonnetje bij sneeuw niet door het vlieggat in de korven en kasten kan schijnen. Plaats bij kasten een dakpan of zooiets voor het vlieggat en hang er bij korven wat zakken voor; steek echter eerst een spijker boven het vlieggat, opdat de zak dit niet kan afsluiten. Verder verwijdere men de sneeuw tot op ± 2 m. afstand van de bijenwoningen. Mocht dan trots alle voorzorgsmaatregelen het zonnetje de bijen er toch uitlokken, dan doet men goed wat stroo, riet of zakken op de sneeuw uit te spreiden. Een bij zet zich graag neer op iets wat een lichte kleur heeft en zal het stroo enz. tot rustplaats kiezen. Zaak is dat men geregeld in stand observeert of er ook iets abnormaals gebeurt.

In het laatst dezer maand of begin Februari kunnen we bij gunstig weer een reinigingsvlucht verwachten, doch daarover in het Febr.-nummer meer. Tot nu toe - half Dec. - gaat de doorwintering goed. Vergeleken bij vorig jaar zelfs prima. Toen begon de misère al bij het inwinteren Overal kropen de afgeleefde tobberds rond om hun dood te sterven. En dit ging zoo door totdat er geen of zoo goed als geen bijen meer in den stok over waren. De wetenschap diagnoseerde in de meeste gevallen: nosema, doch ik was en ben nog van meening, dat er een geheel andere oorzaak in het spel was. Nosema was misschien in enkele gevallen een bijkomstige oorzaak, doch in geen geval de hoofdoorzaak. Ook hier kom ik nog wel eens op terug.

Januari, maand met haar lange avonden, is wel bijzonder geschikt om z'n kennis (theoretische) van de bijenteelt wat bij te spijkeren. We bezitten een paar waardevolle uitgaven op dit gebied en wel bewerkt door de Heeren Joustra en Dr. Minderhoud. Ze zijn te verkrijgen aan het bijenhuis te Wageningen. Ook de reeds verschenen jaargangen van ons groentje bevatten waardevolle leerstof. Ook verzuime men de cursuslessen en de lezingen niet. Doet verder Uw afdeelingsbesturen een plezier door de algemeene vergaderingen te bezoeken. Deze besturen zwoegen zich voor U uit om Uwe belangen zoo goed mogelijk te behartigen. Zorgt gij van Uw kant door acte de présence te geven, dat ge hun werk waardeert. Ook vergemakkelijkt ge daardoor hun werk zeer.

Verder moet ge nu reeds Uw werkplan voor het a.s. seizoen gereedmaken. Aan de hand daarvan kunt ge nu reeds verschillende toebereidselen treffen. Als ge alles maar uitstelt komt ge t.z.t. onvoorbereid voor de feiten te staan, wat niet anders dan tot Uw schade kan leiden. Het geeft U zelf ook veel meer genoegdoening indien ge op tijd de zaak geregeld hebt en niet behoeft te tobben. Over de verschillende voorbereidingen in het volgend overzicht meer.

En nu, geachte redacteur, zou ik nog gaarne iets willen schrijven over de bijensuikervoorziening. Had ik van U deze gelegenheid niet gekregen, dan had ik dit punt per ingezonden stuk ter kennis willen brengen. Zooals de suikervoorziening, en ik bedoel hiermede de denaturatie, nu gaat is de zaak niet in orde. Als ik deze zaak nuchter en zakelijk bezie moet ik me - en zeer velen met mij - ergeren. Ik zal probeeren een en ander duidelijk uiteen te zetten.
De regeering voorziet onze imkers van suiker om onze bijenteelt te kunnen laten voortbestaan. Zonder deze suikervoorziening is onze bijenteelt absoluut ten doode opgeschreven en zal op een enkel uitzonderingsgeval na verdwijnen. Dus zonder suiker geen bijen meer. Wanneer men nu van deze waarheid doordrongen is, waarom gaat men deze suiker door de denatureering zoo verknoeien, dat ze voor de imkers groote moeilijkheden veroorzaakt bij het voederen aan de bijen en voor onze bijen bij het opnemen een gevaar voor een tamelijke sterfte oplevert? Wat men aan de eene zijde opbouwt, breekt men aan de andere zijde weer af. De recente suikerlevering is er het bewijs van dat het, zooals het nu is gegaan, niet kan en mag doorgaan.

In het Octobernummer adviseert onze secr. om "de suiker koud op te lossen; ze door kaasdoek te zeven; ze zóó toe te dienen, dat de bijen er alléén met hun tong bij kunnen komen".
Dat er een dosis - m.i. had 1/10 deel ook reeds effect gehad - zeer scherpe peper in zat, ondervond ieder, die er mee moest werken: niezen alsof je van een flinke dosis niespoeder had genoten. En waar niet iedereen, vooral de groote bedrijven, het advies van onzen secretaris konden opvolgen, daar ondervonden de bijen het aan den lijve. Er sneuvelden er veel meer dan andere jaren het geval was. Niet door verdrinking, maar als ze met dit pepersuikerextract in aanraking waren geweest, kropen ze weg en stierven. Koud oplossen is niet mogelijk; hoe lang men ook roert, men krijgt niet de gewenschte oplossing. En al zou ze koud ook willen oplossen, dan moet men ze toch voor het toedienen nog weer verwarmen, anders kunnen en willen de bijen ze niet ophalen. Verder heeft deze pepersuiker het groote nadeel, dat er absoluut geen borstplaat van gemaakt kan worden. Vooral voor de het volgend voorjaar te verstrekken suiker, welke meest in drachtpauzen en slecht weer-perioden moet worden gebruikt, is dit een bijna onoverkomelijk bezwaar. Rest nog het gevaar dat er wat van deze pepersuiker in den in 1940 te slingeren honing komt. Was de vorige pepersoort al erg, deze is enorm veel scherper. Ieder imker, die in 1940 gaat slingeren, mag wel terdege uitkijken of er soms suikerrestanten in de te slingeren ramen voorkomen. Hij zal er anders zeker z'n gewonnen honing mee bederven. Vooral bij de omhangmethode is het zeer goed mogelijk dat zich nog suiker in deze ramen bevindt, en zeker als er wat vroeg in 't voorjaar dracht is geweest.

't Zijn deze drie punten, n.l. ongeschikt voor borstplaat, veel bijenverlies en mogelijke honingbederving. welke een andere denatureering gebiedend maken. Waarom de kalmoeswortel niet weer in eere hersteld? Is die niet voldoende? Ook nu heeft men z'n toevlucht gezocht tot oude wannen en kafmolens om die "rotte" peper er uit te blazen!!
Ik neem aan, dat er al eens limonade van gemaakt is. Ik neem zelfs aan, dat 1% van onze imkers er mee knoeide. Ik neem echter niet aan. dat 99% onzer bonafide imkers daarom gestraft moet worden.
Bestond er al bij onze imkers een zeer groote antipathie tegen de peper als denatureeringsmiddel, deze cayennepeper heeft zeker de deur dicht gedaan. Onze imkers kunnen niet zonder suiker, anders werd ze zeer zeker niet meer gekocht.
Ik wil eindigen met de woorden van onzen redacteur, n.l.: "Peper en vooral scherpe peper lijkt me inderdaad een zeer ongeschikt middel voor de bijen". Ik voeg er dit aan toe: Geen peper meer! Het kan anders! En... wat kan, dat moet!

D., S.

Naschrift Red.
Hoewel we het met onzen geachten medewerker volkomen eens zijn, dat we zoo spoedig mogelijk van de peper dienen af te komen, schijnt de kwestie van het mengmiddel in ons land met zijn dure accijns, niet zoo gemakkelijk op te lossen te zijn. Het middel moet den fiscus en de bijen believen en Dr. Minderhoud tracht al eenige jaren deze beide "belanghebbenden" tot elkaar te brengen.
RED.