Mijn ervaringen en de conclusies welke ik er uit meen te moeten trekken.


II.


De eerste kasten, die ik gebruikte, waren natuurlijk de in de omgeving meest gebruikelijke, n.l. Alberti's met 16 ramen, 8 beneden, 8 boven, maat 37 X 26 c.m. De meeste jaren voldoen ze, helaas om een minder aangename reden, nl. omdat de dracht zoo zelden werkelijk goed is te noemen.
Geen losse deelen, gemakkelijk behandelbaar, te plaatsen en te verladen en met een kleine wijziging een prima reiskast, n.l.: het onderste deel van de dubbel voorwand als waranda maken met opklapbare vliegplank en daarnaast ter weerszijden een gazen luchtrooster. Reisklaar in minder tijd dan men het zeggen kan. Niets dan vliegplank opklappen en wervel opdraaien.
De kast is ook geschikt voor het winnen van raathoning. Gaat m.i. het best met opschuiven van een klein kastje. Met een paar spijkertjes vastzetten. Ik heb het raathoning winnen eerst geprobeerd met 8 ramen koude bouw, raam half zoo hoog als het broedraam, later met 8 in warmbouw op een lijst op halve hoogte, maar ben later overgegaan op een passend kastje 38 X 29 c.m. met 8 ramen in warmbouw, boven- en zijlatten sluitend en onderlat ongeveer 8 m.m. smaller. Gemakkelijk op te plaatsen, geen vastkitten, prachtige spekraten van afmetingen, die in het raam verkoopbaar zijn, dus geen knoei. Ook gemakkelijk te bergen en te bewaren. Ik heb hiermee herhaaldelijk prachthoning gewonnen met uit den aard der zaak hoogstens propolis aan de onderlat.
De kast is gemakkelijk om te hangen en prima voor het winnen van slingerhoning. Het geheel: heeft één bezwaar. Te klein, om een voldoende volk te kweeken, zonder zwermlast. Legt men rooster, dan moet men geregeld broed naar boven brengen, met al den last, die daaraan is verbonden als doppenaanzet, darren-uitlaat e.d. Doet men het zonder rooster, dan heeft men, vooral in het laatste deel van de zomerdracht, wanneer die veel stuifmeel kan leveren, onder in de raten verstopt met pollen; te weinig broed en dit alleen boven, waardoor de oogst ook nog lastig is. Dit over de 16 raams.

Daarnaast heb ik geprobeerd Simplexkasten. Origineele maar ook met dezelfde raammaat als de Alberti's. Dit om het groote voordeel alle ramen dooreen te gebruiken. De Alberti-ramen kregen dan, om hangend te maken, een (uittrekbare) spijker in de bovenlat. Wanneer men echter voor en najaar reist, dan bevallen de Simplex-modellen alleen daarom al minder, omdat ze zooveel losse deelen bevatten. En dan die lastige verlading door bodem- en dekselvorm. Zoodat deze modellen van mijn stand verdwenen zijn.

Waar hier de zomerdracht de hoofdzaak is en goed kan zijn, vooral op blauwbloem, moet ik van 1 Juni tot ± 10 Juli mijn volken op vlieghoogte hebben en houden. Dit kan eenigszins met 10-raams Alberti, maar kost zooals ik boven al schreef meestal te veel werk. vandaar dat ik probeerde met 20-raams, 10 onder, 10 boven, later zelfs met 22- en 24-raams, en wel 11 onder 11 boven, 10 onder 12 boven, 12 onder 12 boven en 11 onder 13 boven. Na jaren van proefnemingen meen ik het nu (voor mijn omstandigheden) vrijwel gevonden te hebben en dat is: 16- en 20-raams zijn te klein. De 22- en 24-raams voldoen het best. Ik overwinter onderin op het getal der aanwezige ramen, dus van 10 tot 12. Ik heb er nog nooit last mee gehad. Ik ga in het voorjaar naar 't fruit, in hoofdzaak voor een betere ontwikkeling der volken en heb bij het teruggaan ± 25 Mei gemiddeld 10-12 ramen broed. Leg ik geen roosters, dan zijn de meeste moeren tegen dien tijd boven al op 3-4 ramen aan den leg. Waar het echter erg gemakkelijk is alleen de bovenhelft te moeten slingeren, ben ik begonnen met proefnemingen teneinde na te gaan of ik op de 10, 11 of 12 ramen beneden genoeg broed kan krijgen om mijn volken op voldoende sterkte, maar ook zwermvrij te houden. Bij de 12-raams verwacht ik het zonder ingrijpen te kunnen redden. De 10 en 11 zullen nog wel eens noodig hebben dat een raam broed naar boven gezet wordt of (perfect middel voor broeduitbreiding) dat de ramen achterste voor geplaatst worden. Wil ik in deze kasten raathoning winnen, wat ik alleen op de heide nog wel eens probeer, dan wordt de kast na afloop der zomerdracht boven geslingerd en blijven alleen de onderramen erin, meestal gekeerd. Nu voer ik speculatief tot vlak voor de afreis en schuif dan over de broedramen een plank waarin een opening is gespaard ter grootte van een Blue-Band kistje 20/4, want dit zijn mijn honingkamers. Bodem en deksel eraf, kijkglaasje in de voorwand en gevuld met 8 raampjes in warmbouw op de manier boven omschreven. Kan nog minder bevatten, dan bovengenoemd kastje, maar naar mijn ervaring, om goed afgewerkte honing te verkrijgen, voldoende. Gaat het goed, dan plaatst men een dergelijk kastje onder het 1ste. Hiervan moeten de bovenlatten smaller zijn om passeren mogelijk te maken. Mijn ondervinding over het winnen van heideraathoning is, dat het menschelijk begeeren het altijd wint van het kunnen der bijen, met andere woorden: de opzetten zijn altijd te groot en men krijgt daardoor meer half afgewerkte dan werkelijk mooie heideraathoning. Hoofdzaak is bij mij het winnen van slingerhoning.

ZELHEM,
H.L.B.