Vragen tijdig in te zenden aan G.J. Lankkamp te Bathmen. Betreft het een vraag waarop het antwoord niet tot het volgend nummer kan wachten, dan postzegel voor antwoord insluiten.

VRAGENRUBRIEK.


EEN NIEUW BEGIN.
Met eenige verklaarbare aarzeling heb ik mij, na het overlijden van den heer Oonk, beschikbaar gesteld, hem als leider van deze rubriek op te volgen. En wie onder onze lezers den heer Oonk als redacteur van deze afdeeling heeft gevolgd, zal zich deze aarzeling kunnen verklaren; het werk toch van mijn voorganger was zoozeer nabij het volmaakte, dat het zeker niet gemakkelijk zal zijn hem te evenaren. In aanmerking genomen wat de lezers vroeger gewoon waren maak ik aanspraak op wat clementie. hoewel ik den lezer gaarne de verzekering geef, alles te zullen doen hem zoo mogelijk te zullen helpen. Waar mijn eigen kennis te kort schiet, hoop ik op de aanwezigheid van bronnen ter nasporing en op den steun van anderen.
Lezers, die met lastige gevallen te doen hebben kunnen dus op mijn goeden wil bij voorbaat rekenen.
Men wordt verzocht, vragen tijdig in te zenden en deze duidelijk, maar liefst zoo kort mogelijk op te stellen.

Vraag 1. Bij een hevigen storm in het begin van December is mijn bijenstal zoodanig beschadigd, dat volledige herbouw noodig is. Nu wilde ik deze gaarne, als het zonder al te groot gevaar kan, meteen verplaatsen. Kunt U mij misschien meedeelen of ik groot gevaar loop bijen te verliezen, wanneer ik deze gedurende den winter verplaats ?
J. K. te D.
Antwoord: Het opnieuw bouwen van Uw bijenstal op een andere plaats, en dus het verplaatsen van Uw bijen in dit seizoen, heeft zeer weinig bezwaar. Indien U het kunt treffen, de volken te verplaatsen na een flinke zitperiode, dus terwijl de bijen geruimen tijd binnen zijn gebleven, dan zal zelfs geen enkele bij naar de oude standplaats terugvliegen. Indien U voor Uw nieuwen stal geen onderdeelen van den ouden noodig heeft, maakt U Uw standplaats kant en klaar om daarna de bijen te verplaatsen. Moet U wèl gedeelten van den ouden stal gebruiken, dan kunt U de bijen tijdelijk ergens anders zetten. Bij weer dat kans geeft op uitvluchten, zult U de volken dan korten tijd moeten opsluiten.
Tenslotte nog de opmerking, dat elke verplaatsing in den winter zóó voorzichtig moet geschieden, dat de volken er absoluut niets van bemerken Dit toch zou aanleiding geven tot bijenverlies.

Vraag 2. Met niet geringe moeite heb ik mijn honing-klanten geleerd, dat goede honing eenigen tijd na het oogsten gekristalliseerd is. Nu doet zich bij mij echter het lastige geval voor, dat ik half Juli honing slingerde, die het eenvoudig vertikt om te versuikeren en die nu, ongeveer ½ jaar later, nog nauwelijks afwijkt van den toestand na het slingeren. Een aantal andere flacons, ongeveer een week vroeger geslingerd, en waarschijnlijk afkomstig van dezelfde drachtplanten (in hoofdzaak korenbloem en witte klaver) is prachtig gekristalliseerd. Kunt U mij inlichten, wat er aan mijn vloeibare honing kan haperen? En zou deze nog tot kristallisatie zijn te brengen?
F. J. G. te E.
Antwoord: Dit is inderdaad een gek geval. Dat ge Uw afnemers op de hoogte stelt van het kristallisatieproces in honing is het juiste middel om honing-consumenten te leeren, dat concurrentie tusschen blanke - meestal verhitte - honing en gewone honing een concurrentie is van verongelijkwaardige zaken.
Maar U zit er leelijk mee. Ik neem aan, dat bij het oogsten van Uw honing geen fouten zijn gemaakt; dat bijv.. niet een te groot percentage onverzegelde honing is mee-geslingerd en dat ook de gewone, noodige, zindelijkheid is betracht.
Stond Uw honing in een vochtige omgeving of was de temperatuur hier wellicht minder ideaal om kristallisatie te bevorderen? Honing bevat in hoofdzaak twee suikersoorten: glucose en fructose waarvan
in onze Nederlandsche honing steeds de laatste iets in de meerderheid is, behalve in koolzaadhoning en andere kruisbloemigen- Van deze twee suikersoorten kristalliseert alleen de glucose. Hierin ontstaan bij een temperatuur van 5-7 gr. C. het snelst kristallisatie-kernen, waarna bij een temperatuur van plm. 15 gr. C. de kristallisatie verder het snelst verloopt. De meest regelmatige versuikering wordt dan bereikt door de honing af en toe te roeren. Was de temperatuur wellicht minder bevorderlijk om de kristallisatie te doen aanvangen?
Indien aan alle genoemde mogelijkheden niets mankeert dan kan het nog zijn, dat Uw honing een (zelden voorkomend) te hoog fructose-gehalte kreeg (bijv. doordat de bijen nog een andere bron aanboorden). In dit geval is er niets aan te doen. U kunt echter nog wel even probeeren, of ,,enten" van den honing wil helpen; U neemt dan een kluitje versuikerden honing, liefst van dezelfde soort, en wrijft dit goed uiteen om het papje dan door de flacons te roeren. Daarna een paar weken afwachten of dit geholpen heeft.

Vraag 3. Door ziekte kregen mijn bijenkasten dit najaar onvoldoende suiker (minder dan de helft die gewoon wordt gevoederd).
Zou het raadzaam zijn, er nu nog wat bij te voederen of moet ik in vredesnaam de gevolgen maar afwachten ? B. H. te W.
Antwoord: Ja, afwachten! En indien Uw bijen niet véél minder voedsel kregen dan de helft van gewoonlijk, dan kunt U zelfs met vrij groote gerustheid afwachten, zonder vrees dus voor noodlottige gevolgen. Door nu nog te voederen zouden de gevolgen stellig veel ernstiger worden.
Een bijenvolk in winterrust heeft maar een zeer gering voedselverbruik, mede ook doordat geen broed aanwezig is. Zoodra nu na half Febr, het weer het toelaat, is het raadzaam snel en goed in te grijpen. Dan toch is onder normale omstandigheden de koningin weer aan het leggen en wordt daarmee het voedselverbruik belangrijk grooter, terwijl uit de natuur niets wordt binnengehaald. U kunt dan straks op twee wijzen Uw volken helpen: 1e door toediening van borstplaat of door het geven van een suikeroplossing, die dan zwaarder van oplossing moet wezen dan bij de najaarsvoedering, n.l. ongeveer 1 deel water op 2 deelen suiker. Heeft U ledige raten in voorraad of bevatten de kasten ledige raten, dan neemt U deze en giet deze aan weerskanten met een kannetje met fijnen tuit vol met de suikeroplossing. Geschiedt dit zorgvuldig, dan kunt U in één uitgebouwd raam gemakkelijk 1 à 1½ Kg. suikerstroop gieten. Bij voorkeur hangt U dan aan weerszijden van den tros bijen, vlak bij het volk dus, zoo'n volgegoten raampje en dit op een avond na een dag van zacht weer. Na enkele weken kan hetzelfde nog eens
worden herhaald, indien het noodig wordt geacht.
Borstplaat, die U boven op de volken kunt leggen, wordt gemaakt door 1 deel water met 8 deelen suiker al roerende aan den kook te brengen en het mengsel dan uit te gieten, bijv. in een plat sigarenkistje of iets dergelijks.

Vraag 4. Is het mogelijk, mij een vingerwijzing te geven om te voorkomen, dat door mij gekweekte jonge koninginnen paren met darren uit de omgeving?
H. D. te V.
Antwoord: Voor Uw doel kan ik U een methode wel aanbevelen; ze is echter niet afdoende. De weg, dien ik zelf jarenlang volgde, om zwermtrage volken te kweeken, is de volgende: Fok Uw jonge koninginnen pas na de heide-dracht; de weinige darren vliegen in het najaar niet meer zoover als in den zomer. Wilt U de kans op paring met eigen darren nog verhoogen, dan maakt U een goed volk in het midden van de heidedracht moerloos. Zoo'n volk houdt de darren in eere, terwijl deze handelwijze de honingoogst uit zoo'n volk slechts gunstig kan beïnvloeden. Wanneer dan later Uw jonge koninginnen geboren zijn, heeft U in Uw naaste omgeving voldoende darren.
Het wil bij ongunstig weer wel eens gebeuren, dat een koningin niet bevrucht wordt; bij de wel-bevruchte is dan echter de zekerheid des te grooter, dat dit inderdaad door eigen darren geschiedde.