DE HEIDE.


In wond're pracht
De heide lacht
En bij èn imker tegen;
In 't heigebied
Hoe ver men ziet,
Viel neer een bloemenregen.

De heide bloeit
En nectar vloeit
De honingmagen binnen;
Op 't purp'ren kleed
Elk bijtje zweet
Van 't gretig nectar winnen.

De heide zingt!
In de ooren dringt
Het lied van zangeressen,
Die bij gezoem
Van bloem op bloem
Haar dorst naar nectar lesschen.

Dat bijenkoor
Zingt al maar door,
De zon brandt op de heide;
Een vuurzee lijkt,
In paars-rood prijkt
De najaarsbijenweide.

Wat tooverland
Die heidebrand,
Waaruit drachtbronnen vloeien;
Mijnen ontstaan
Met goud belaan
Die bijen, imkers boeien.

Voor dag en dauw
- 't Kan niet te gauw -
Bijen-mijnwerksters komen,
Als nog de hei
Onder een sprei
Van neev'len ligt te droomen.

De zonne stijgt,
De heide hijgt,
Haar boezem zwelt, bij drommen
Vallen zij aan,
Komen en gaan,
Dracht doet haar lichaam krommen

Haar huisje klein,
Háár "Vredestein",
Dat staat rondom in bloemen,
Spreidt geuren uit,
En zingend luid
De hei zij 's avonds roemen.

Dra over hei
In donk're pij
Trekt de avond.
Zonder dralen
De zon in rust
Onze aarde kust
Nóg zien we bijen halen ! -

Wat vrede alom
En rust rondom!
Een tempel is de heide!
De ziel stijgt op
Naar hooger top,
Naar bovenaardsche weide.

Van 't aards gedoe
Tot overmoe
Uit 't evenwicht geslagen,
Komt zij weer bij,
Hier, op de hei,
En gaat naar Hem weer vragen.

't Wordt allengs stil,
Nachtlijker, kil,
De hei slaapt, ligt verlaten;
't Bijengezin
Zwoegt binnenin,
t Is druk in alle straten.

Als wij in rust
Ons onbewust
Verzaam'len nieuwe krachten,
Gaat onze bij
Weer even blij
Vroeg uit voor nieuwe vrachten.

Zij laden op,
Hoog in den kop
Der korven, nectar, honing,
En bijna zwicht
Onder 't gewicht
Haar stroo gevlochten woning!

Uit cellen kruipt
De nectar, druipt
Uit de ingezakte korven,
De grond is nat
Van 't nectarbad,
Waarin bijen, gestorven.

De kostb're buit
Breekt de imker uit,
Wat haalden zijne bijen
De kleine bij
Hoe machtig zij!
Doch Eén deed haar gedijen!

-0-

De zonne straalt
De heide praalt
Met flink gevormde scheuten,
Belooft heel wat te geven
En naar de hei
Reist de imker blij,
Weer zal hij met zijn bijen
Het heidefeest beleven !

Trots volop broed
En overvloed
Van haalsters, zonnewarmte
- 't Is of de bijen staken -
Zij halen niet
Geen nectar biedt
De hei; verarmde volken
Moet hij nu reisklaar maken!

Wat raadsel groot
De heide bood!
Steriel, trots bloemenweelde,
Trots volop zon! De heide
Gaf medicijn
Zij maakte ons klein,
Gaf nectar voor onz' harten
De béste wel van beide.

Hoe groot het brein
Ook moge zijn,
De wetenschap, het kunnen,
Steeds grooter wordt de onkunde!
Wij buigen diep,
Voor Hem, Die schiep,
Wiens wijsheid, nooit volprezen,
Wij in de schepping lezen.

SANTPOORT.
J.H.E. VAN BRERO.