Waardoor ontstaan Bijenziekten?


In het Julinummer van 1939 zijn door mij eenige algemeene opmerkingen gemaakt over de beteekenis van het vóórkomen en het onderzoek van bijenziekten. Daarbij is getracht aan te toonen, dat in elk land, waar de bijenteelt goed is georganiseerd, aan de controle op ziekten behoorlijk aandacht dient te worden geschonken. Als er schadelijke kanten aan de bijenteelt voorkomen is het zaak na te gaan, waarin deze bestaan, of het aan den imker ligt of dat ziekten de oorzaak zijn, vervolgens wèlke deze ziekten zijn, aanwijzing van streken en plaatsen, waar ze zich vertoonen en van haar veelvuldigheid, de grootte van de schaden, de mogelijkheid van haar bestrijding etc. Maar vóór alles dient aan deze vragen de vraag vooraf te gaan, wat de aard van deze ziekten kan zijn en waardoor zij worden veroorzaakt.

In mijn laatste artikelen heb ik verschillende factoren genoemd, welke het normale leven beheerschen: volkskracht, voeding, verpleging etc. Talrijk zijn de mogelijkheden, welke, ondanks dat zij zijn gelegen binnen het gebied van het normale volksbestaan, de levenskracht in meerder of minder sterke mate kunnen aantasten en ondermijnen. Wij weten, dat de zoo veelvuldig voorkomende en vaak zeer omvangrijke sterfte, welke hiervan het gevolg is, niet als een ziekte is te beschouwen, zooals de schrijver van "Op den bijenstand" in het Jan.-nr. met recht opmerkt; roerziekte o.a. is een afwijking, waarbij smetstoffen, parasieten of vergiften geen rol spelen. Phillips (Amerika) zou zeggen: "Roerziekte is uitsluitend het gevolg van slechte imkerpractijk!" Maar deze, reeds vaak hier aangehaalde (en misschien nooit genoeg te herhalen?) uitlating terzijde latend, zou ik toch op enkele voorbeelden willen wijzen, waar bepaalde, abnormale toestanden de deur kunnen openen voor echte en ernstige ziekten. Zooals b.v. bij den mensch kouvatten op zichzelf niet doodelijk is, zoo zal roerziekte niet elk volk ten gronde richten. Maar als in zulk een lichaam tuberculose in één of andere vorm aanwezig is, in verborgen of rustenden toestand, dan zal deze onschuldige kouvatting in staat zijn, de ziekte actief te maken en het lichaam noodlottig te worden. De bacteriën van de z.g. tetanus of klem moeten een wondje tot ingangspoort hebben, om zich te kunnen ontwikkelen, zoodat ze in staat zijn, het lichaam te dooden; het miltvuur, de zoo beruchte runderziekte, evenzoo een kleine darmwond. Zóó is er een reeks van besmettelijke ziekten, waartoe de bodem moet zijn voorbereid, willen zij aanslaan.
En op dezelfde wijze kan de roer een rol spelen. En dan is het hierbij niet alleen het verlies aan bijen, maar het hiermede gepaard gaande verlies aan volkskracht, verzwakking dus naar alle kanten, zoodat de bodem ook hier vaak heel vruchtbaar is voor het verkeerde zaad.

Aan verschillende "echte" ziekten in het bijenvolk, aan ziekten van broed en van volwassen bij, liggen bepaalde typische oorzaken ten grondslag en wel smetstoffen, parasieten of vergiften. Van de beide eerstgenoemde oorzaken wil ik hier het een en ander nader uitleggen, want als er sprake zal kunnen zijn van bestrijding van besmettelijke of parasitaire ziekten, dan moet het feit, dat deze o.a. worden veroorzaakt door bepaalde, typische, levende organismen, duidelijk voor oogen staan. In de komende nummers van dit blad zal ik de verschillende broed- en bijenziekten ter sprake brengen, voorzoover zij van eenig practisch belang mogen worden geacht voor den Nederlandschen imker en waarbij vooral gelet zal worden op hetgeen de ervaring in eigen land heeft geleerd.

Hieronder staan eenige plaatjes van "smetstoffen" en wel van bacteriën; de namen er onder zeggen van welke besmettelijke ziekten of andere bacteriëele processen zij de oorzaak zijn. Het zijn simpele figuurtjes om zoo te zien, het voorstellingsvermogen moet er bij te pas komen, hetgeen ik echter met de beschrijving der meest typische kenmerken hoop te kunnen opwekken Ze zijn alleen bij sterke vergrooting, dus onder het microscoop, waar te nemen. Eerst toen dit instrument zoodanig was vervolmaakt, dat het in staat was 500 tot 1000 maal en meer te vergrooten, opende zich deze wereld van het kleine. Het ligt voor de hand, dat deze ontdekkingen, evenals die van de sterk vergrootende lenzen, waarmee ze verricht werden, niet "op eens" werden gedaan. De geschiedenis van de bacteriologie en van de microscopie, om deze groote woorden even bij elkaar te gebruiken, gaat feitelijk over eenige eeuwen, maar de groote stoot kwam toch toen 70, 60, 50 jaar geleden belangrijke verbeteringen aan het microscoop werden aangebracht. (fig. 1 en 2)

Fig. 1. Miltvuurbacterien met sporen (vergr. 800X )
(staafjes tot draden verbonden).



Fig. 2. Kogelvormige bacterien (parelsnoer. 800X )
(gelegen tusschen lichaamscellen).



Fig. 3, 4, 5 Bacteriën met zweepdraden.
Bact. v.h. boosaardig vuilbr.


Bacteriën zijn, zooals de meeste der lezers bekend zal zijn, geen dierlijke wezens, maar behooren tot de plantenwereld. Hun voornaamste vormen zijn, zooals is op te merken, die van rechte of gebogen staafjes en van ronde of rondachtige lichaampjes. Hun grootte is verschillend. De miltvuurbacterie is een zeer groote, hij kan tot 1/100 m.m. lang worden; die van het boosaardig vuilbroed is half zoo groot als die van het miltvuur (achter elkaar gelegd kunnen er ruim 200 stuks in één m.m.) Zij vermenigvuldigen zich met een ongekende snelheid. Om hiervan een staaltje te geven, de volgende cijfers. Binnen 1 uur verdubbeling, na het 2de uur 4 stuks, na 3 uur 8, op dezelfde wijze doorgaande na 24 uur reeds 16½ millioen, na 2 dagen 28, billioen, na één week een getal van 51 cijfers. Op andere wijzen, b.v. door lengte of gewichtsmaat, zijn deze verbijsterende voortplantingscijfers ook weer te geven, hetgeen we echter achterwege zullen laten. Ik haast me wel er op te wijzen, dat na 3 à 4 uur het leven bij vele soorten weer is uitgebluscht, zoodat er toch weer evenwicht wordt bereikt.

Op nog een andere bijzonderheid wil ik de aandacht vestigen, n.l. op het vermogen van vele bacteriesoorten hun levenskiem te doen voortbestaan, als hun eigenlijke "lichaam" reeds is gestorven en vergaan, hetzelfde dus, dat wij bij alle planten zien, die zaad geven. Bij bacteriën noemen we deze kiem "spoor" en een merkwaardige eigenschap dezer spoor is hun enorme levenskracht, Een begraven miltvuurcadaver is vele jaren later nog gevaarlijk vanwege de sporen. Meel van beenderen van zulke cadavers kan jaren later nog gezonde runderen de ziekte bezorgen. Een raat met resten van broed, gestorven aan boosaardig vuilbroed, is na 10 jaren en langer nog in staat, gezond broed ziek te maken. Wat deze sporen voor de verspreiding en de instandhouding eener ziekte en voor de wijze van bestrijding dus beteekenen, behoeft geen nader betoog. Miltvuurcadavers worden in ons land verbrand en bij vuilbroed is dezelfde weg te volgen. JéKaVé vermeldt in het Febr.-nummer de Duitsche manier van behandeling van sporenhoudend materiaal.

Een andere typische eigenschap van vele bacteriën is hun bewegelijkheid. Zij kunnen in vloeistof als visschen zwemmen en duiken, hetgeen zelfs den ervaren waarnemer altijd weer even bezighoudt. Het orgaan, waarmee ze zich bewegen, bestaat uit één of meerdere fijne draden, in het lichaam ingeplant. Ze worden zweepdraden genoemd. Hieronder staan eenige voorbeelden, waaruit blijkt dat lengte en aantal dezer draden ook zeer kunnen verschillen. De miltvuurbacterie beweegt zich niet, de vuilbroedbacterie wel. Op de beteekenis van deze draden ter onderkenning van broedziekten wil ik later terugkomen.

Het is een wonderlijk verschijnsel, dat elk van deze vele nietige wezens een eigen typische werking ontwikkelen. De bacteriën o.a. van de rotting veroorzaken het aan ieder bekende rottingsproces, vele andere zijn in staat een ziektebeeld op te wekken. Doch niet alleen dat elke ziekteverwekkende bacteriesoort zijn eigen typische ziektebeeld doet ontstaan, wij zien het merkwaardige verschijnsel, dat vele bacteriesoorten slechts op bepaalde diersoorten zich ontwikkelen, en deze ziek maken. Om het grof uit te drukken wij kennen besmettelijke ziekten, die uitsluitend den mensch, het paard, het rund, het varken en bijen aantasten; ziekten van het volwassen en van het nog onvolgroeide dier: volwassen menschenen runderziekten, kinder- en kalverziekten, bijenen broedziekten. Ook elke leeftijd heeft dus zijn kwalen. Zelfs bij het bijenbroed zien we nog verschillende ziekten, welke op verschillende tijdstippen van het kortstondig larvenbestaan tot ontwikkeling komen. Tot de kleine wereld, waarmee de imker vóór en na tot zijn schade te maken krijgt, behooren ook de gistcellen. Fig. 6 toont hun vormen en grootte aan. Zooals miltvuur en vuilbroed het dierlijke lichaam aantasten en "bederven", zoo tast de gistcel de suikers aan en de onrijpe honing en ook wel de rijpe honing als deze in vochtige omgeving wordt bewaard (of wordt ze dan wéér onrijp? en haar product is wat zurige vloeistof en gasbellen, een vergift voor de bijen, terwijl natte honing door den honinggebruiker met goeden smaak wordt afgewezen.


-Fig. 6. Gistcellen (800X).----- Fig. 7, 8. Schimmeldraden en cellen (800X).


Fig. 9. Schimmeldraad van het Kalkbroed.
(Draad met vruchtlichaam, waarin talrijke kogels met sporen. 600X )


Bepaalde schimmelsoorten zijn in staat bijenziekten te veroorzaken, terwijl ook het stuifmeel kan "beschimmelen". Fig. 7 en 8 stellen de draden en cellen van een schimmelsoort voor, fig. 9 toont U de schimmel, die het kalkbroed opwekt. Vele imkers kennen het en weten dat het in hoofdzaak darrenbroed is, dat wordt aangetast. Bovendien zijn er parasieten, die vooral bij de volwassen bij voorkomen. Hoewel Nosema en de verwekker van de mijtziekte reeds meer in dit blad hebben gestaan, zijn ze er nu ten behoeve van het overzicht nogmaals in geplaatst. De oorzaak van de "cystenziekte" van de "Malpighiosis" voorkomend in de Malpighische buizen (zie plaatje in het Februari-nr.) heeft vooral in Zwitserland groote belangstelling, doch wordt ook bij straffer onderzoek in andere landen gevonden (fig. 10).


Fig. 10. Nosema sporen (ovaal).Malpighiella (rond)

De Nosema en de Malpighiella behooren tot de allereenvoudigste vormen uit het dierenrijk. Ze bestaan slechts uit één celletje, waarin echter, evenals in het simpele, eencellige bacterielichaam tal van krachten wonen, van voeding, voortplanting en van aanval op het lichaam, waarin ze zich hebben genesteld.

Als parasiet leeft in de luchtbuizen van het borststuk de hierboven vermelde mijt (fig. 11). De mijtziekte heeft tal van interessante bijzonderheden en wordt nog druk bestudeerd; hoever men hiermede is gekomen komt ter sprake bij de behandeling van deze ziekte.


Fig. 11. Stuk uiteengedrukte luchtbuis met mijten.

Met het bovenstaande heb ik een vluchtige kijk willen geven op enkele voorname punten aangaande de wereld van het kleine, welke een zoo groote rol kan spelen in de gezondheidsstaat van onze bijen. En is die rol inderdaad zoo groot?, zal deze of geene opmerken. En heeft de kennis van de ziekten van bijen en broed er toe geleid, dat deze nu met succes bestreden kunnen worden? Het zou hier te ver voeren om deze vraag naar behooren te beantwoorden. Bij de behandeling van elke ziekte zal een antwoord volgen. Hier wil ik volstaan met een enkel woord te wijzen op de ervaring van anderen, hetgeen mij redelijk en leerzaam lijkt. En wel uit die landen, waar sinds 10-tallen van jaren onderzoek en bestrijding op een gezonde en hechte basis staan. En daarbij staat Zwitserland vooraan. Als ik haar cijfers noem, zal het geen verwondering baren, dat men daar de zaak stevig aanpakte. Gemiddeld de laatste 15 jaren onderzoek op de betreffende inrichting te Bern-Liebefeld van monsters afkomstig van 1500-3000 standen. Is het vanzelfsprekend dat men hier de zaak krachtig aanpakte, toen het steeds duidelijker werd, dat er veel ziekte heerschte en de schade daaraan evenredig was? Maar ook in Engeland neemt men het standpunt in: Wij willen weten, waar de sterfte en de andere schade het gevolg van zijn, wij willen het zooveel als kan bestrijden, wij willen er uitkomen!

Ik beroep mij gaarne op hen, die door hun persoon, hun werk en hun ervaring gezag hebben en zoo wil ik dit stukje besluiten met een verkorte weergave van een aantal stellingen welke Dr. Morgenthaler, hoofd van de afd. Bijenziekten aan de inrichting voor melkkundig en bacteriologisch onderzoek te Bern-Liebefeld vijf jaren geleden verdedigde op een cursus van bijenteeltkundigen (leiders voor bezoek aan standen).

I. Besmettelijke bijenziekten ontstaan steeds door besmetting, d.w.z. door aanraking van een gezond volk met een ziek of met diens producten. Nooit ontstaan dus vuilbroed, Nosema of mijtziekte "vanzelf", d.w.z. uit door koude gestorven broed of uit slecht verpleegde of verhongerde volken. Omgekeerd beschut de beste verpleging niet tegen besmetting, als vuilbroed- of Nosemasporen of mijtzieke bijen enz. in de buurt zijn.

II. Daarom moet het theoretisch mogelijk zijn door het verre houden of door verwijdering van de smetstof de besmettelijke ziekten uit te roeien. Verdwijnt de smetstof, zoo verdwijnt ook de ziekte. "Het staat in de macht van den mensch, de aarde van de besmettelijke ziekten te bevrijden". (Pasteur).

III. Deze theoretische mogelijkheid is reeds practische werkelijkheid geworden bij het boosaardig vuilbroed en de mijtziekte, waarvan de volledige uitroeiing in Zwitserland slechts nog een vraag van eenige jaren is. Om een ziekte op zoodanig werkzame wijze te kunnen bestrijden, zijn er drie voorwaarden noodig: 1e het wetenschappelijk onderzoek der ziekten en de bestrijdingsmethoden, 2e de voorlichting van de bijenhouders, 3e contrôle en wettelijke maatregelen.

IV. Het wetenschappelijk onderzoek naar de ziekte-oorzaken, haar wezen en werking in het bijenvolk is de eerste grondslag voor laar bestrijding. Men moet den vijand en zijn strijdwijze kennen, als men hem grijpen wil. De onbevredigende stand van zaken in de Nosemabestrijding o.a. is voor alles daartoe te herleiden, dat de Nosemaparasiet tot nu nog niet voldoende werd bestudeerd.

V. De voorlichting der bijenhouders moet de verschijnselen der ziekten, het belang van een grondige bestrijding en de voordeelen van een goede organisatie in het licht stellen. Vóór alles zullen de imkers het gezonde bijenvolk door en door moeten kennen, zoodat zij weten, hoe normaal broed er uitziet en hoe zich een normaal volk in het voorjaar ontwikkelen moet. De voorlichting is één der belangrijkste opgaven bij de ziektebestrijding. Waar ze met overleg wordt toegepast kan meestal de belangstelling der imkers voor de gemeenschappelijke zaak worden opgewekt en vrijwillige medewerking worden gewonnen.

VI. "En zijt ge niet willig, zoo gebruik ik geweld". Bij de in groote gebieden vrij verkeerende bijen is het noodzakelijker als bij eenige andere tak van veeteelt, dat ook de meest dwarse, eigenzinnigste buitenstaander in de gemeenschappelijke organisatie voor ziektebestrijding kan worden ingelijfd. Georganiseerde stand-inspecties en voortdurende controle van het gebied zijn zoo tot een der hoofdopgaven der bijenteeltvereenigingen geworden. Een verstandig en begrijpend samenwerken van overheid en vereenigingen is voor een werkzame ziektebestrijding onmisbaar. Gelukkig het land, waar deze samenwerking bestaat.

VII. Het onderzoek en de controle verzekeren niet alleen bij de bestrijding goede diensten, maar haar weldadigen invloed laat zich ook gelden in een algemeene verheffing van de bijenteelt.

WINKEL.