OP DEN BIJENSTAND


In ons Jan.-art. hebben we gezien hoe een volk zich in den winter gedraagt. Blijft het weer in de maand Febr. ook winters en blijft de temperatuur beneden 10 gr. C, dan moet de rust op den stand bewaard blijven.
Febr. is echter meestal de maand waarin de reinigingsvlucht, het groote moment zoowel voor imker als voor immen, valt. Het moment, waarnaar de imker, vooral als deze gebeurtenis wat lang op zich laat wachten, zoo intens kan verlangen. Vooral dezen winter, welke zoo weinig dagen heeft gegeven in Nov, en Dec. waarop de bijen nog eens konden vliegen en daardoor de zit verkort werd, is het voor onze bijtjes noodzakelijk dat de reinigingsvlucht vroeg kan gehouden worden. We kunnen deze verwachten als de temperatuur ± 10 à 11 uur (zonnetijd, dus Amsterdamsche tijd) om en bij de 12 gr. C. is, met een windje uit Zuid tot West en bij een tamelijk onbewolkten hemel. De zon geeft al aardig wat warmte en lokt de bijen er uit. Er is dan ook alles voor om de volken tot zoo sterk mogelijke deelname op te wekken, indien ze eens wat aan den slaperigen kant mochten zijn en deze gelegenheid niet merkten. Men kloppe daarom bij dezulken maar eens flink op korf of kast totdat ze voor den dag komen. 't Duurt dan ook maar even of ze dartelen mee in het heerlijke zonlicht. De reinigingsvlucht is voor mij een van de mooiste dagen van het jaar. Het doet je zoo goed als je je vrienden weer om je hoofd hoort zoemen; ze gaan overal op j e zitten om wat uit te rusten. 't Is net of ze door hun gezoem en houding ons hun dankbaarheid willen betuigen voor de zorgen met welke we hen in den winter hebben omringd.

Om verschillende redenen is het noodzakelijk dat we tijdens deze vlucht op den stand aanwezig zijn. We kunnen tijdens en na de vlucht verschillende dingen aangaande den toestand der volken opmerken. Mocht tijdens deze vlucht den grond met sneeuw of ijs bedekt zijn, dan bestrooie men deze vroegtijdig met stroo of bedekke hem met andere droge voorwerpen en wel een tiental meters rond den stal. U redt daardoor ontelbare bijen van een wissen dood. Ze gaan op sneeuw of ijs zitten, en zonder dat ze het beseffen zijn ze stijf en komen niet meer thuis. Het vorige jaar heeft deze eerste vlucht millioenen bijen gekost aan degenen, die geen voorzorgsmaatregelen hadden genomen.

Na de vlucht, dus tegen den avond, moeten de volken weer tot rust komen. Zijn er onverhoopt bij, welke rumoerig en om het vlieggat blijven loopen en zoeken, dan is dat een teeken dat er met deze iets niet in orde is. Meestal is het volk moerloos geworden tijdens den winter. Ook kan het zijn, dat de bijen door muizen geplaagd worden. Men onderzoekt dit direct. We merken zulke volken om, zoo spoedig het weer dit toelaat, ze eens grondig na te zien. Indien het moerlooze volken betreft, vereenig ze met andere (zwakke) volken, Blijft het weer tot na de reinigingsvlucht zacht, dan overtuige men zich, of de volken nog voldoen- de voer hebben. Bij ronde- en boogkorven licht men ze op en bij kasten neme men voorzichtig het winterdek even weg en met een vluggen blik op de raten ziet men of er voorraad is. Moest onverhoopt de voorraad op of zoo goed als op zijn, dan helpe men deze met borstplaat. Bij kasten legt men een stuk precies boven den tros en bij korven spijlt men een stuk tusschen de raten, zoo dicht mogelijk bij den tros. Borstplaat maakt men door 8 deelen suiker en 1 deel water zoolang te koken tot het een taaie massa wordt. Men laat een druppel op een koud voorwerp vallen. Wordt deze spoedig hard dan is het mengsel klaar om in vormen te gieten, In bakjes of borden legt men een oude krant (enkel) en giet daar de massa op. Als het hard is kan men de borstplaat uit de vormen nemen en is klaar om ze aan de bijen te geven, al of niet eerst nog ondergedompeld in lauw warm water. Er zijn nog wel andere manieren om te helpen, doch deze is verreweg voor den imker het gemakkelijkst en voor de bijen de beste.

Na de reinigingsvlucht begint er ook in het volk nieuw leven te komen. De koningin begint dan meestal de eerste eitjes te leggen. Men moet echter dit leven nog niet aanwakkeren. Heeft men gedurende den winter erg warm ingepakt, dan kan het geen kwaad om ze nu wat minder te dekken. Zou men dit eerste leven gaan stimuleeren, door nog warmer te dekken of zelfs door zoo nu en dan wat te gaan voeren - wat sommige imkers werkelijk wel gaan doen - dan zou men wel eens het tegengestelde kunnen bereiken van wat men wilde. Men bedenke wel dat voor de verzorging van dit jonge leven (broed) ook stuifmeel en water noodig is, van welke het laatste zeker, het eerste misschien buiten gehaald moet worden. Dit zou veel corveeërs eischen, welke in het nog ruwe jaargetijde zeker niet allen zouden weerkeeren. Laat Uw volken na de reinigingsvlucht nog zooveel mogelijk met rust. Zeker tot begin, beter tot half Maart, al naar gelang hun behoeften en weersomstandigheden.

J.H. Schwieters