UIT DE JAAGKIEPS.


Bij de rondvraag op onze laatste Algemeene Vergadering bracht de afdeeling Westland het verbod tot het houden van bijen in verband met de augurkenteelt ter sprake. De afdeeling Hoogezand deelde mede, dat in haar omgeving ook komkommers worden geteeld, maar dat een dergelijk verbod niet bestaat, maar dat de groentekwekers aan de bijenhouders f 1.- per volk boden, wanneer zij gedurende de bloei der komkommers drie maanden met hun bijen verdwenen. Maar dit hebben zij slechts één keer gedaan, want de kwekers wilden toen niet meer betalen.
In het American Beejournal 1939/8 kunnen we lezen, dat men in Amerika anders denkt en handelt. Komkommers en bijen. De teelt van kaskommers is een onderneming, welke de diensten van ons klein honing-volkje vereischt en krijgt ter bekoming van een goede oogst. In verschillende ondernemingen werken de bijen, ter gelegener tijd aangevoerd, mede om groote oogsten te verkrijgen. Zoo maakt de J.W. Davis Company te Davenport-lowa van 75 volken gebruik. De kasten worden opgehangen en elk volk wordt gebruikt voor 6.000 vierkante voet. Het kweekseizoen duurt van 15 Dec. tot 1 Aug, en de volken worden verschillende keeren gedurende dezen tijd verplaatst.
De komkommers, die uit deze inrichting komen, schijnen meer handelswaarde te hebben dan in ons land. Voor de verzending worden de vruchten nog met was behandeld, Er gaan 12 stuks in een luxe verpakking en deze gaan niet alleen naar alle deelen der Vereenigde Staten, maar ook naar Canada, Alaska, Manilla, Shanghai en Hongkong en worden ook gebruikt op de schepen op de Atlantische en Stille Oceaan.

-0-


Door de schaarschte van honingpotten tracht men zooveel mogelijk oude van klanten los te krijgen. Zoo kreeg ik een pot waarop een keurig etiket: Een Hollandsch landschap met een molen en twee kinderen in zgn. Nationaal costuum, die uit een pot honing snoepen. Het opschrift luidde in flinke letters Bloemenhoning zuivere Bijenhoning voedzaam versterkend, een werkelijk aanlokkend etiket, maar er stond bij nauwkeurige beschouwing nog meer op; buiten de eigenlijke tekst stond met dunne 2 millimeter groote lettertjes verticaal gedrukt: Verhitte honing. De eigenares had dit nooit gezien en al had zij het gezien, dan had dat haar nog niets gezegd. De pot was gekocht bij een groot Warenhuis. Een amateur-imker gaf ik het etiket en vroeg hem of hij er iets bijzonders aan zag, ook hij zag het niet. Dit etiket voldeed aan het Honingbesluit, maar heeft toch niet het beoogde doel. Beter zou het zijn voor te schrijven, dat er op het etiket moet staan: Minderwaardige honing, of iets milder: Geen prima honing. De koopers zouden zich dan wel tweemaal bedenken om zoo'n pot te koopen.

-0-


In de rubriek The Postcripts in het American Beejournal 1937/8 schrijft Frank O. Pellet Atlantic lowa: "Onlangs moerdoppen snijdend in een volk dat zwermplannen had, was ik zeer verwonderd in één hiervan een levende jonge moer te vinden klaar om uit te loopen en bij haar een doode werkbij, die klaarblijkelijk ingesloten was toen de dop verzegeld was. Bijen mogen zeer wijze beesten zijn, maar zij maken ook wel eens fouten".
Naar aanleiding van deze aanhaling het volgende uit The Beeworld 1938/2 hetgeen door dit blad werd overgenomen uit het Zweedsch blad Bitidingen uit een artikel van T. Sellman: Een werkbij in een moerdop.
Een doode werkbij zal meermalen zijn gevonden in een moerdop, waaruit de jonge koningin gekropen is. Over dit feit wordt niet in bijenliteratuur geschreven en de volgende ondervindingen kunnen misschien bij dragen dit geheim op te lossen.
Het eerste geval betrof een van terzijde aangebeten moerdop, waaruit half een doode werkbij hing. Ik bracht dit niet met de kwestie van doode werksters in uitgeloopen moerdoppen in verband. Ik dacht eerder aan een succeslooze poging van de werkbijen om de cellen van terzijde te openen. Het was echter opmerkelijk, dat de werkbij met de kop naar buiten hing en dat de bruine larve in de dop niet beschadigd was.
Het tweede geval werd waargenomen bij het geven van gesloten doppen uit een afgezwermd volk aan een bevruchtingskastje. Als gewoonlijk maakte de schrijver de doppen van terzijde open om te zien, of de inhoud levend was. Hij was zeer verbaasd, daarin twee bijen naast elkander te vinden. .De een was een koningin klaar om uit te loopen, de andere was een geheel ontwikkelde maar doode werkbij. Als nu de moer uitgeloopen was en de celdeksel, zooals meermalen gebeurt, teruggevallen was, dan zou hij een doode werkbij in een gesloten moerdop gevonden hebben. De schrijver vraagt zich dan al, of de bijen een moer en een werkster in één cel zouden teelen, maar ontkent dit, want men moet er rekening mede houden, dat uit elk eitje, in een moerdop verpleegd, een koningin komt. Tenslotte moet men er rekening mede houden, dat in beide gevallen de werkster geheel ontwikkeld was en de moeren nog niet, ofschoon de ontwikkelingstijd der moeren 5 dagen korter is dan die der werkbijen. Dan blijft naar het schijnt geen andere uitlegging dan dat de werksters bij de verzegeling der moerdoppen hierin werden opgesloten. Deze veronderstelling is niet geheel onaannemelijk. De werkbij kan het laatste portie koninklijk voedsel in het bovenste gedeelte van de cel gebracht hebben. De koninklijke larve, die dan zeer bewegelijk is, veranderde van ligging, met het gevolg, dat de terugtocht der bij werd afgesloten. Gedurende de poging om zich te bevrijden, kan zij zich in de cel omgekeerd hebben, zonder den uitgang te kunnen bereiken en intusschen werd de cel gesloten. Ook moet nog vermeld worden, dat de beide werkbijen in de door de koningin gesponnen cocon zaten. De schrijver nam nog verschillende proeven, maar deze wierpen ook geen licht op de vraag, hoe of de werkster in de moerdop was gekomen, maar hij is overtuigd, dat een werkster, die hetzij levend, hetzij dood, in een gesloten moerdop wordt gevonden met de kop naar boven een door haar kameraden ingesloten bij is, die na het uitloopen van de moer in de cel is gekropen.

In aansluiting op dit artikel heeft de schrijver later aan de Redactie van The Beeworld medegedeeld, dat het een ander vraagstuk is wanneer de werkster met de kop omlaag liggend langs een nog niet uitgeloopen moer wordt aangetroffen, Hiervan heeft hij de oplossing gevonden en door een proef bewezen. Een bijenvolk had juist een redcel aangezet, deze werd afgesneden en op een andere plaats boven eenige werkstercellen, die spoedig verzegeld zouden worden, bevestigd. tva eenigen tijd hadden de bijen de moerdop afgebeten, maar de schrijver kon zien wat hij verwacht had,. één der werksterscellen was met den bodem der moerdop samengebouwd. Dat was het geheele geheim. De uitloopende werkster zou haar cel versperd hebben gevonden door de er voor hangende moerdop en zou begonnen zijn zich naar buiten te werken en in de moerdop belanden en misschien zou haar kracht niet voldoende zijn zich nog verder naar buiten te werken en zou zij haar einde vinden langs de nog uit te loopen koningin.
-0-


In de Bienenvater 1927/4 kunnen we lezen dat in 1925 door een nakomeling van von Ehrenfels de nagelaten papieren van dezen grooten imker aan het Weensche Bijenteeltmuseum werden afgestaan. Deze zullen bij de groote brand, die dit museum voor eenigen tijd verwoestte, wel verloren zijn gegaan. Gelukkig komen in de Bienenvater van 1927 eenige aanteekeningen uit deze papieren voor. Genoemde imker was schrijver van het boek: Die Bienenzucht nach der theorie und Erfahrung. Hiervan is alleen een eerste deel verschenen. Van een tweede deel werd onder de papieren een voorwoord aangetroffen, waaruit ik het volgende laat volgen, hetgeen zeker vleiend is voor onzen Swammerdam maar niet voor onze voorouders.
"Hoe verging het den grooten onderzoeker Swammerdam in Holland? Met een niet te beschrijven opoffering en overgave heeft hij, zooals geen enkel vóór of na hem, in vuile poelen en secreten de wonderen der natuur onderzocht en nog heden (1800) zijn zijn ontdekkingen een onschatbare nalatenschap in de geneeskunde van mensch en dier, vooral de theorie der ingewandswormen. Het rijke Holland liet dezen armen priester der Natuur honger lijden en in nood en armoede jong sterven. Indien de bemoeienis van Boerhaave geen uitgever voor zijn werk gevonden had, dan waren de natuurschatten van dezen grooten onbekenden man voor de Insectologie verloren gegaan. Zoo zijn de menschen met koude harten, vooral de rijken en gelukkigen, Holland kon zijn kapitalen ..... op .... brengen en liet een man zonder steun, die met verloochening van al het aardsche de wereld met schatten verrijkte, die eeuwen gebruikt zullen worden. Zoo leefde Swammerdam zijn vaderland Holland ten schande en zoo maakt zich dat gierig beheerde geld verachteli. Hoe weinig menschen kunnen in het kleine het groote eeren en erkennen".
Jekavé