Bij het jaareinde.


Nu het jaar 1940 ten einde loopt, laten wij onze gedachten gaan over hetgeen achter ons ligt. Wat onze vereeniging betreft, begonnen wij het jaar met frisschen moed en met het blijde vooruitzicht, dat onze groeiende en bloeiende organisatie zich binnen afzienbaren tijd zou kunnen bezighouden met voor ons land voor de bijenteelt nieuwe objecten, Een proefbijenstand zou er komen, aan de ziektebestrijding zou meer vorm worden gegeven en het Nederlandsch Honingcontrôlestation zou, wellicht in gewijzigden vorm, betere levensvatbaarheid verkrijgen.
Dan zweefde ons voor den geest een innige samenwerking van alle bijenhoudersorganisaties, zoomogelijk alle vereend in éénzelfde nationale Vereeniging,
Wij begonnen het jaar met een sterk vergroote uitgave van ons Maandschrift en onze plannen strekten zich nog verder uit.
Moge de mensch al ouder worden, een organisatie moet steeds jong blijven en bij het klimmen der jaren zelfs nog meer activiteit aan den dag leggen. Er was een gegronde hoop, dat remmende factoren spoedig zouden kunnen worden opgeheven er: in dat vooruitzicht leefden wij in blijde verwachting, dat nu eindelijk eens zou kunnen gebeuren waarop al jaren werd aangestuurd,
Toen kwam de 10e Mei.......

In de dagen welke volgden scheen het, alsof alle belangstelling zoo niet voor de bijenteelt, dan toch zeker voor het vereenigingsleven op het vriespunt stond. In die maand tot den 1en Juni traden tot onze vereeniging 34 nieuwe leden toe, waarvan de meesten nog tusschen 1-10 Mei. Andere jaren was dit aantal 2 à 3x zoo groot, Correspondentie werd haast niet ontvangen. Het was duidelijk merkbaar, het feit, dat ons land ook in den oorlog betrokken werd, had menigeen lamgeslagen.
Doch schielijk zou dit veranderen! Aanvankelijk langzaam, later in versneld tempo werd de belangstelling weer gaande en wijkt thans niet van andere jaren af, Hoe spoedig herstelt zich de Hollander!
De maand Juni bracht ons 10 nieuwe leden, doch Juli 78, Augustus 123 en September 144, Men ziet, er is een climax. Het vorige jaar waren deze getallen voor Juni 85, Juli 95, Augustus 124 en September 200, Hoe. wel er een verschil is ten nadeele van 1940, is dat verschil toch niet bijster groot en doet zien, dat het evenwicht weer verkregen is. En als we dan nog het groote verlies aan bijenvolken in den afgeloopen winter mede als oorzaak mogen beschouwen, dan kunnen we zeggen, dat de imker zich spoedig heeft teruggevonden. Toch bleef het aantal nieuwe leden verre beneden dat van 1939. Boekten we in dat jaar 1124, 1940 zal het wel niet verder brengen dan een goede 800.

Maar ook in ander opzicht bleek, dat van eenige inzinking slechts zeer kort sprake was. Met vernieuwden ijver en met frisschen moed werd de oude liefde weer opgevat en met energie werk gemaakt van de noodzakelijke instellingen zooals proefbijenstand, honingcontrôlestation enz. Bedriegen ons de teekenen niet, wordt er niet weer roet in het eten gestrooid, dan zullen we dergelijke instellingen binnen afzienbaren tijd zien verrijzen en dan kunnen we ons verheugen, dat in nauwe samenwerking met de Zuidelijke bijenhoudersbonden eindelijk..... eindelijk verkregen is, waar al jaren naar werd verlangd.
Zoo zullen deze sombere tijden dan toch iets goeds naar voren brengen en al is ons groote doel alle Bijenhoudersbonden vereenigd in één nationale Vereeniging niet tot werkelijkheid geworden, er zal toch meer constructieve arbeid kunnen worden verricht.

Dat deze tot heil moge zijn, tot heil van onze Nederlandsche bijenteelt en onzen Nederlandschen imkers.
JOUSTRA.