Het bovenvlieggat.


Na het aanvankelijk met genoegen lezen van het artikel van den heer Dr. Peeters, was ik tenslotte teleurgesteld. De opzet is, proeven met een bovenvlieggat, maar uiteindelijk is het een ventilatiegat. Natuurlijk kunnen die twee met elkaar één zijn en het nut daarvan wil ik allerminst betwisten voor het droog en schimmelvrij door den winter brengen der raten. Maar Dr. P. beloofde ons een vlieggat en dan moet dat m.i. een ding zijn wat, tenminste in het volle vliegseizoen, als zoodanig gebruikt wordt, wil het dien naam verdienen. Zoodra echter Dr. P. de gunstige werking der ventilatie vaststelt is dat het doel geworden en niet meer het vlieggat. Met dit te constateeren wil ik echter geen afbrekende critiek bedoelen, wat Dr. P. deed is genoeg te waardeeren.

Ventilatie is echter in de meeste kasten wel op veel eenvoudiger manier te bereiken, dus zonder de ingewikkelde toerusting die Dr. P. aanbeveelt. Ik vrees, dat het een beetje omslachtig is, om niet te zeggen prutserig, vooral als het nagevolgd wordt door imkers die niet zoo handig knutselen of zuinig met het materiaal moeten zijn. Dat de kast tegen het inwateren beschermd moet worden door reepen oude fietsband is zelfs bedenkelijk. Die uitvoering lijkt mij technisch beslist niet, temeer daar zulks in vele gevallen overbodig is als we enkel ventilatie willen aanbrengen.
Over eigen proeven met het bovenvlieggat kan ik nog niet een uitspraak doen. Het lijkt de bijen wel te bevallen, de overwintering van volk en raten is uitstekend, maar dat is nog geen voldoende reden het bovenvlieggat als vlieggat een verbetering te noemen. We moeten dat nog eens enkele jaren aanzien. De ventilatie echter durf ik gerust aanbevelen en wil nu gaarne daar wat meer van zeggen en vertellen hoe ik daar toe kwam.

Toen ik een stukje schreef over glas in de bijenwoning (Dec. 1937) was ik nog niet aan het ventileeren. Ontving naar aanleiding van dat stukje o.a. een brief van den heer H. Beverdam te Rijssen die mij den raad gaf eenige kleine gaatjes te boren in de houten lijst van de dekruit en die gaatjes 's winters open te houden.
Dat leek uitstekend, was zonder veel moeite te probeeren en werd dus toegepast. En met gunstig gevolg. Het bevalt uitstekend en ik raad het dus gaarne anderen aan.

Het liefst zou ik echter eerst van alle Simplexen andere kasten de dekkleedjesrommel afgooien en dat vervangen zien door plankjes, glasraam of iets dergelijks, vooral niet rustende op de ramen! Wie dat gedaan heeft wil die vieze wasmotlarvenmestkweekerij nooit meer in zijn kasten zien. Herlees in dit verband ook het artikel van den heer Vleugels Schutter in het Januarinummer. De meeste imkers kennen helaas niet anders dan, door kit en was, doode bijen en wasmotrommel besmeurde bovenlatten der ramen en denken dat het er zoo bij hoort, ja dat het niet anders kan! De heer Joustra raadt altijd aan om bij het inwinteren een paar dunne latjes over de ramen te leggen. Nu. die latjes kunnen den imker een kapitaaltje waarde vertegenwoordigen want... ze kunnen het behoud van het volk beteekenen, vooral in een winter als deze. Maar waarom zouden we onze bijenwoning niet zoo inrichten, dat de toestand ideaal is het geheele jaar door? Een beter geconstrueerde kast zal iets meer kosten, maar velen zouden het er gaarne voor over hebben als ze de voordeelen kenden.

Mijn kasten wijken nog al af van de meeste bestaande wat bouwsel betreft doordat ik streefde naar een in alle opzichten "up to date" bruikbare woning. De inrichting voor ventilatie kan dus ook afwijken en is al zeer gemakkelijk aan te brengen, maar iedere kast heeft toch wel een deksel met ruimte. Maakt men nu enkele gaatjes in de bedekking, die uitmonden onder den deksel, dan is men klaar. Na het vormen der wintertros even opensteken, daar de bijen ze meestal in den herfst dichtkitten. De luchtstroompjes gaan nu langs het volk, liefst langs de buitenwanden, de schimmels kunnen geen tocht verdragen, aarden dus niet en het vocht ontwijkt. Natuurlijk is er een luchtgat in uw deksel. Ook in de kasten van Dr. Peeters tocht het met hetzelfde gunstige resultaat.
Een stuk "Donna Cona" is ook een uitstekend droog winterdek, maar moeilijk ongeschonden te houden, tenzij in een houten lijst.

En nu nog eens weer het bovenvlieggat, als vlieggat, dus het geheele jaar door.
Toen ik lust kreeg daar proeven mee te nemen zag ik er direct meer in en ik ontwierp en bouwde met veel animo een kast aanéén. Boven 10 ramen met bovenbehandeling en onder 8 ramen op een slede en dus met achterbehandeling. Het vlieggat juist ter halver hoogte, dus boven het broednest en zoo uitgemikt, dat de vliegbijen in de drukke haaltijd niet door het rooster moeten. Dit laatste leek mij zeer belangrijk. Technisch lijkt mij de kast nog al geslaagd, hij is nu 2% jaar in gebruik. maar helaas kan ik nog niet wijzen op grootere oogsten er uit. Zij dit dan ook door aantoonbaar ongunstige oorzaken, die met de kast niets uitstaande hebben, n.l. eerst een ongeschikt Amerikaansch moertje, daarna te late invoering nieuwe moer en tenslotte moerloosheid. Nu zit er een gezond volk in en hopen we weer op dit jaar.

Later heb ik dit bovenvlieggat ook aangebracht aan mijn gewone dubbelwandige kast, twee bakken met vast ingebouwde binnenwand.
Zooals op de schetsjes is te zien is de uitvoering zeer eenvoudig bij deze kast en het rooster ligt geheel vrij van de ramen zoowel onder- als bovenramen en de nectarbijen kunnen het mijden. Eén bezwaar is er echter bij dit systeem en daarom pas ik het ook nog niet toe bij alle kasten zoolang ik niet zeker ben van betere resultaten, want voor ventilatie heb ik deze doorbraak der sponning niet noodig. Het bezwaar is dat de darren en een eventueel onbevruchte moer onder het rooster opgesloten zijn. Die moeten dus worden uitgelaten door tijdelijk wegnemen van het rooster of openen van het ook aanwezige ondervlieggat.
























Het schetsje A laat zien een middendoorsnede over de kast als normaal met dekplank en deksel, detail voorzijde. Ook aan de achterzijde een paar gaatjes te denken. Schetsje B is hetzelfde stukje rooster en bovenkast. Natuurlijk is de sponning na uitnemen van het bovenvlieggat en nu met rand slechts over een gedeelte van den voorrand weggenomen. Het vliegplankje heeft twee zinken stripjes en wordt hiermee aangehangen.
Zooals gezegd en op de teekening te zien is wijken mijn kasten nogal af van de meest gebruikte en is dit misschien niet direct zoo na te volgen. Maar het lijkt mij beter, als men een proef wil nemen, het op deze wijze te doen, dan door den dekselrand, omdat het nu steeds op dezelfde hoogte blijft en met één constructie klaar is, afgezien van het dekmateriaal. De bijen doen het er best in en het schijnt hun wel te bevallen. Maar over de oogstresultaten durf ik nog niets te zeggen, dat moeten we nog enkele zomers aanzien. Vooral ook door vergelijken met andere volken in overigens gelijke omstandigheden.

Velen moeten niets van al dat zoeken naar verbeteringen hebben en anderen die wat bereikten komen er niet steeds mee voor het licht en dat is te betreuren. We moeten gezamenlijk trachten vooruit te komen. Daarvoor hebben we onze mooie vereeniging en ons maandblad. Dankbaar moeten we zijn, dat eindelijk dit laatste de zoo lang gehoopte uitbreiding heeft kunnen krijgen en ik hoop dat onze wakkere Redacteur nu wat meer ruimte kan afstaan voor gedachtenwisseling. Zijn we tevreden met het bestaande, dan vallen we in slaap... en al slapende ontglipt ons het bestaande.

Met imkersgroet,
MIDDELBURG.
J. v.d. HULST.

Naschrift.
Het spijt mij, dat mijn artikel den heer v.d. Hulst niet bevredigd heeft, maar met het kiezen tot titel: "Het bovenvlieggat", bevind ik mij in goed gezelschap. De Italianen, die het vlieggat gebruiken, in hoofdzaak voor een goede overwintering, noemen het: „L' Entrato in alto" (de ingang boven). De Amerikanen, die het voor zoover ik gelezen heb, uitsluitend met het oog op overwinteren toepassen, spreken van niets anders dan: "The Top-Entrance" (boven-ingang). Waarom ook niet? Ik heb toch duidelijk geschreven, "dat de bijen er door uitvliegen en (zoo lang zij den weg niet kennen) beneden terugvliegen". De glazenkast-bijen heb ik gedwongen dit vlieggat uitsluitend te bezigen voor uit- en invlucht. Mag ik den heer v. d. H. opmerken, dat ik nergens beloofde te zullen spreken over een opening, alleen bestemd voor de vlucht der bijen. Het staat hem natuurlijk vrij de beteekenis tot dat doel te beperken, maar ik vertrouw, dat hij mij en anderen toch wel zal willen toestaan het internationaal gebruik te volgen.

Variis modis bene fit, zegt een Latijns spreekwoord; d.w.z. op allerlei manieren kan het goed gaan. Ik zal mijn proeven voortzetten, ook met het vlieggat boven in den zomer, en hoop, dat anderen hetzelfde doen. Kunnen de kasten droog gehouden worden op eenvoudiger wijze dan de mijne, des te beter.
Ik wil er nog even op wijzen, dat kasten met een bovenvlieggat, bijna volkomen gelijk aan die van den schr., reeds vóór 1935 in Italië gebruikt werden en beschreven staan in: "L' Apicoltore d' Italia, Aprile 1935". Met welk gevolg? "De ontwikkeling in het voorjaar is bij de kasten met bovenvlieggat die van de andere steeds voor. Een jaar zat de honingkamer van zoo'n volk reeds propvol met bijen, terwijl er bij de andere nog zoo goed als geen in waren. Toch was de oogst niet veel beter. Blijkbaar hadden andere oorzaken den toestand zoo beïnvloed, dat het voordeel van de talrijkheid weer verloren ging". Latere berichten heb ik er niet over gevonden.

Dr. L. PEETERS S.J.