UIT DE JAAGKIEPS.


In ons vorig M.S. hebben wij in het verslag van het Congres te Zurich de proefnemingen van Prof. Milojevic kunnen lezen. Het in leven houwen van moeren buiten het bijenvolk bracht mij het volgende uit het oude bijenboek van Clutius, dat in 1609 verscheen, in herinnering (volgens de toen gebruikte methode is het een samenspraak tusschen een imker en een leerling):

Vr. kan men geen Coningen sonder Biên 's winters overhouden/ om also ongerechtige stocken goet te maken?
A. Sommige Biehouders seggen van ja.
Vr. Wat doense om den Coninck over te houden?
A. Zij nemen een vlierhout/ en doen daer het merg uyt/ en doen den Coninck daerin met een luttel Honinck om by te leven den gantschen Winter/ en stoppen de gaten aen beyde eynden niet heel dicht toe/ om dat hy niet en soude ver-smooren/ en men moet hem alsoo met zyn gesloten vlierpyp aen zyn lichaem dragen om dat hy niet verkouwen soude/ en als de winter over is moet men eenige Biên by hem setten om hem te dienen/ en als men ongerechtige korven had, soo moet men die beroocken en besprengen.

Dit middel schijnt Clutius zelf niet toe te passen, want hij laat vragen:

Vr. Wat remedie sout gy daertoe weten om den Coninck voor den gantschen Winter te bewaren dat hy niet en sterve?
A. Ick soude nemen een dick Spaens-riet van een half span lenghde dat aen beyde eynden open is/ en moet den Coninck met twee of dry Biekens daer in doen/ om hem geselschap te houden/ en dan een stucksken Honinckraet met wat Peck (stuifmeel) daer by doen/ en gy moet het riet vol kleyne gaetjens steken/ gelyck spellegaetjens/ en moet alsdan het selve Riet soo steken in een van de aldermeeste Gebiede Korven (sterkste volken) te midden/ op datse met haer natuerlycke Warmte mochten worden onderhouden/ en levendigh blyven.
Vr. Ick acht U inventie beter als de voorgaen-de: maer als gy den Coninck oft die 2 of 3 Biekens hun wilden van haer vuyligheyt reynigenhoe soudense dat connen doen aengesien sy toegestopt zyn?
A. Men soude op de Maent eens zyn pypken moeten ververschen/ met Honinck ende Peck (men ziet hieruit, dat men toen in Holland al veel waarde hechtte aan het stuifmeel) en laeten hem eens met zyn cleyn geselschap uyt/ in een warmen kamer/ op dat hy/ oft zyn Biekens niet weg en vliegen/ en dan soude men wel vernemen buyten 't Riet wesende wat vuyligheyt zy van haer werpen souden/ en als men siet datse hun vuyligheyt van haer gedaen hebben/ dan moet men den Coninck met zyn cleyn geselschap wederom in 't Spaens-riet doen en setten hem weder daer hy te voren gestaen heeft. Dit moet men alle maenden doen/ oft men misschien eens eenen van doen hadde: want ick heb wel geweten dat men eenen Daelder soude gegeven hebben voor eenen
Coninck naer den Winter/ om datse dan qualyck te krygen zyn.

(Dit is voor dien tijd een aanzienlijk bedrag.)

-0-


Het artikel van den Heer Lijftogt in ons M.S. van januari 1969 heeft ook de aandacht getrokken van de redactie van The Beeworld. In het Aprilnummer 1939 komt onder de rubriek "Press Mirror" o.a. voor: de Heer L. vraagt: Kan de gewoonte, die deze bijen hebben om stil om te wisselen zonder te zwermen in verband staan met de onmogelijkheid om te vliegen van de koningin? Hieraan voegt het blad toe: Door haar laag gehalte aan bloedsuiker, kan een leggende moer gewoonlijk niet vliegen. De gedragingen van de moer zijn dus niet ongewoon. Er wordt gezegd, dat zij nogal hulpeloos zijn bij het gaan en gemakkelijk van de raten vallen. Als dit zoo is, kan het zijn dat zij geen goede vliegers zijn, zelfs wanneer zij door de bijen ondervoed worden en niet volop in de leg zijn, hieraan zou de eigenschap van niet zwermen gedeeltelijk kunnen worden toegeschreven. Het is duidelijk, dat een bijenras, waarvan de moeren na de bevruchting nooit kunnen vliegen, in het wild levende spoedig uit zou sterven, daar er geen aanvulling voor het verlies in den winter zou zijn. Daarom moet een dergelijk ras in leven worden gehouden door kunstzwermen met onbevruchte moeren en heeft men bij zorgvuldige behandeling geen zwermen.

Het is zeker de moeite waard, vervolgt dit blad, te onderzoeken of het lage suikergehalte van het bloed in de moeren een eigenaardigheid is van elk niet zwermend ras. Indien dit zoo is, dan komen de volgende vragen: Houdt dit in, dat het suikergehalte bij de werkbijen ook laag is, waardoor minder vlieg- en haalenergie? En strekt dit zich ook uit tot de darren, zoodat dit minder succesvolle achtervolgers zijn? Onze Zwitsersche collega's met hun uitmuntende niet-zwermende rassen en langjarige ondervinding op teeltgebied kunnen deze vragen op grond van hun ervaring wellicht ontkennend beantwoorden. Indien juist dan zou het interessant zijn, dit door onderzoeking van het bloedsuiker bevestigd te zien. Het zou dan zeker zijn, dat het niet zwermen een andere oorzaak heeft dan het gebrek aan vliegkracht van de moer.

-0-


Het ingezonden stuk van den Heer Henri Meyer in het zelfde M.S. is ook gelezen. Het belangrijkste daaruit vindt men de mededeeling van den nestor, wiens grootvader eens twee dozijn zwermen van twee volken had gekregen.

-0-


In sommige bijen-tijdschriften is het de gewoonte de vragen, die de lezers stellen niet door een bepaald persoon te laten beantwoorden, maar door de andere lezers. Dit vindt men o.a. in de Schweizerische Bienenzeitung en de Beeworld.
Uit dit laatste blad neem ik de volgende vraag over (1939/5), wellicht dat er in ons land waarnemingen terzake zijn gedaan, ofschoon men hier meer algemeen aanneemt, dat de moer alleen bij het zwermen en de bruidsvlucht naar buiten komt.

Vraag 60. Het is bekend, dat de moeren soms in het vroege voorjaar of in den herfst, wanneer zij niet in de volle leg zijn, haar woning verlaten om een "luchtje te scheppen". Heeft iemand, die zijn moeren knipt, hierdoor deze verloren?

-0-


Wist U, dat men in sommige streken van Duitschland zijn bijenNieuwjaar gaat wenschen en dat men in Oostenrijk geloofde, dat er een goed bijenjaar zou komen wanneer Nieuwjaarsdag veel sneeuw gaf ?

Jékavé.

Naschrift Red.
Nieuwjaarwenschen komt ook in ons land wel voor.