OP DEN BIJENSTAND.


De goede, ja zelfs prachtige vooruitzichten, welke er na de goede overwintering onzer volken half Maart bestonden, dreigen door het aanhoudende koude weer teniet gedaan te worden. Op dit moment - we schrijven heden 15 April - is er hoegenaamd geen broed in de volken aanwezig. Zeer sporadisch tref je gesloten broed. We kunnen gerust zeggen dat dit ± 20 dagen later is dan normaal, 't Kan ingehaald worden als er nu verder geen tegenslag meer komt. Voor de streken zonder voorjaarsdracht, waar alles met de suikerpot tot stand moet komen, wordt het zeker laat. Eén hoop is er echter, n.l, dat de kolonies volkrijk zijn. Van het gezegde, dat Maart 9 zomerdagen moet hebben, is al niets terecht gekomen. Een enkele maal konden de bijen uitvliegen, dat was alles, Steeds temperaturen van ± 5 gr. C. boven het vriespunt over dag en 's nachts tot 5 eronder. Er bloeit nog hoegenaamd niets. Het weer moet dus snel veranderen, anders kan het met de ontwikkeling onzer volken wel eens erg scheef loopen, d.w.z., dat we ze niet op tijd op zwerm- of vlieghoogte hebben, om zoodoende de komende drachten op de best mogelijke wijze te kunnen benutten, Alles bloeit straks weer tegelijk, wat zeer ten nadeele onzer volken is. Wanneer normaal achter in Maart de eerste bloemen bloeien, begint de ontwikkeling in de volken en al komt er dan door slecht weer al eens een kleine pauze in, dan gaat toch de ontwikkeling door en is dit niet zoo erg. Nu echter is het begint te veel verlaat en dat is juist het groote bezwaar. We zouden echter geen imker zijn, als we niet hoopten dat het weer spoedig beter wordt en alles nog best terecht komt.

Al ons zorgen en streven zij nu gericht op het eene doel: zooveel mogelijk jonge bijen fokken. Welke dracht ook in het verschiet is, Mei is de maand waarin de ontwikkeling der volken zoo krachtig mogelijk moet worden gestimuleerd. Is er geen dracht dan wordt het drijfvoederen voortgezet. Voorraden geleidelijk ontzegelen. Het broednest geleidelijk vergrooten. Uitgebouwde ramen kunnen tusschen twee broedramen (uitloopende) worden bijgehangen. Als de bijen beginnen te bouwen - d.i. waar te nemen als aan de bovenkant der ramen witte randjes komen - dan kan men ook kunstraat geven. Deze komen echter steeds tusschen het laatste broedraam en het stuifmeelraam. Ze moeten echter snel worden uitgebouwd. Hoe sneller dit geschiedt, hoe mooier raten.

De tweede helft Mei is ook de tijd om de volken te egaliseeren. Dit geeft groote voordeelen, zoowel voor den lossen als vasten bouw. Bij lossen bouw is dit te bereiken door de voorloopers raten met uitloopend broed af te nemen en dit aan de minderen te geven. De allerkleinsten laat men er voorloopig nog buiten. Deze zijn toch niet meer op tijd klaar te krijgen. Van deze verwisselt men later - 2de helft Juni - de oude met een bevruchte jonge, Bij ronde korven gebeurt dit gelijk maken door overvoeren. Een groote voerbak met flink wat gesneden stroo er in, plaatst men onder de voorloopers. Na vijf minuten zit de bak zwart met zuigende bijen en plaatst men ze heel omzichtig onder de mindere volken. De achterblijvers der ronde korven zijn aangewezen om eind Juni te worden omgejaagd met een weer moergoed afgezwermd volk. Ook worden de voorloopers wel eens omgezet met mindere volken, doch dit kan alleen gebeuren zonder risico van afsteken, als er dracht is en dan nog midden op den dag.

Tot eind Mei is de verzorging van de bijen van den lossen en vasten bouw-imker zoo ongeveer gelijk. Dan echter splitsen de wegen al naar gelang het doel (dracht) wat men voor heeft te bereiken. Voor imkers, die uitsluitend imkeren voor de zomerdracht, is het eisch de volken ongedeeld te houden. Voor hen, die èn zomer- en heidedracht willen benutten geldt dit al evenzeer. Hen die alleen op heidedracht aangewezen zijn, moeten juist wel splitsen. Voor de vastebouw-imker is splitsen ook noodzakelijk daar hij het niet in de macht heeft het zwermen door kunstgrepen tegen te houden of te verhinderen. Voor deze laatste is de aangewezen weg z'n volken te jagen, d.i. kunstmatig de eerste zwerm (oude moer) er af te halen. Hij kon dan in een of twee keer z'n stand afjagen en heeft het tijdroovende oppassen bij het zwermen vermeden. Ook wil het vaak voorkomen, dat een zwermrijp volk (dus met dichte doppen) deze door slecht weer gaat vernielen en zoodoende het zwermen uitstelt. Dit is zeer schadelijk, doordat de eierlage in zoo'n volk practisch stilstaat, de koningin legt in zwermrijpen toestand zeer weinig; ze zou anders niet kunnen vliegen.

Hoe verder met deze afgejaagde volken moet worden gehandeld de volgende maal. De jagers worden in een nieuwe woning gehuisvest en op een plek ± 30 min, gaans van de oude stand gezet. Het is noodig deze zwermen de eerste dagen te voeren, opdat ze direct flink aan de gang komen, tenzij er goede dracht is. Voor deze zwermen worden ongeveer 11/z kg. bijen genomen. Het is niet noodzakelijk, dat de volken juist zwermrijp zijn; als ze maar voldoende volk hebben om zoo'n zwerm te kunnen missen, is het al voldoende.

We zullen nu zien wat de mobiel-imker te doen staat. Voor zomer- en zomer- en heidedracht niet deelen. Dus we moeten zorgen dat in de volken geen zwermneiging optreedt of wel bij zwermneiging z'n volken een behandeling geven, dat ze toch bij elkaar blijven. Een paar oorzaken welke het zwermen in de hand werken zijn: te weinig ruimte (te groote sapstroom), geen werk (drachtlooze tijd) en drang tot wisselen (oude of slechte koningin). De methoden om het zwermen te verhinderen bestaan dan ook hoofdzakelijk uit het meer ruimte geven aan het volk en wel vrijwillig of gedwongen. De onderzet- of afzak-methode is vrijwillig; waartegenover de omhangmethode weer ge-
dwongen is. Verder het separeeren of tijdelijke scheiding teweeg brengen in een volk, met het doel er een jonge koningin in te fokken, doch tevens de oude koningin in den tusschentijd productief te houden. Dit kan men in dezelfde kast met behulp van een separator, doch ook met behulp van een vijf- of zes-raamskastje of reservekast, Deze laatste (tijdelijke scheiding) geeft met het oog op het vervliegen der jonge koningin bij haar bruidsvlucht minder risico. Deze methoden vindt men in iedere handleiding voor bijenteelt wel uitvoerig beschreven. Echter is er nog een methode en wel de radicale methode, welke ik vorig jaar in het groot heb toegepast met uitstekend resultaat. Waar deze in de handleidingen niet is beschreven, zal ik ze hier uitvoerig weergeven.

Tusschen 24 Mei en ± 1 Juni wordt de oude koningin gedood. Tevens worden alle doppen weggebroken. Stond het volk nog niet op 20 broedramen, dan wordt het nu op 20 gezet. Het volk is nu in een zgn. noodtoestand, n.l. het moet door nood- of redcellen zich een nieuwe koningin kweeken. Deze noodtoestand verschilt hemelsbreed met de zwermtoestand. Na 9 dagen wordt het volk weer alle doppen op één mooie na afgehaald. Er zijn op dat tijdstip absoluut geen larven meer in het volk aanwezig, waaruit ze nog een koningin zouden kunnen probeeren te fabriceeren. Als laatste middel gebruiken ze n.l. graag darrenlarven; er wordt in een minimum van tijd een kromme dop op gefabriceerd op een tijdstip, dat de imker dit niet meer verwachtte. De jonge koningin zwermt op zoo'n dop en het volk blijft moerloos, omdat dat kromme fabriekje nooit een koningin voortbrengt. Zouden we wel tijdens het dooden der koningin een dop laten staan, dan komt er op de eerste plaats geen noodtoestand in het volk, doch komt er ook de jonge koningin veel te vroeg in het volk. Ze moet daar dan nog 14 dagen rondloopen en het gebeurt vaak, dat ze dan nog zwermt. Bij de noodtoestand komt dit slechts sporadisch voor.

Nu ben ik nog een verklaring schuldig, waarom ik juist tusschen 24 Mei en 1 Juni deze handelwijze toepas. Kast of boogkorf is dan vol bijen en broed. Al deze bijen, ook uit het dan aanwezige broed, kunnen nog deelnemen aan de zomerdracht. Laatste jonge bijen komen uit 15 à 20 Juni. Kan dus ± 1 Juli drachtbij zijn. Jonge koningin kan weer leggen ± 28 Mei plus 3 weken is ± 18 Juni. De bijen welke weer uit deze periode komen kunnen dienst doen op de dop- en struikheide-dracht. De eerste zijn ± 24 Juli weer veldbij, De bijen uit eieren gelegd tusschen 24 Mei à 1 Juni en ± 18 Juni, zijn voor de dracht zoo goed als waardeloos, omdat er juist in de periode wanneer deze veldbij zijn, niets valt te halen.

Resumeerende komen we tot de volgende voordeelen van deze methode:
1. Prima zomerdrachtvolk.
2. Jonge koningin (wisseling).
3. Veel minder werk en zorgen.
4. Geen kans op zwermen na zomerdracht.
5. Een prima, prima heidevolk.
6. Geen koninginnerooster, het obstakel in een bijenvolk.
Verder moeten we opletten als de jonge koningin gaat leggen, dat we het broednestje in de onderste broedkamer huisvesten. Velen zullen er van afschrikken om zoo'n prachtige koningin midden in de eierlage, ja op het toppunt van haar productievermogen te dooden. Mij verging dit niet anders. Doch de nood (vervoer) heeft mij vorig jaar de knoop helpen doorhakken.

Naar aanleiding van het verslag der lezing, door mij over dit onderwerp te Enschedé gehouden, kwamen van verschillende zijden vragen binnen. Ik ben zoo vrij hier nogmaals naar bovenstaande uiteenzetting te verwijzen.
J.H. Schwieters