Ingezonden.


Geachte Redactie,

Gaarne wil ik mijn ervaring van latjes onder de koninginnerooster, waarover de Heer Vleugels Schutter onder "Kleine Wenken" melding maakt, voegen bij de zijne.
De laatste jaren heb ik den rooster met de latjes onder de honingkamer vastgespijkerd, hetgeen mij goed bevalt. Men neemt dus latjes, liefst van een harde houtsoort ter dikte van 7 à 8 m.m. en zoo smal mogelijk, dat ze nog gespijkerd kunnen worden zonder te splijten. De honingkamer wordt ondersteboven gelegd, de rooster op den onderrand van deze met de latjes vastgespijkerd, zóó, dat deze juist passen op de zijwanden van de broedkamer en op de afstandblikjes. Men moet ze goed vastspijkeren, of nog beter met dunne schroefjes vastzetten. Om nu te voorkomen, dat de rooster doorzakt in het midden en vastgewerkt wordt, gaat men onder en boven den rooster, dwars op de openingen, in 't midden, een latje lang ongeveer 10 c.m. aanbrengen, dat men door de gaten van den rooster met bloemendraad aan den rooster vastzet. De rooster blijft dus ook in 't midden door deze latjes op goeden afstand van de broedramen en van de onderlatjes van de honingramen en kan niet doorzakken. Zet men de honingkamer nu met korte, eenigszins op en neergaande bewegingen op de broedkamer, dan hebben de bijen gelegen heid voor de smalle latjes uit te wijken en worden er zeer weinig doodgedrukt. Om het aankitten te voorkomen, kan men deze latjes van onderen in wrijven met samengesmolten olie en was, van welk mengsel men met een gestold stuk over de latjes strijkt. De latjes veraangenamen en versnellen den arbeid van het opzetten der honingkamer zeer en kan ik deze zeer aanbevelen, alsook om het doekje, dat de ramen van boven bedekt, te vervangen door een deksel van dun hout, voorzien van dergelijke latjes, liefst ongeverfd, om vocht door te laten.

Met hoogachting en imkersgroet, GRONINGEN.
S. VAN HOUTEN.

-0-


Bijen in de fruitteelt.
De beroepsimker imkert om 't gewin van was en honing, en bekommert zich weinig of niet om de bestuiving, die de bijen gelijktijdig op verschillende gewassen tot stand brengen; juist andersom is dat het geval bij den fruitkweeker - imker, voor wien de bestuiving der bloemen van zijn vruchtboomen op den voorgrond staat, en honing- en wasgewin een ondergeschikte plaats inneemt. Hij kan de bijen beschouwen als een deel van zijn personeel die hem bij het bevorderen van een goeden oogst een handje helpen. Nu wordt van imkerszijde wel aangevoerd, dat het een met het ander gepaard kan gaan, n.l. eenerzijds bijen houden met vergrooting van zijn fruitoogst en anderzijds om naar de voorziening van eigen honingbehoefte te trachten en nog wat honing aan de markt te brengen. Voor meerdere fruitkweekers echter, brengt dit bezwaren mee, daar zij soms drukke bezigheden in hun eigenlijk bedrijf hebben, wanneer de bijen om een of andere reden tijd vragen wat geen uitstel kan verdragen, als b.v. letten op zwermen, regelen der koninginneteelt en honing slingeren. Evenals in andere gevallen, is ook hier het goed vervullen van twee ambten meestal bezwaarlijk, zoodat wij dan zien, dat het een onder het andere lijdt. Maar het nut ot de noodzakelijkheid van bijen in de fruittuinen staat door mijn 15-jarige ervaring vast!

Zooals het hier het geval is, zoude de vraag gesteld kunnen worden: is dat nog noodig? M.i. moest het niet noodig zijn, daar meer dan overtuigend is komen vast te staan, dat de bijen in de fruitteelt buitengewoon nuttig werken. Maar als wij dan ontwaren, dat nog zoo tallooze fruitkweekers de bestuiving hunner fruitboomen min of meer aan het toeval overlaten, dan is het m.i. wel op zijn plaats als hier nog eens een opwekking wordt gegeven, om in het belang van zijn oogst zelf bijen te gaan houden. Met het aanschaffen van een paar volken in korven - wat slechts met een uitgave van enkele guldens gepaard gaat - en het timmeren van een stalletje, is men al klaar en in den regel wordt de aandacht van den fruitkweeker-imker niet anders gevraagd dan wanneer Mei-Juni een zwerm kan worden afgevangen.

Al reeds vele jaren bijenhouder in mijn fruittuin kan ik getuigen dat naast het nut, dat de bijen doen, zij in ons bedrijf een aangename levendigheid - drukte - en gezelligheid geven, waaraan men graag aandacht schenkt. Het is zelfs zoo, dat al verschaften ze mij geen voordeel, dan zou ik ze toch niet meer willen missen! Was ik voorheen nog imker met W.B.C. kasten, hiervan ben ik om eerder genoemde reden teruggekomen en houd ik thans mijn vrienden alleen in korven, en laat ik ze, in de ware zin des woords, baas in eigen huis door ze o.m. ook allen honing te laten houden. Bijvoederen met suiker is meestal niet noodig, alleen wanneer een wat late zwerm
is opgevangen is in dat opzicht eenige hulp gewenscht. Daar anders zoo'n volk de winter niet doorkomt, hoewel ik meerdere malen heb hooren beweren, dat met suiker bijgevoerde volken meestal minder last van de roerziekte hebben, dan de met eigen honing overwinterde. Daar moet ik toch getuigen, dat ik in mijn korfvolken, die niet werden bijgevoerd, minder uitvallers had dan in de W.B.C. kasten, waarin moest worden bijgevoerd. Zoowel elders als hier is wel opgemerkt, dat in den bloeitijd der kruisbessen de musschen belangrijke schade kunnen aanrichten door het snoepen van de met nectar gevulde bloempjes, wat gepaard gaat met het afpikken van deze.
Vooral als in den bloeitijd het weer regenachtig is en dus de bijen weinig of niet vliegen, ziet men vaak zwermen musschen in de struiken. Halen de bijen de nectar weg, dan blijven de musschen van de bloemen af, en wordt het afpikken voorkomen. Het spreekt vanzelf, dat de struiken, die het dichtst bij de korven staan, dan het rijkst beladen zijn, omdat die met de eerste goede gelegenheid door de bijen bezocht worden. M.i. is het gewenscht om te zorgen, dat op elke h.a. fruittuin een paar volken worden geplaatst, die in den bloeitijd volop gelegenheid zullen hebben, den korf geheel met honing te vullen. Mogen deze enkele regels er toe bijdragen, dat de fruitkweekers, die tot heden nog niet tot aanschaffen van bijenvolken overgingen, dit spoedig zullen doen. Het is ontegenzeggelijk in het belang van hun oogst, en ik ben er van overtuigd dat zij ze, eenmaal bezittende, evenals ondergeteekende, niet meer willen missen. De economische en de ideëele voordeelen rechtvaardigen dit meer dan voldoende.
J. M. te S.

Bijschrift.
Deze fruitkweeker-imker, ziet niet alleen het nut van de bijen voor de bestuiving in, doch lijkt tevens een enthousiast bijenhouder te zijn geworden. Met velen is het echter juist andersom . Ze houden bijen voor de bestuiving, doch laten daarna de boel maar waaien. In het jaarverslag van de werkzaamheden in het jaar '38 verricht op het "Centrale bemestingsproefveld voor de fruitteelt" te Wageningen zeggen de proefnemers Prof. A.M. Sprenger en J. Lauer, dat hun gebleken is dat 5 volken per h.a. niet voldoende is. Het moeten er minstens 10 zijn.
RED.


-0-

Geachte Redactie,
In het artikel van Dr. L. Peeters S.J. "Het bovenvlieggat" op blz. 9, regel 24 van beneden, uit het Maandschrift voor Bijenteelt No. 1, 1940, lees ik: "De Amerikanen noemen nosema: "the 'disappearing disaese", de verdwijningsziekte, omdat de bijen de woning verlaten om buiten te sterven, derhalve verdwijnen en na eenigen tijd ook de ziekte verdwijnt, van zelf".
Moet ik hieruit opmaken, dat de aan nosema lijdende bijen allen buiten hun woning sterven? Wordt dit bevestigend beantwoord, dan druischt dit tegen de verklaring van den Heer Joh. A. Joustra in in zijn boek "Het Bijenboek", waarin te lezen staat (zie blz. 251, 3e regel van het betreffende hoofdstuk): "De verschijnselen zijn plotseling in groote hoeveelheden sterven van bijen, zoowel in- als buiten de woning".
Het is best mogelijk, dat ik dit gedeelte van het betoog van Dr. Peeters niet begrijp, maar momenteel kan ik niet anders begrijpen, dan wat ik hierboven vroeg.

Inmiddels teeken ik, hoogachtend,

DEN HAAG.
A. SMABERS.

Naschrift.
Naar hetgeen ik zelf heb waargenomen bij de nosema-aanval op mijn bijen, kan ik de Amerikaansche naam: „The disappearing disease" ten volle waardeeren. De doodzieke bijen vallen van de raten, kruipen door het vlieggat naar buiten, loopen zoolang tot zij niet meer kunnen en sterven dan, dikwijls trillend met de vleugels en stuiptrekkend. Sommige trachten tegen grashalmen op te klimmen en van daar weg te vliegen, wat hun echter niet gelukt: het eind is de dood - al of niet op de wijze, zooeven vermeld. Vele worden ook onder het werk overvallen en sterven ongemerkt ver van huis. Borchert geeft in zijn bekend boek: "Krankheiten der Bienen" ongeveer dezelfde beschrijving van de stervenswijze als de Amerikaan Root in: ABC and XYZ of Bee Culture".

Uit dit alles volgt echter geenszins, dat nu alle bijen zonder uitzondering buiten sterven. Zij kunnen zich b.v. zóó lang aan de raten vastklemmen, dat zij, als zij ten slotte vallen, geen kracht meer hebben, om de kast te verlaten; zij sterven op de bodemplank. Laat ik volstaan met een aanhaling uit: "De Nosema-ziekte en haar beteekenis voor de bijenteelt in Nederland" door Dr. A.J. Winkel: "Verscheidene dagen na elkaar lagen 10-tallen bijen voor de korven. De massa stierf op verderen afstand van de korf, terwijl er vele honderden op de bodemplank lagen", bl. 35 (spatiëering door L. P.) .

Dr. L. PEETERS S.J.


-0-


Honing vervangt suiker.
In het Maandschrift van Februari j.l. komt een stukje voor onder het opschrift "Waarom ik bijen houd" van Rena. Hierin tref ik aan de zin als vraag gesteld "Wie seijd of wijst me hoe ick thans met 't Soete handelen moet?"
Hoogstwaarschijnlijk bedoelt schrijver met "'t Soete" zijn honing, waarvan hij niet af kan komen.
In die omstandigheden zullen wel meerdere vooral kleine, imkers verkeeren, die een niet te groot kwantum honing hebben en niet goed weten, wat hiermede thans aan te vangen. Schrijver dezes heeft zelf ook nog een hoeveelheid van 21 k.g. zomerhoning staan, die natuurlijk inmiddels geheel versuikerd is, doch heeft hier een weg voor gevonden en wel de volgende:
Met de tegenwoordige suikerdistributie heeft mijn vrouw over het geheel te weinig suiker voor haar huishoudelijk gebruik. In de plaats van sui- ker, wordt nu met succes bij sommige groenten de versuikerde zomerhoning gebruikt, o.a. in ge. weckte rhabarber, appelmoes en in gedroogde appelen. Mogelijk kan het ook nog wel in andere groenten gebruikt worden. En het gebruik van deze honing bevalt mijn vrouw zoo goed, dat ik zelfs er niet meer over behoef te denken om mijn honing te verkoopen, daar mijn vrouw ze beslist zelf houden wil. Misschien is ze straks ook te ge- bruiken bij het maken van jam. En vrouwen zijn vindingrijk, wie weet waar ze den honing nog voor kunnen gebruiken. Hopende dat Rena en anderen van het vorenomschrevene kennis zullen nemen en hun voordeel mede kunnen doen.

NIEUWESCHANS
G. VERSTEEG.

Naschrift Red.
Wij vestigen de aandacht op onze honingrecepten à 10 ct. per exemplaar of f 1.- per 100 exemplaren fr. p.p.