OP DEN BIJENSTAND.


Het groeizame weer van den laatsten tijd - eind Mei en begin Juni - hebben wonderen verricht in de plantenwereld. Toch is het
reeds half Juni en ziet men sporadisch de zachtblauwe bloem van de korenbloem en nauwelijks de knop van de acacia. Dit is zeker 14 dagen later dan normaal het geval is. De volken ontwikkelen zich echter snel. In tegenstelling met andere streken hebben ze zich in de fruitstreken - vooraf in de Betuwe (kersenland) - zeer snel ontwikkeld. ± 20 Mei waren daar reeds zwermen. Beste volken hebben nogal wat voorraad verzameld en zitten vol bijen en eivol broed. Voor de zomerdracht - zooals het zich nu laat aanzien zal deze ± 14 dagen later vallen dan normaal - zijn dit hoopvolle perspectieven. Eén uitzondering is er echter onder onze honinggevende planten en wel de witte klaver. Deze is ruim zoo vroeg als andere jaren. Van de trage grasgroei heeft deze geprofiteerd en neemt een groote plaats in. Ik zag reeds verschillende weiden wit staan. De oogst zal door het latere gewin ook wel wat later vallen. Is de dracht in normale jaren ongeveer 15 Juli afgeloopen, dit jaar zal ze wel iets langer duren. Doch is het gewenscht niet tot het laatst met slingeren te wachten. In normale jaren kan gevoeglijk ± 10 Juli begonnen worden met de oogst.

Aan de volken in mobielbouw is de eerste helft van de maand niet veel te doen. Men controleere regelmatig; zorg dat Uw controle provisorisch is d.w.z., dat je niet achter de feiten aanloopt, doch ze door scherp opmerken voorkomt. Met "feiten" bedoel ik hier mogelijke zwermneigingen van de volken. Bij de eerste teekenen wat uitloopend broed afnemen en uitgebouwde raat er voor in de plaats geven; nog beter is ramen met eitjes van zwakkere volken te geven. Het uitloopende broed geeft men aan minder sterke jonge moersvolken. Heeft men twee broedruimten in gebruik dan zorgt men geregeld dat de broedramen zooveel mogelijk onder in de kast komen te hangen.
Bij den vasten bouw moet de bouw der zwermen geregeld worden gecontroleerd en waar noodig gecorrigeerd. De afgezwermde volken vragen veel aandacht. Men snijdt, zoo gauw als het broed is uitgeloopen, midden uit het broednest een raat tamelijk diep weg. Dit is een mooi middel om te zien of het volk weer moergoed is. Begint het volk daar fijn werk te bouwen dan is het in orde. Omgekeerd zal het daar darrenwerk met moerdopjes bouwen en is het zeker moerloos. De vorige keer vergat ik nog mede te deelen als middel om moerloosheid te onderkennen, het niet "schoon" zijn van het broednest. "Schoon" beteekent het aanwezig zijn van honing en stuifmeel op alle willekeurige plaatsen in het broednest. Is een volk moergoed, dan maakt het reeds voordat de koningin begint te leggen, het broednest schoon. De buitenrandjes der cellen worden prima bijgewerkt; U ziet het als practicus al haast onmiddellijk als U de raten bekijkt. Ook zit een moergoed volk meer aaneengesloten in het broednest, de bijen loopen kalm op de raten en verlaten ze niet zoo gauw.

De tweede helft Juli beginnen de oude moersvolken al weer zwermneigingen te vertoonen. Het middel om dit fatale zwermen te voorkomen is het omjagen met afgezwermde volken, waarin de moer goed en wel aan de leg is. Laat U dit zwermen toe, dan komt er én van de bromzwerm én van het afgezwermde volk (eerste zwerm) in de meeste gevallen niets terecht, bij het jagen van zoo'n oude moers (voor) zwerm moet U wel heel voorzichtig te werk gaan. 't Is alles nog zoo versch en kan weinig lijden, het volk ontwikkelt een nog grootere warmte dan reeds in den korf heerscht. 't Wil dan ook best gebeuren, dat de raten in elkaar zakken. Daarom kunt U bij dit jagen beter wat kort (± 2 c.m, lang) gesneden gras gebruiken. Dit gras maakt U nat en strooit het over de raten en bijen. Meteen zet U de jaagkorf er op vast en begint aan den ondersten korf te kloppen. het gras zakt nu naar onderen en de bijen verlaten (vluchten voor het natte gras) den korf en komen in den jaagkorf terecht.
Na plm. 10 minuten is de korf zoo goed als leeg. Het afgezwermde volk kan wel kloppen lijden. De volken worden nu van korf verwisseld maar niet van plaats. Dus de korven krijgen een andere plaats, maar niet de volken. 't Is wel een erg werkzaam, doch onovertroffen middel en wordt door de vaste-bouw-imkers nog veel te weinig toegepast. Al de andere middelen, als om-zetten, koud zetten, vlieggat omsnijden, volk afstooten etc. zijn hierbij vergeleken lapmiddelen, bij rationeele korfteelt is het omjagen niet te missen.

Voor het gros der imkers brengt de zomerdracht de beslissing of het een goed of slecht bijenjaar is, het slingeren van den zomerhoning gaat in tegenstelling met heidehoning zeer gemakkelijk. Het afnemen der honingkamer of 2e broedbak kan het best geschieden door eerst een bijenuitlaat tusschen broed- en honingruimte te plaatsen. Een dag later kunt U de honingruimte zonder moeite afnemen; voor grootere standen kan ook de carbollap goede diensten bewijzen. Na ontzegeling worden de ramen geslingerd. Vooral zware ramen moeten voorzichtig behandeld worden. Niet opeens leegslingeren; de eene kant wordt eerst even kalm geslingerd, zoodat 't gros er uit is, vervolgens de andere kant; deze kunt U leegdraaien. Hoe langer wordt gedraaid hoe droger de raten. De honing wordt direct door een dubbele zeef (grof boven en fijn onder en zijn in den handel te krijgen) gezeefd. Daarna wordt hij nog eens, al dan niet op waterbad verwarmd, door kaasdoek gezeefd. Men laat hem vervolgens een paar dagen staan om mogelijke onreinheden en luchtdeeltjes gelegenheid te geven boven te komen en deze af te nemen. Daarna is hij klaar om in flacons of andere goed af te sluiten fusten te doen.

De heide heeft tot nu toe best weer. Nogal vocht en warmte. Ze groeit al mooi; er komt zelfs al schot op, dus weer een hoopvol vooruitzicht. Na het slingeren moeten de volken worden "klaar" gemaakt voor de heide. Er moet gevoerd worden! Er moet volop broed in de volken blijven. Tusschen zomerdracht en heidedracht is een drachtlooze periode van ± 3 weken. Deze moet door voeren overbrugd worden. Doet men dat niet, dan is raathoningwinning zoo goed als uitgesloten. Is het broednest leeg als de heide begint te honingen, dan gooien de bijen het vol heidehoning en laten de honingkamer ongebruikt.
Wat het voordeeligst is, n.l. raat- of slingerhoning winnen op de heide? Verstaat men het heidehoning slingeren goed, dan is in dezen tijd slingerhoning winnen voordeeliger. Is er in normale tijden reeds goede afzet voor werkelijk geslingerde honing - dus geen pers- of centrifuge-honing - zeker is dit nu het geval en tegen zeer goede prijzen.
Ik wensch den imkers een prima zomerdracht.
J.H. Schwieters