DE BIJENHOUDER EN DE FISCUS.


De inwerkingtreding van het Besluit op de Omzetbelasting 1940 met ingang van 1 Januari 1941 ligt nog versch in ons geheugen. Een
beschouwing over de uitgevaardigde voorschriften, die zoo in menig opzicht afweken van de ook reeds eenige malen gewijzigde Omzetbelastingwet 1933, heeft de lezer kunnen vinden in zijn Maandschrift van Februari 1941.
Practisch heeft de imker, voor zoover hij niet beneden een belastbaren omzet van f 600.- per jaar bleef of een voorloopigen aanslag op grond van de kleine Ondernemers-regeling ontving, reeds tweemaal een aangifte-biljet ontvangen om zijn aangifte-plicht over het 1e en 2e kwartaal 1941 te vervullen.
Met gemengde gevoelens zal de ondernemer in den zin van het Besluit op de Omzetbelasting 1940 kennis genomen hebben van de nieuwe wijzigingen ingaande 1 Juli 1941.

Weliswaar geraken wij gewend aan allerlei veranderingen, die een tijd als de tegenwoordige nu éénmaal met zich brengt, doch wij zien in den regel op tegen plotselinge wijzigingen en op 't gebied van belastingzaken meenen wij maar al te dikwijls, dat het ons meer zal gaan kosten. Toch geloof ik, dat de thans aangebrachte wijzigingen de ondernemers en dus ook de imkers wel zal voldoen, althans in menig opzicht.

Allereerst valt ons natuurlijk de tariefswijziging op. De imker betaalt voor leveringen van zijn producten als honing, was, bijen nà 1 Juli 1941: a 3% van den verkoopprijs bij verkoop aan particulieren; b 1% van den verkoopprijs bij verkoop aan ondernemers ten behoeve van hun onderneming. Dit lage percentage 1 is dus niet alléén verschuldigd bij levering aan andere imkers en handelaren in die artikelen, maar ook bij levering van honing aan hotels en andere inrichtingen, waar aan derden spijzen en dranken worden geleverd.
De algemeene percentages van heffing ad 5 en 2½, geldend tot en met 30 Juni 1941, zijn gewijzigd in 4 en 2 ingaande 1 Juli 1941, doch tevens werd bepaald, dat ten aanzien van de leveringen door landbouwers, tuinbouwers, boschbouwers, veehouders en visschers van hun producten het percentage van 2 tot één en het percentage van 4 tot 3 wordt verminderd.
Tot de opgesomde categorieën van ondernemers kunnen naast kweekers van bloemen en zaden en boomkweekers mede worden gerekend exploitanten van hoenderparken, eendenfokkerijen e. d. Ook bijenhouders en exploitanten van zilvervos-kweekerijen e.d. vallen er onder.
Vandaar, dat hiervoor ten aanzien van den imker onder a en b het lage tarief van 3 en 1% werd geïllustreerd.
Het tarief van 2½%, dat een kleinhandelaar over het algemeen verschuldigd is, alsmede de ondernemer, die diensten verricht, is verlaagd tot 2%. Een imker, die bijenvolken verhuurt, moet dus 2% O.B. over de ontvangen vergoeding afdragen. Kleinhandelaar is een ondernemer, die aan anderen dan ondernemers levert.
Het tarief van ½%, dat een groothandelaar verschuldigd is, is ongewijzigd gebleven.

Wel werd het begrip "groothandelaar" uitgebreid. Groothandelaar is een ondernemer, die goederen van anderen betrekt, en deze goederen, zonder ze verder te bewerken of te verwerken, doorlevert aan ondernemers, die de goederen ten behoeve van hun onderneming betrekken. Thans zijn dus ook de leveringen aan ondernemers van bedrijfsmiddelen als machines, vervoermiddelen enz., van hulpstoffen als steenkolen, electrische energie, olie enz., van verpakkingsmiddelen, van reclame-middelen, van kantoorbehoeften als groothandelsleveringen aan te merken, zoodat voor den imker den inkoopsprijs van deze artikelen 1½% lager kan zijn dan voorheen. De imker moet dan echter een bestelbrief afgeven, waaruit blijkt, dat het te bestellen artikel ten behoeve van zijn onderneming aangeschaft wordt.

Zoo behoort ook de bijenhouder een bestelbrief van zijn klant te ontvangen, om voor het tarief van 1% als hiervoor bedoeld in aanmerking te kunnen komen. Deze bestelbrieven mogen telkens aan het begin van een kalenderjaar voor met name te noemen goederensoorten zonder vermelding van hoeveelheden met een geldigheidsduur van een jaar worden afgegeven.

Voorts is het door landbouwers, tuinbouwers, boschbouwers, veehouders en visschers en dus ook door imkers beschikbaar voor eigen gebruik voor zich en hun gezinnen over producten van hun landbouw-, tuinbouw-, boschbouw-, veeteeltof visscherij- en dus ook imkersbedrijf, vrijgesteld van Omzetbelasting krachtens artikel 11, onder 3 van het Besluit.

Vrije inslag van grondstoffen is thans vervallen, zoodat de Vereeniging, die voorheen de voor imkers benoodigde suiker met vrijstelling van omzetbelasting kon inslaan, vanaf 1 Juli 1941 deze suiker inclusief omzetbelasting moet betrekken. De inkoopprijs van suiker zal derhalve 2% hooger liggen dan voorheen, mits aan den leverancier een bestelbrief wordt overgelegd, zooals hiervoor reeds eerder vermeld is.

De tabel voor vrije goederen, waarop o.a. veevoeder voorkwam is geheel vervallen. Wel zijn er eenige nieuwe tabellen voor in de plaats gekomen, b.v.:
Tabel A, houdende eenige namen van goederen, waarvan de levering door groothandelaren als zoodanig vrijgesteld is van omzetbelasting, Hierop komt o.a. voor: Aardappelen, brandstoffen, granen, meel, bloem en zemelen van granen, melk en meststoffen.
Tabel B, houdende eenige namen van goederen, waarvan de levering door een groothandelaar is vrijgesteld, voor zoover de levering, onmiddellijk volgende op den invoer van die goederen wordt verricht in een zeehavenplaats of de eerste levering hier te lande buiten een zeehaven-plaats uitmaakt. Hierop komen o.a. voor: Veevoeder, Bijen- en andere insectenwas.

Belangrijke wijzigingen zijn ook, dat aflevering van honing en was aan fabrieken en zeeme-rijen niet meer op bestelorder kan geschieden; immers zijn deze artikelen voor de koopers grondstoffen en reeds is hiervoor melding gemaakt van den vervallen vrijen inslag van grondstoffen. De imker moet dus voortaan ook over de ontvangsten van deze leveringen 1% O.B. betalen, mits een bestelbrief werd overgelegd, anders is 3% O.B. verschuldigd.
Sedert 1 Mei 1941 is de uitvoer van goederen naar het Duitsche douanegebied niet meer vrijgesteld van omzetbelasting, omdat bij invoer uit dat gebied heffing van invoerbelasting geheel achterwege blijft.

De aandacht wordt er nog op gevestigd, dat in het 3e kwartaal 1941 en zoonoodig later de ontvangsten ook betrekking kunnen hebben op leveringen van het 2e kwartaal 1941 of eerder. Waar vóór en nà 1 Juli 1941 verschillende tarieven gelden is goedgekeurd, dat op het
aangiftebiljet over het 3e kwartaal '41 en later alles naar de nieuwe tarieven van 1 en 3% voor imkers wordt aangegeven. Oude leveringen op bestelorders mogen buiten aanmerking blijven. U ziet, dat steeds de voor den ondernemer voordeeligste wijze van aangeven gevolgd mag worden.

De Kleine Ondernemers-regeling is als volgt,
gewijzigd:



Waar deze omzetten gebaseerd zijn op een tarief van van 2%, worden ten aanzien van imkers bij de berekening van vorenbedoelden omzet de bedragen, welke betrekking hebben op leveringen van hun producten aan ondernemers voor de helft in aanmerking genomen (tarief 1%).
Ten aanzien van leveringen door imkers aan anderen dan ondernemers worden de bedragen anderhalf maal in aanmerking genomen (tarief is immers 3%!).
Voor zoover reeds aanslagen aan kleine ondernemers werden opgelegd, worden deze niet herzien, doch verrekening geschiedt aan het einde des jaars, bij het doen van de aangifte.
Hiermede zijn de voor imkers belangrijke wijzigingen per 1 Juli '41 besproken.

De imkers wordt aangeraden het artikel onder vorenvermeld opschrift, opgenomen in het Maandschrift over Februari 1941, nog eens te herlezen, aangezien dit van kracht blijft, voor zoover hiervoor niet anders bepaald is.
V.