Koolzaadbouwer en imker.


We zijn den Heer van Elmpt zeer erkentelijk voor wat zijn artikel in 't Mei-Maandschrift '41, pag. 80 t/m 83 betreft over bestuiving bij koolzaad en het nut van organiseeren, voor het verdeelen der beschikbare bijenvolken over de aanwezige velden enz. Dhr. van Elmpt wijst op het groote nut van "de organisatie als regelende verbindingsschakel" enz., en stelt het practische resultaat hiervan, ingezet door onze afdeeling, tot voorbeeld ter navolging.

Nu het zwermen aan de kant is en de imkers even meer tijd hebben voor lezen en overdenken willen we nog eenige ervaringen van deze zaak onder de aandacht der lezers brengen.

Dhr. van Elmpt schrijft ook over het nut van samenwerking tusschen bijenteelt-organisaties en land- en tuinbouwconsulenten. Dat er samenwerking is met den landbouwconsulent is mede gelegen in het feit, dat de consulent voor Friesland, de Heer Ir. Spithost, ook imker en lid onzer afd. is. Met den tuinbouwconsulent is dat niet het geval, doch daarom is de samenwerking daarmee in voorkomende gevallen niet minder goed. We denken hierbij aan de steun welke we van den laatsten ondervinden inzake het soms onoordeelkundig bespuiten van vruchtboomen, wat bijensterfte tengevolge kan hebben.
De directeur van den plantsoendienst te Leeuwarden is ook weer imker en lid der afd., n.l. de ons allen in den lande bekende heer G.J. Pannekoek, en wie eens in den zomer een kijkje wil nemen in onze, ook elders hoog gewaardeerde plantsoenen, zal kunnen constateeren, dat het zeer wel mogelijk is om zonder de belangen van een doelmatige beplanting uit het oog te verliezen, daarnaast die van de bijenteelt te dienen of althans er aan tegemoet te komen. We denken hierbij vooral aan de prachtige laanbeplantingen in de diverse nieuwe stadswijken.

We hebben hier weliswaar de wind wat mee, doch als de bijenteelt-organisaties persoonlijk contact zoeken met consulenten, directeuren, opzichters e, d., is over het algemeen wel medewerking te verkrijgen. Is dit contact er eenmaal, dan moet dit door bespreking en overleg bij voorkomende gevallen in stand gehouden worden. Voor deskundige raad en bijstand is het Alg. Secretariaat natuurlijk steeds paraat. Dit over het contact met deskundigen e.d.

Nu onze ervaringen over de "koolzaad-organisatie". Aanvankelijk werden 417 volken door de org. over de velden verdeeld. Door uitvriezen vielen enkele velden weg, doch door het slechte voorjaar ook eenige volken, maar aangezien we alles zwart op wit voor ons hadden konden we boeren en imkers, na wat heen en weer schikken, beiden helpen. Van andere afd. werden ook nog eenige imkers geholpen en aanvankelijk werkte afd. Bolsward mee.

Onder de rond 400 volken waren eenige waarvoor de imker vanwege vroegere connectie's reeds plaats besproken had, waar natuurlijk niets tegen is, aangezien deze hun standplaats toch ook aan ons hadden opgegeven. We mogen constateeren dat alles voor het eerste jaar behoorlijk verloopen is.

Of het naar wensch is....... ? Neen dat niet. Zoo gaven er zich geen boeren op in de omgeving Arum en Witmarsum. Aan afd. Bolsward moest hierdoor plaats aangewezen worden te St. Jacobi-parochie. Het bestuur van B. adviseerde wel om daar naar toe te gaan, maar de leden zochten liever zelf een plaats dichter bij hun woonplaats.
Of ze geslaagd zijn is ons momenteel nog onbekend, maar het is in ieder geval onorganisatorisch om ter bede bij een koolzaadboer te staan en de boer die prijsstelde op bijen bij zijn koolzaad teleur te stellen. Persoonlijk kan men het de leden van B. vooral in deze tijd van moeilijk bijen- en personenvervoer weer niet te kwalijk nemen. Misschien geven een volgend jaar zich wel
boeren uit voornoemde omgeving op.

Een collega, secr. van een Fr. afd., vertelde aan schrijver dezes: "Ik kom ook bij hetzelfde veld van jullie te staan".
Deze collega wist wel van onze organisatie af, maar bleek ook liever zelfstandig te handelen, waardoor hij meer of minder de goede organisatiebedoelingen, zelfs van den ontwerper, niet meende behoeven te ontzien. Dat geldt zoowel voor boer als imker.

Ook voor meerdere zaken staat onze afd. het prov. afd.-verband voor met onder-afdeelingen en het trof wel, dat er meerdere stemmen uit de laatste Alg. Verg. kwamen in die richting en ons H.-B. ten dien opzichte niet afwijzend daartegenover stond.

"Vrijwillig" is een mooi woord, maar practisch is het algemeen belang meer gebaat bij "bindende" organisatie-regelingen (helaas!),
Zooals het nu staat zal afd. L. voor een volend seizoen contact met alle afd. in Fr. zoeken voor het reizen althans naar de Friesche Noordwesthoek en hoopt dan op volledige organisatorische medewerking der bijenhouders.

In de Landbouwbladen hopen we dan te mogen bekend maken wat dhr. v. E. ons vertelt van proefnemingen van Prof. Ewert in Duitschland, betreffende bestuiving van koolzaad door bijen, waardoor we weer meer gegadigde boeren hopen te krijgen en hierdoor zullen we de imkers allicht dichter bij hun huis kunnen houden. We zullen echter dan ook weer meer aanbod van volken moeten hebben, want anders moeten we boeren teleurstellen. Ook dit jaar hebben we velden koolzaad waargenomen waar geen bijen stonden, wat niet alleen nu, maar steeds een treurig verschijnsel geacht moet worden. Hierdoor gaan ettelijke kilo's honing en tienduizenden jonge bijen verloren, plus een mindere zaad- (olie) opbrengst.

Dit jaar gingen de meeste volken klein of zeer klein naar de kool, doch alle imkers waren uitermate voldaan over de enorme ontwikkeling der volken en degene die goede bijen had, slingerde nog eenige honing (wat hem thans een zoet winstje bezorgde).

Als men zoo koolzaadvelden zonder bijen ziet en weet dat elders met suiker bijen in het leven gehouden moeten worden of een beetje op paardebloem winnen, waardoor de ontwikkeling voor de zomerdracht zeer matig is, moet toch geconstateerd worden dat er verandering moet komen in het algemeen belang, zoowel als dat van imker en boer.
We hebben dit jaar ijverige, onversaagde imkers leeren kennen, die met paard en wagen 55 à 60 km, reisden, andere met bakfiets van 17-40 km., en ook trage imkers welke maar liever thuis bleven onder het voorwendsel, dat ze moeilijk er heen konden "te werken iedere keer".
Dit laatste is "gezocht", want als men de bijen met voldoende voer op het koolzaad brengt (veel voer hoeft niet, want ze winnen er vrijwel altijd) en men neemt direct de honingkamers mee, dan kan men 10 dagen na brengen meestal de honingkamer opzetten en desgewenscht er niet eerder weer naar toe dan nadat de boer bericht, dat de kool is uitgebloeid. Dit is als regel voor of tegelijk met het zwermrijp worden der volken. Gedurende den bloei laat men de volken maar rustig staan, wat hun zooals bijna altijd, ten goede komt.
Als regel komt in de provincie's waar koolzaad verbouwd wordt, als 2e groote drachtplant de witte klaver voor. Hetzij in de vorm van weideklaver of zaadklaver (voor zaadwinning) en het nuttig effect van de ontwikkeling der volken op het koolzaad ondervindt men dubbel en dwars bij de klaverhoning-oogst.

Over de zwermmethoden enz., welke voor deze oogst het meest geschikt zijn, is weer een afzonderlijk artikel te schrijven. We hebben hier hoofdzakelijk willen wijzen op het feit, dat alles vrijwillig heel goed zou kunnen zijn, maar de practijk leert, dat er helaas bindende voorschriften zullen moeten komen en alweer niet om de goeden, maar om de kwaden in het juiste spoor te brengen. Dit alles houdt in: absoluut éénheid van organisatie met provinciale indeeling, zooals deze b.v. tot 1923 in Friesland bestond.
Tj. Stienstra