DOELBEWUSTE TEELT.


Er zijn in ons land ongeveer 20.000 bijenstanden van meer of minder grooten omvang. Uitbreiding van het aantal stands met 10% heeft ten gevolge, dat het imkersgilde met 2000 vermeerdert. Het imkersbedrijf wordt er niet loonender door. Indien zich het aantal stands niet uitbreidt, noch uitbreiding aan de stands zelve wordt gegeven, doch de productie der volken 10% wordt opgevoerd, blijven de onkosten gelijk en komt de meerdere opbrengst geheel ten goede aan de winst. Het bedrijf wordt loonender. Een productieve stand werkt de behoefte tot uitbreiden in de hand en bevordert automatisch den groei van den Nederlandschen bijenstapel. Hij is de beste propaganda bij het werven van nieuwe leden. Conclusie: Onze kracht ligt niet in de eerste plaats in uitbreiden van den stand, noch in uitbreiden van het imkersgilde, doch in het streven naar productievere volken.

De methode om op onzen bijenstand, bepaalde gewenschte eigenschappen te doen domineeren, berust op den algemeenen grondregel: "uitzoeken van het beste en uitsluiten van het mindere". Een voortdurende selectie dus, waarbij van de minder goede en twijfelachtige volken niet wordt voortgeteeld. Deze methode heeft ten gevolge, dat men voor een groot deel van het toeval afhankelijk blijft. Het ideaal blijft bepaald tot enkele toppers, waarvan de nakomelingen een volgend jaar weer tegenvallen. Men komt eenvoudig niet of uitermate langzaam vooruit. Zekerheid dat het behaalde resultaat behouden blijft biedt deze methode, zonder iets meer, niet. Genoemde methode komt geheel overeen met het eeuwenoude "empirische" foksysteem dat tot 1900 in de veeteelt werd toegepast.

Nadien, en naarmate de nieuwe erfelijkheidswetten van Mendel meer algemeene bekendheid verwierven, ging het in de veeteelt met rassche schreden vooruit. Bekendheid met deze wetten maakte het ook in de pluimveeteelt mogelijk, eenerzijds de productie aanzienlijk te verhoogen, anderzijds bestaande sportrassen in korten tijd te veredelen, en er nieuwe vormen en kleurslagen aan toe te voegen. Veredeling van innerlijke eigenschappen, als legcapaciteit, broedsvrij, groote eieren enz., geschieden nimmer door kruising met een ander ras. Wel hebben kruisingen op dit gebied aangetoond, dat aanvankelijk bereikte resultaten in de nateelt weer verloren gaan en de ongewenschte eigenschappen, die men bij kruisingen nu eenmaal op den koop toe krijgt, zeer moeilijk weg te fokken zijn. Bij het veredelen van sportrassen wordt een zeer ruim gebruik gemaakt van kruisingen. Daar komt het echter alleen aan op uiterlijke kenmerken en speelt de nutwaarde over het algemeen geen rol. In de pluimveeteelt vooral is het gebleken, dat nut en sport zeer moeilijk te vereenigen zijn. In beide groepen, nut en sport, speelt inteelt een belangrijke rol. Ondervinding heeft hier geleerd, dat inteelt een onmisbare factor is om het gestelde doel te verwezenlijken.

Onze bijenteelt, beheerscht door het empirische systeem, is daarin met de verschillende takken van huisdierteelt 40 jaren ten achter. Doelbewuste, wetenschappelijke teelt heeft bij den imker geen ingang gevonden. Wel duiden verschillende artikelen in ons orgaan, handelende over ingevoerde uitheemsche rassen en de kruisingen daarvan met ons eigen ras, in die richting. Zoolang deze ondernemingen niet op wetenschappelijke basis berusten zijn en blijven zij een gevaarlijk experiment. Gevaarlijk door eenzijdige voorlichting. Des te gevaarlijker, doordat zij anderen inspireeren, ook eens zoo'n buitenlandertje in hun stal te plaatsen. Aldus willekeurig ingeschakeld in het empirische foksysteem kan het uiteindelijk resultaat niet anders zijn, dan verbastering van het eigen inlandsche ras.

Werkelijke rasverbetering betrachte men met ons eigen ras. Iedere Nederlandsche imker, die daarvoor gevoelt, kan daaraan direct medewerken door alle volken welke zichtbaar kenteekenen van kruising vertoonen niet voor de nateelt te gebruiken.
In hoeverre de kennis van de wetten van Mendel ons behulpzaam kunnen zijn om te komen tot een meer rendabele bijenteelt zal de praktijk moeten leeren. Daarom is in de eerste plaats deskundige voorlichting noodig. Iedere imker moet iets weten van de erfelijkheidswetten en hare toepassing in de praktijk. Zoolang het geven van deskundige voorlichting niet mogelijk is diene men zich van het ondernemen van kruisingen te onthouden. Kruisingsproeven, onder deskundige leiding kunnen ongetwijfeld haar nut hebben, mits zij plaats vinden op een door ruimte en omgeving voldoend geïsoleerd terrein en geen ander doel hebben dan het verkrijgen van een dieper inzicht in de wetten van Mendel. De aldus verkregen ervaring kan leiden tot oplossing van vraagstukken die voor den imker van groot belang zijn, o.a. de theorie van het soortecht bevruchten volgens "Koninginneteelt" door Frankenhuis en in verband daarmede de invloed en de afstand van een naburigen stand.

Hopende hiermede te hebben bijgedragen tot herstel van het vertrouwen in ons eigen bijenras en tot de verbetering van den Nederlandschen bijenstapel.
ASSEN, Maart 1940.
H.A.

Naschrift. Voor ons dichtbevolkte vlakke land blijft de kwestie van de soortechte bevruchting nog steeds een kwestie van theoretische beschouwingen. Ons staat voorloopig practisch weinig anders te doen, dan steeds van onze beste volken koninginnen te kweeken en ook veel darren te fokken. Koninginnen van minder goede of minderwaardige volken dienen zoo spoedig mogelijk te worden van dergelijke volken mogen ook geen darren worden geteeld.
Echter bereiken we niets of slechts zeer weinig indien dit niet door iederen imker wordt gedaan. En al dit werk wordt nog bemoeilijkt, indien nog maar steeds iedereen vrijelijk - zonder zich aan zijn overige collega's te storen - moeren importeert waarvan men weinig meer weet, dan dat zij uit een ander land komen. Zoolang dit nog geschiedt en zoolang de kwestie van een doelbewuste teelt niet in gemeen overleg bindend geregeld wordt, zullen wij nooit tot het gewenschte doel komen.

Misschien is het ook onzen lezers wel opgevallen, dat inheemsche koninginnen bij voorkeur paren met darren van vreemden herkomst. Een enkele geïmporteerde Italiaansche moer b.v. maakt al heel spoedig, dat men in verre omgeving kruisingsproducten aantreft. Omgekeerd is dit ook het geval. Wil men iets bereiken, dan zal men minder op de kleur, dan op de verzamelijver dienen te letten (ook nog op eenige andere erfelijke eigenschap. pen). Onze eigen bijen zijn goed, doch er zijn ook minder goede volken onder. Bijen van vreemde herkomst kunnen eveneens goed zijn, doch voor ons land minder geschikt. Van een kruising van die beiden weet men bij voorbaat niet het minste af; men kruist op goed geluk, soms met succes, soms tot eigen nadeel.

Er zitten nog veel meer kanten aan dit vraagstuk, zoo b.v. van een goede in- en uitwintering, een juiste behandelingsmethode en vooral het op het juiste moment klaar zijn voor de dracht. Klaar wil zeggen: paraat om iedere dracht van eenige beteekenis voor de volle 100% te benutten. Overigens is dit meer een kwestie van imkerspractijk, dan van fokkennis en selectie. Het is een kwestie van doelbewust imkeren.
RED.