De Schermbloemigen.


De familie der Schermbloemigen of Umbelliferen is zeer uitgebreid. Men vindt er vele, economisch zeer nuttige planten onder, b.v, wortels of peen, seldery, komijn, pastinaak, anijs, venkel, dille, peterselie enz. Van deze laatste zaaie men steeds de fijne krul of kroesvariëteit, om vergissing met hondspeterselie, die veel op de gewone lijkt doch giftig is, te voorkomen. Want ook op het gebied van giftige planten hebben de Schermbloemigen hare vertegenwoordigers. Denken we maar eens aan dolle kervel of gevlekte scheerling (conium maculatum), gewone waterscheerling (cicuta virosa) die aan slooten groeit, wilde kervel (chaerophyllum temulum) enz. Toch zijn er ook vele onder welke in de geneeskunde gebruikt worden b.v. lavas (levisticum officin.) ook wel lubbestok of maggiplant genoemd; het moederkruid (meum athamanticum), heelkruid (tanicula Europaea) uit het Schwarzwald enz.
Zeer aardige vertegenwoordigers in deze familie zijn de bekende bereklauwen of heracleums. Deze komen zoowel in wilde als gekweekte vormen voor en bloeien ongeveer Juli. 't Zijn meestal 2-jarige planten, die het eerste jaar een flinke plant vormen, het tweede bloeien en daarna afsterven, Men zaaie steeds ter plaatse en verplante ze niet meer. Een der meest bekende die men in ons land veel langs de wegen, vindt is de gewone bereklauw of heracleum spondilium. Ik zag er een dezer dagen nog een mooie geel-bonte variëteit van en begin nu te gelooven dat zoo goed als van alle planten bontbladerige variëteiten bestaan.
Een zeer mooie variëteit is de heracleum mantegazzianum, genoemd naar Paolo Mantegazzi, Italiaansch Natuurhistoricus (1831-1910). In een oud Groentje van 1925 las ik in het Januari-no. een art. van dhr. v. Veen te Leiden.
De Heracl. Mantegaz, behoort tot de Macroflora van den caucasus. De planten kunnen ware reuzen worden tot 3 m, hoog en bloemschermen van ± 1 m. doorsnee.
Dr. Lovier, een der ontdekkers der plant, telde aan een scherm 10.000 bloempjes. Op den verbazenden honingrijkdom van deze bloemen werd reeds gewezen door dhr. M.G. Rogez in Le Bulletin de la soc. des apicultures 1901.

Hoe is dit alles nu in werkelijkheid? Mijne ondervinding is de volgende; Schermbloemigen, waaronder ook de heracleums zijn ondanks het feit, dat ze veel honing bevatten en de honing door den bloemvorm zgn, bloot ligt, toch geen ware drachtplanten voor onze honingbijen. Ze worden het meest bevlogen door kevers, zweefvliegen, korttongige wilde bijen, wespen enz. Het is een aardigheid bij goed weer een poos te vertoeven bij zoo'n bereklauwscherm. Het is een af- en aanvliegen van belang, doch meestal door bovengenoemde insecten, doch weinig honingbijen, die het alle gemakkelijk hebben en door de aaneensluitende bloempjes van den scherm als 't ware kruipen van bloem tot bloem.

Het gaat er echter zoo vreedzaam niet toe als men wel zou denken en ook hier geldt het recht van den sterkste, want aasgieren in den vorm van aasvliegen, wespen, hoornaars, bijenwolven, loeren op hun prooi en schoppen soms dit vreedzaam gedoe danig in de war.
Waarom onze honingbijen er niet zooveel gebruik van maken, is mij een raadsel. Immers de honing ligt ook voor hen maar voor 't grijpen en toch.. ? Zou het soms mogelijk zijn, dat de bijen een afkeur hebben van dezen meestal onaangenamen honing en de voorkeur geven aan andere bloemen waar ze toch met hunne tong bij de nectarbron kunnen komen en die veelal ook voldoende en gelijktijdig bloeien met de bereklauwen. Of is het nog een onopgelost natuurraadsel?

Is het U bekend, waarde lezer, dat de bereklauw eene zeer goede wespenval is? Van diverse zijden vernam ik, dat de wespen verdoofd op de bloemen blijven zitten of er af vallen. Men zou ze ook met de vingers er af kunnen nemen en vernietigen. Het zou aan de bedwelmende eigenschappen van de nectar liggen; andere insecten zouden er niet veel hinder van ondervinden. Hoe het ook zij, het is leuk een paar heracleums aan te schaffen om 't gedoe gade te slaan. Plaats ze echter steeds in een hoek, b.v. bij de mestvaalt, daar houden ze van en tevens zal de onooglijke aanblik die ze vertoonen bij het afsterven niet ontsierlijk voor Uw tuin zijn. Nadere gegevens wil ik steeds gaarne van bespieders ontvangen.
C. de Jong