Uit de Jaagkieps.


Voor eenige jaren een bezoek brengend aan het Instituut voor Bijenteelt te Erlangen (Duitschland), kon ik ook de inrichting om honing te slingeren, die in den kelder van het gebouw was ondergebracht bewonderen. Als nuchter Hollander vraag je dan al gauw: Hoeveel honing moet er worden voortgebracht om zoo'n installatie rendeerend te maken, Gelijk den meesten lezers wel bekend zal zijn, vindt het bijenhouden in de Vereenigde Staten en Canada op veel grooter schaal en met veel grootere gemiddelde opbrengst dan in onze streken plaats. De bijenteelt vraagt daar dan ook andere hulpmiddelen. In de jaargang 1939 van The American Beejournal geeft de deskundige E.L. Sechrist uit Tahiti een reeks artikelen over dit onderwerp, waarvan hier een uittreksel:

De beschreven inrichting is bedoeld voor een bijenstand van 500 volken en is ondergebracht in het zoogenaamde "Honinghuis", Hier gaan aan de ééne zijde de volle honingkamers naar binnen en de honing klaar voor de consumptie komt er aan de andere zijde uit. Alles moet in dit huis zoo economisch mogelijk worden gedaan, alle werkzaamheden moeten in den kortst mogelijken tijd worden uitgevoerd, hierop is de inrichting van dit gebouwtje gebaseerd. De bodem-oppervlakte is 22x42 voet (6.70X12.80 M,), De volle honingkamers worden per auto aangevoerd en wel onder een afdak. De bodem van de auto is even hoog als die van het ratenmagazijn, zoodat de honingkamers hier gemakkelijk naar binnen kunnen worden gereden. Dit magazijn kan met stoom verwarmd worden, de medegebrachte bijen krijgen hier gelegenheid om weg te vliegen; tevens is hier gelegenheid de raten uit te zwavelen. De honingkamers worden op magazijn-wagentjes door schuifdeuren in de slinger-afdeeling gebracht en wel naast een laag podium. Hierop kunnen twee man de raten ontzegelen boven een ontzegelbak. Hiervoor kan men met stoom of met electriciteit verwarmde messen gebruiken. Volgens den schrijver kan een geoefend werkman hiermede even vlug werken als met een ontzegelmachine. De ontzegelde raten worden op een molen geplaatst, die evenveel raten als de honingslinger kan bevatten en dat is zoo'n 45 of 50 stuks. De honing, die tijdens het ontzegelen en het hangen op de molen druipt, wordt opgevangen en in den slinger gevoerd. De afgesneden wasdekseltjes glijden, nadat zij uitgelekt zijn, naar een in den kelder staande was-smelter, In plaats van de ontzegelbak en was-smelter zijn er ook "capping-melters" (zegelsmelters) in gebruik, waarvan later eens een beschrijving zal volgen.

Gaan we nu naar de ziel van het Honinghuis: de honingslinger. Zooals gezegd kunnen hierin 40-50 raten geplaatst worden en wel straalgewijze, Natuurlijk wordt deze slinger door electriciteit gedreven en kan met stoom verwarmd worden. De snelheid kan zeer fijn geregeld worden. Uit den honingslinger vloeit de honing in een lager gesteld zuiverings-apparaat, Separator genaamd. Dit bestaat uit een cylinder van gaaswerk of geperforeerd metaal. Hierdoor lekt de honing in een, de eerste omhullende cylinder van gegalvaniseerd ijzerwerk, die weer in een grootere is geplaatst, Door gaten aan de onderkant van de middelste cylinder dringt de honing in de buitenste en stroomt, indien hierin een zekere hoogte is bereikt, door een goot in een serie van vier, weer lager en wel in den kelder geplaatste tanks. Deze zijn aan de benedenzijden door buizen met elkander verbonden; deze buizen zijn in de tanks 2 t/m 4 door staande pijpen verlengd, die tot ongeveer de halve hoogte van de tanks reiken, Tusschen elke tank bevindt zich een afsluitkraan.
Als het slingeren een aanvang neemt worden alle kranen gesloten, opdat tank I gevuld wordt voordat er honing in de volgende kan komen. Is tank I vol, dan gaat de kraan tusschen I en II open en vloeit de onderste honing naar II zoodat het reeds bovendrijvende vuil niet in II, enz, kan komen. De laatste tank bevat zoo zeer zuivere honing. Deze wordt in 60 (Am.) pondskannen afgetapt. Alleen voor het ledigen der eerste tanks wordt de aftapkraan hiervan gebruikt. In den kelder staat verder de verwarmingsinstallatie en is voldoende ruimte voor het opslaan der bussen aanwezig,
Wanneer de verschillende werktuigen gelijkvloers staan opgesteld heeft men een pomp noodig om de honing uit de slinger naar de Separator te voeren.

Voor het slingeren op buiten-standen geeft de schrijver nog een beschrijving van een daartoe ingerichte auto. Het zuiveren kan dan het beste thuis geschieden.

Uit een advertentie in genoemd blad van de firma Woodman te Grand-Rapida Michigan, die een honingslinger van 30-50 ramen aanbiedt krijgt men een idee van de werkzaamheden van een Amerikaanschen imker: Een imkerij gebruikte 5 van onze 50-raams radiaal-slingers, welke in de centrale slingerinstallatie stonden opgesteld. Hier werd de honing van 5.000 van de 7.000 volken geslingerd. Er werd daar in 1938 meer dan één millioen (am.) pond verwerkt. Men gebruikt 2 Brand zegelsmelters. Een ander imker werkt met 4 groote slingers, 2 smelters en 2 molens. Er werken 4 man 10 uur overdag en 4 man 10 uur 's nachts om gemiddeld 30.000 pond honing per dag te verwerken en dit gedurende meer dan 25 dagen.
Een ieder zal wel kunnen begrijpen dat bij dergelijke opbrengsten de afzet van honing ook groote bezwaren meebrengt.

-0-


In het nummer 1937/8 van het bovengenoemde vakblad komt een artikel voor van Claude R. Kellogg, China, getiteld "De Honingbij" in de Chineesche Literatuur. De schrijver haalt o.a. het volgende aan:
"Als er niet genoeg honing in een volk is moet men een of twee kuikens klaar maken. Zoowel de veeren en ingewanden moeten verwijderd worden. De kuikens worden dan in het volk opgehangen. De bijen zullen ze dan als voedsel gebruiken en ongemeen sterk worden. In Februari van het komende jaar zal men alleen de botjes aantreffen". Kellogg voegt hier aan toe: "Van de verschillende methoden om de bijen het wintervoedsel te geven heb ik deze nooit in de geschriften van mijn land gelezen".
Opmerkelijk is het dat de Duitsche schrijver Schirach omstreeks 1765 eenzelfde methode beschrijft. Hij deelt namelijk mede, dat hij in den laatsten oorlog kennis maakte met een Hongaarschen soldaat, "ín wiens land de bijenteelt groot is", Deze deskundige wilde den schrijver voor goed geld vakgeheimen mededeelen, maar deze berustten zoo op bijgeloovigheid, dat onze pastoor er niet op inging. De soldaat lachte hem uit omdat de imkers hier de hongerige bijen honing opvoerden........ wij, zeide hij, maken ons geen zorgen, wanneer wij geen honing hebben, maar wij nemen een hen, braden die in ongezouten boter en leggen die in het volk. De hongerige bijen verteeren deze tot op de botten".
Schirach vult aan: De oude bijenvader Columnella (leefde in de eerste eeuw na Christus) beschrijft reeds in IXe boek over Landbouw zoo'n wonderlijke voedering. Hij zegt dat eenige bijenhouders doode vogels in de stokken plaatsten. De veeren hiervan verwarmden de bijen en wanneer zij hun voorraad opgeteerd hadden, dan begonnen de bijen aan het vleesch, gebruikten dit en lieten slechts de botjes over.
Het zal met deze vogels wel gaan als met het graan, dat in bepaalde streken als wintervoedsel onder de volken gelegd werd, maar de schrijver, die dit verhaalde voegde er aan toe, dat het graan wel opgegeten werd maar dat het niet onmogelijk was, dat dit door muizen geschied was. Het lekkere gebraden hapje zal ook wel zoo zijn weg gevonden hebben.

-0-


In de Imkerführer 1939/3 vinden we, dat het vrouwelijk geslacht van woord voor het mannelijken dier in de bijstaat onjuist is, dit was n.l. die Drohne. Hieraan is nu officieel een einde gemaakt en is de naam veranderd in der Drohn met de zwakke vervoeging des Drohnen, dem Drohnen, den Drohnen. Uit de verkeerde benaming evenals die voor de Koningin, die vroeger in ons land Koning heette en in Duitschland der Weiser of der Weisel, blijkt, dat er eeuwen onzekerheid en strijd over het geslacht der verschillende wezens in het bijenvolk heeft bestaan. In een Duitsch boek [uit 1804] van Matuschka kunnen we lezen, dat de bekende schrijver en imker Riem, de moer "Weiselin" wilde doopen; hiertegen komt Matuschka op, zeggende: "En zoo zal het eens tijd worden, dat schrijvers en imkers ermede ophouden de moederbij een Weiser, Weisel of Koning, ook Weiselin of Koningin te noemen, nadat wij beter over haar geslacht en bestemming zijn ingelicht, moeten zij haar daarom slechts moederbij, moer, moedertje, wijfje of wie een liefhebber van vreemde woorden is, Madame noemen".
Over het geslacht van den dar heeft deze schrijver echter nog heel eigenaardige begrippen. In de Duitsche vakbladen is thans de algemeene benaming Koningin, terwijl Weisel nog voorkomt in weisellos, weiselrichtig.

Jékavé.