UIT DE JAAGKIEPS


In een van mijn vorige artikels merkte ik op, dat de enorme honingoogsten in Amerika moeilijkheden bij den omzet mede brachten. Een idee hiervan krijgt men door het artikel van den heer Braitwaite, president van de Manitoba Coöperatie in Het American Beejournal 1939/10.
Deze deelt mede: In 1928 bracht de Canadeesche Provincie Manitoba 2.887.000 pond honing voort en in 1938 9.600.000, een vermeerdering van meer dan 200 %. Gedurende dezen tijd veranderde de bijenteelt van een winstgevende liefhebberij in een serieuze handelsonderneming. Door de enorme vergrooting van de opbrengst werd een zeer moeilijk probleem bij de afzet geschapen, want de imkers konden niet als voorheen hun honing direct aan de klanten slijten. Zij waren verplicht hun product in het groot aan den tusschenhandel te leveren.
Voor Manitoba is de voornaamste marktstad voor dit artikel Winnipeg. Het grootste gedeelte der imkers wist niets beters te doen dan na den oogst in het najaar, de geheele opbrengst direct na het slingeren op de markt te gooien en deze overstrooming deed natuurlijk haar invloed op de prijzen gelden, Deze daalden dan ook van 13½ (Canadeesche) cent in 1928 op 5½ in 1938. Denkende imkers begrepen, dat de droevige toestand, waarin zij zelve en hun product zich bevonden, voornamelijk toe te schrijven was aan twee oorzaken:
1e. Gebrek aan eenheid in het product met betrekking tot kwaliteit, eigenschappen en uiterlijk;
2e. ongeorganiseerde en ontactische verkoop, vooral in tijden als de markt overstroomd is en de koopers geen geld hebben.
De imkers kwamen tot het vormen van een coöperatie, die zijn oorsprong vond in de Manitoba-Bijenhoudersvereeniging. Na anderhalf jaar werken is het product van deze onderneming "Clover Crest" (klaver-kroon) in de winkels verschenen.
Het doel is in het kort:
1e. Een soort honing op de markt te brengen van fijne kwaliteit, gelijk van kleur, smaak en samenstelling. In welk deel van Amerika ook gekocht, het publiek moet overtuigd zijn dat het, bij het koopen van een blik Clover Crest steeds dezelfde honing bekomt.
2e. Door het van de markt nemen van den honing van de leden gedurende den tijd dat de markt overladen is en de verkoop over het geheele jaar te verdeelen, waardoor de prijzen van de producten vaster worden.
3e. Door coöperatieve werkwijzen de bijenteelt meer winstgevend te maken.

Het aandeelen-kapitaal bestaat uit 2.500 aandeelen van 20 dollar, deze kunnen aan elk persoon met goedkeuring van de Directie verkocht worden. In de Directie mogen slechts bona-fide, bij het Departement van Landbouw ingeschreven imkers worden gekozen. Het bestuur bestaat uit zeven directeurs, gekozen door de aandeelhouders, zij ontvangen geen salaris, alleen reis- en verblijfkosten.
Een aardig staaltje van samenwerking: Voor 2500 dollar aandeelen werd genomen door handelaren in zwermen uit de zuidelijke Staten en betaald met "packages" (voor zoover niet bekend een kleine toelichting: de bijenteelt wordt in het noordelijk gedeelte van Amerika bijna uitsluitend gedreven met bijenzwermen, die men in de zuidelijke Staten koopt. Deze zwermen worden packages genoemd). Deze "packages" worden door de coöperatie weer aan de leden verkocht.
Elke aandeelhouder heeft slechts één stem ongeacht het aantal aandeelen. De winst wordt berekend aan de hand van de afgeleverde honing en niet naar het ingestoken kapitaal. Maar het aantal aandeelen zal in overeenstemming moeten zijn met de hoeveelheid afgeleverde honing en wel 20 dollar voor elke 2000 pond, dit bedrag kan met de afrekening van den honing verrekend worden.

Voor het eerste jaar zal 2.000.000 pond verwerkt worden. Deelneming is vrijwillig, geen lid is verplicht al zijn honing aan de onderneming te leveren; de directie neemt ook niet meer honing op dan zij kan plaatsen.
Bij inlevering van den honing, waarvoor de leden 70-pondsbussen in bruikleen kunnen ontvangen, wordt deze gewogen en naar kwaliteit geordend. De leverancier krijgt een voorloopige betaling.
De inrichting van de onderneming is berekend op partijen van 6.000 pond samen te stellen, dit geschiedt zoodanig, dat steeds een gelijke honing kan worden geleverd.

---


Op het Internationale Bijenteeltcongres te Zürich (1939) hield de Zweed A. Lundgren een lezing over de bijenteelt in zijn land. Deze is opgenomen in de Schweizerische Bienenzeitung 1939/10, waaruit ik het slot van de rede laat volgen:
"De Rijksbond van de Zweedsche bijenhouders heeft zorg gedragen, dat de gemeenschap zuivere, prima honing kan krijgen, doordat het aan zijn leden gedrukte honing-etiketten met den naam en het adres van den imker afgeeft, welke deze op de eigen verpakking van rijpe geslingerde honing kan aanbrengen en contrôle-strooken om de genoemde verpakking te verzegelen. Deze etiketten worden aan een imker maar niet afgegeven omdat hij lid is; hij moet bekend staan, dat hij welverzorgde, eerste klas waar heeft. De etiketten staan er voor in, dat de honing niet vervalscht, slecht geoogst of slecht behandeld is en ook niet door afzwaveling der bijen gewonnen is. De Bond houdt contrôle op deze maatregel door de aanstelling van controleurs in het geheele land; deze gaan op bepaalde tijden van winkel tot winkel om de aanwezigen honing te controleeren. In het algemeen is de handel met deze controle, die uitsluitend in het belang van de honing-etende gemeenschap is genomen, zeer tevreden.
Deze contrôle, alsmede onze geregistreerde etiketten, heeft ook medegebracht, dat de Zweedsche imkers de Zweedsche honingmarkt hebben kunnen behouden. Wel worden geringe hoeveelheden honing voor technische doeleinden ingevoerd, maar men kan zeggen, dat de buitenlandsche honing in Zweden geen afzetgebied heeft.
Tot slot wil ik nog aanvoeren, dat het niet toegestaan is, de etiketten op vloeibare honing aan te brengen. De imker moet zijn honing bewerken en deze bij het versuikeren omroeren, zoodat de honing gelijk boter wordt. Wij hebben ook honing, die niet kristalliseert b.v. dopheide-honing (Glockenheidehoning), deze honing laten wij bij uitzondering vloeibaar passeeren".
---

In de Jaagkieps van October 1939 hebben we het gehad over honing die vitamine bevatte. Deze ontdekking heeft een aardige voorgeschiedenis. (Deutsche Imkerführer 1938/5). Een honingliefhebber kocht op de markt van een plaats in de omgeving van Berlijn een pot honing. De geur en smaak van dezen honing was niet bepaald aangenaam en deed aan kattedrek denken. De kooper dacht, dat er aan deze zaak een luchtje was en wendde zich tot het Instituut voor Bijenkunde in Dahlem, waar Dr. Ulrich den honing onderzocht. Daar deze in zgn. Eenheidsglas was verpakt, was het niet moeilijk na te gaan van welken imker de honing afkomstig was. Deze woonde in de omgeving van het Spreewald. Eerst dacht men, dat de honing door e.o.a. fout bedorven was, maar spoedig bleek dat men een dergelijken honing in die omgeving meermalen gewonnen had en dat door de reuk deze moeilijk te verkoopen was. De honing werd in het najaar door de bijen binengehaald en wel van een "wilde Kruizemunt", waarvan een roode en een witte soort voorkwam. Als de bijen de roode bevlogen, dan kwam de lucht van de kattedrek reeds uit het vlieggat tegemoet, met de witte was dat niet het geval.
Het verdere onderzoek wees uit dat de stinkende honing vitamine bevatte.
---

In Die Deutsche Bienenzucht 1940/6 komt in de rubriek "Allerlei" het volgende verslag over "Vierbeenige honingdieven" voor:
"Een belangrijk verlies leed een imker in Beieren, die zijn bijen op een afgelegen stand hield. Bij een inspectie in Januari waren alle volken nog in leven, maar in het begin van Februari waren 3 volken uitgeplunderd. De buitendeksels der kasten waren gedeeltelijk met groote steenen verzwaard. Rondom deze steenen waren de deksels doorgeknaagd, de stroomatten verscheurd en kapot gevreten, een glasvenster verbrijzeld. De deksels, die niet met steenen belegd waren, waren geheel afgeworpen, zoodat de volken bij de heerschende koude verkleumen moesten, Niettegenstaande men vallen plaatste, waren spoedig daarna weer drie volken vernietigd. Alle raten in de kasten werden geheel uitgevreten en de imker vond in het naburig Bosch eenige ledige raten, die door de dieven met bijen en honing daarheen waren gesleept. Ondanks alle maatregelen werden 10 volken omgebracht. Eerst in het begin van April gelukte het den imker den eersten honingdief te vangen in een val, die in een kast was opgesteld. Het was een marter. Een tweede exemplaar kwam in een val, welke in het bijenhuis was opgesteld, maar deze wist de vrijheid te herwinnen, door de in de klem zittende poot af te bijten. Een derde marter werd in een kooi gevangen.
---

In de Jaagkieps van Dec. j.l. beloofde ik een beschrijving te geven van de zegelsmelter. Uit verschillende advertenties en artikelen uit the American Beejournal 1939 volgt deze hier. De Brand Capping Melter bestaat uit een groote bak, waarboven aan de eene zijde een trechter is geplaatst. Boven deze trechter worden de raten ontzegeld, hetgeen door 2 man kan geschieden. Door de inrichting van de trechter komen de afgesneden zegeltjes en de afdruipende honing langs den bodem in de eigenlijke smelter. Hierin liggen aan de bovenzijde de electrische verwarmingselementen, Door deze op een bepaalde warmte te brengen smelt het was, dat komt bovendrijven, hieronder verzamelen zich de vreemde stoffen en daaronder komt de gezuiverde honing, Doordat de inhoud van den trechter onder de laag vreemde stoffen uitloopt, komt deze laag niet in beweging, hetgeen een groote verbetering van deze werktuigen moet zijn. Is het was gesmolten, dan kan men dit, wanneer het vuil bezonken is, laten afloopen in pannen, en de waskoeken lichtgeel van kleur, die hieruit komen, zijn klaar voor het gebruik of voor den handel,
Het grootste gedeelte van den honing, die in de bak vloeit komt niet in aanraking met het verwarmingselement en proeven hebben bewezen, dat de honing hoogstens tot 120-130 graden (Fahrenheit) verhit wordt en dat de kleur geen nadeel van deze behandeling ondervindt. Deze honing kan dan ook direct bij de geslingerde worden gevoegd. De capaciteit van deze werktuigen heeft U uit het vorige artikel kunnen lezen. Volgens de advertenties worden deze smelters bij tientallen verkocht, maar zij zullen voor onze imkers wel niet noodig zijn.
---


In de rubriek „Sprechsaal" van de Schweizerische Bienenzeitung 1939/2 vertelt een schrijver over het op een dwaalspoor brengen van roovende bijen. Professor Sprecher in Küblis had hem de volgende anecdote medegedeeld: Ik raadde een imkeres als middel tegen het rooven, doeken gedrenkt in petroleum naast de vliegplank van het beroofde volk te leggen, hetgeen geschiedde, Den volgenden dag werd ik bij een anderen inwoner geroepen om een bijenzwerm te scheppen, die zich op een ledig petroleumvat gezet had, Ik ging er heen en moest constateeren, dat het bedoelde vat inderdaad onder de bijen zat. Maar het was geen zwerm, maar bijen die iets zochten en na eenigen tijd weer verdwenen. Eenige dagen later kon ik hetzelfde verschijnsel op een olievat bij een koopman zien, In beide gevallen waren het de roovende bijen, die door de lucht der met petroleum gedrenkte lappen misleid, overal waar het naar petroleum stonk, trachten te rooven.

De schrijver voegt er aan toe:
Een waarneming, die ik in den laatsten zomer kon maken, bevestigt deze meening volkomen. Bij 2 volkjes was rooverij uitgebroken, welke ik door bestrijken 'met carbolineum van de vliegplanken en de wanden der kasten boven het vlieggat trachtte te bestrijden. De emmer, waarin deze carbolineum bewaard werd kreeg een plaatsje onder de bijenstal, Den volgenden dag was deze emmer vol zoekende bijen. Eerst tegen den avond verlieten zij het stinkende vat. Dit keer was het carbolineum, die de roovende bijen op een dwaalspoor gebracht had.
---

Het is reeds lang geleden, dat wij op onze radio-programma's "Hersengymnastiek" aantroffen. Volgens een bericht in the American Beejournal 1939/8 worden op de bijeenkomsten der Amerikaansche imkers dergelijke wedstrijden gehouden, Zij vormen een nieuwe en gewilde vorm van vermaak op vele vergaderingen. Vragen op imkersgebied worden gesteld en beantwoord. Er wordt aanteekening gehouden van de antwoorden en belangrijke prijzen toegekend.
De schrijver besluit zijn artikel met:
Het is dikwijls verwonderlijk wat men niet weet op zoo'n avond. Secretarissen worden aanbevolen dit eens te probeeren, indien zij wat grappigs en waarlijk opvoedends op hun vergaderingen willen hebben.
---

Nog een bericht uit hetzelfde vakblad, dat wellicht van nut kan zijn voor onze leden, die hun geluk willen beproeven met visschen. De verzorger van The Postcript had vernomen, dat darrenbroed geschikt zou zijn als visch-aas. Om dit te probeeren werden eenige darrenlarven in de goudvisschenvijver geworpen om te zien
wat de goudvisschen ervan zouden denken. De uitslag was, dat er een groote beroering onder de visschen ontstond, die eerst bedaarde toen alle larven verdwenen waren.

Jekavé