De Meijerkast.


IV

Nadat in het vorige art. is omschreven, welke grootte en afmetingen het meeste geschikt zijn, voor een degelijk kastje, rest me nog de volgende punten te behandelen.
I. De kosten. Het is beslist noodzakelijk, dat deze zoo laag mogelijk moeten zijn. Al heeft een kast nóg zooveel voordeelen, maar de prijs is te hoog, dan is dit bezwaar in de praktijk zoo groot, dat de kast alleen hierdoor ongeschikt wordt voor een bedrijfsimker. M.a.w. kostprijs en geschiktheid der kast, moeten tegen elkaar worden afgewogen.
II. Practisch te behandelen. Hiermee wordt bedoeld, dat met weinig en kleine handgrepen veel kan worden bereikt. De inrichting der kast moet dus zoodanig zijn, dat het resultaat, hetwelk men bereiken wil, door weinig werk en in korten tijd kan worden verkregen.
1. Wenscht men een kastje te gebruiken voor het huisvesten van zwermen, dan is de behandeling al zeer gemakkelijk.
a. Bij geen dracht wordt drie dagen na het bevolken een kistje met droog-natte suiker gegeven en in vier weken behoeft er verder niets mee te gebeuren.
b. Zou de dracht in dien tijd groot zijn, dan behoeft niet gevoerd te worden en kan het noodig zijn de honingkamer te geven.
Wordt het kastje met een matige zwerm niet al te vroeg bevolkt, dan kan hiermede zonder speciale behandeling, mee naar de heide worden gereisd. Ontwikkelt de zwerm zich buitengewoon goed, doordat ze groot of vroeg is geweest, of van beide, dan moet de ontwikkeling wat geremd worden. Het eenvoudigst gaat dit, door een of meerdere volken om te zetten met een kleiner volk.

Toen ik nog met een 50 dezer kastjes imkerde, had ik ze aan de voorzijde verschillend gekleurd; wit, licht- en donkerblauw en geel. Bij het omzetten vertoonde dit groote bezwaren. Daar het omzetten mij toch beter beviel (door één omzetting worden twéé volken geholpen), dan b.v. broedafnemen, wat o.a. bewerkelijker is, heb ik thans alle kastjes dezelfde kleur gegeven.

2. Is gedurende den winter het kastje bevolkt geweest, dan moet tegen het bloeien der paardebloem, de honingkamer gegeven worden.
De verdere behandeling is een kunstzwerm maken. De mooiste tijd hiervoor is begin Juni. Het raam waar de moer op zit, blijft in dezelfde kast, terwijl de rest der broedramen in een nieuw kastje op een nieuwe plaats komt. In de winterkast komt dus een raam broed met oude moer + vliegbijen. Heeft het volk nog geen gevorderde zwermplannen gehad, zoodat nog geen doppen zijn aangezet, dan zal het volk op het broed in 't nieuwe kastje (de broedaflegger) zich spoedig moerloos voelen en doppen aanzetten. Is door gunstig weer de broedaflegger sterk afgevlogen, dan geeft deze in de meeste gevallen geen zwerm meer en worden de overtollig aangezette moerdoppen afgebeten. De jonge moer is dan ongeveer St. Jan (24 Juni) aan de leg, wat een prachtige tijd is voor een goed heidevolk, n.l. zes weken voor de heidedracht.

Had het volk begin Juni vergevorderde zwermplannen, o.a. rijpe doppen, dan verdient het aanbeveling om b.v. met het broed van 2 wintervolken 3 broedafleggers te maken. Er komen dus geen 7 ramen met broed in een kast, doch 4 à 5. Wordt zoo'n broedaflegger van 7 ramen gemaakt, dan is zwermen niet uitgesloten, vooral omdat, als de eerste moeren geboren worden er nog veel broed aanwezig is. Dit is niet het geval bij een volk, dat nog geen zwermplannen had.
Bij geen dracht en weinig voedselvoorraad, wordt een broedaflegger het bekende kistje met droog-natte suiker gegeven.
Het volk met de oude moer (vlieger), herstelt zich spoedig. Deze zullen eerder zwermplannen
vertoonen, dan de broedafleggers. Mocht dit het geval zijn, dan kan men:
a Nogmaals een broedaflegger nemen;
b Het broed verdeelen onder de zwakkere volken;
c Omzetten met een zwakker jongemoersvolk.

III. De raammaat moet dezelfde zijn als van de standkasten. Dit spreekt voor zichzelf. Vooral voor een bedrijfsimker is het een groot bezwaar, verschillende maten van ramen te hebben. Daartegenover is het voordeel groot, als alle ramen hetzelfde zijn. Komen we van de heide terug en we willen ons getal volken weer terug brengen op het wintergetal, dan kunnen alle broedramen uit de zomer- of zwermkastjes in de standkasten worden ondergebracht. De volken der zwermkastjes met jonge moeren die men niet wil opzetten, kunnen met de oude moeren der standkasten worden gewisseld.

BABBERICH,
G. MEIJER.