Vragenrubriek


Alle vragen worden zooveel mogelijk in een volgend nummer beantwoord. Zij moeten daartoe tijdig bij dhr. G. J. Lankkamp te Bathmen zijn binnengekomen. De vragenredacteur bepaalt of het antwoord direct zal volgen of tot een volgend nummer kan blijven wachten.
In bizondere gevallen (n.l. indien een antwoord spoed vereischt en niet tot het e. v. nummer kan wachten), kan een vraag rechtstreeks en schriftelijk worden beantwoord, mits postzegel is bijgesloten.


Vraag 60. Gaarne vernam ik of er in de Bibliotheek ook boeken zijn over koninginneteelt van dhr. Frankenhuis of anderen (ik kan Duitsch lezen).
Gaarne een beschrijving van de Buckfastkast en Zanderkast.
Is er een catalogus van de bibliotheek verkrijgbaar? Zoo ja, waar?
W. A. H. te R.- W.
Antwoord: Koninginneteelt van Frankenhuis is in de bibliotheek onzer vereeniging. Zeer aan te bevelen is Heft 3 "Die Zuchtgrundlagen" uit "Der Aufbau der Deutschen Koninginnenzucht". Dit is ook in de bibliotheek.
Aan een beschrijving dezer kasten kan ik U niet helpen. Wie kan vrager van dienst zijn?
Een catalogus kunt U aanvragen bij de Bibliotheek der Bijenvereeniging aan de Landbouwhoogeschool te Wageningen.

Vraag 61. Gaarne zou ik de volgende vragen beantwoord zien:
1e. Een zwerm geschept; onbekende afkomst, moer loopt er over heen. Oude of jonge moer?
2e. Een kast niet gezwermd. Hoe en wanneer indien gewenscht er een jonge moer in te brengen?
3e. Een oude moerzwerm in een lege kast gedaan, waarin heele vellen kunstraat en oude raten (Simplex). Werken niet bizonder hard. Nu een raam uit een andere kast er in gehangen met broed en honing; honing open gemaakt. Nu werken ze veel vlugger. Is zulks naar Uw meening goed?
4e. Honingkamer opstaan met voorbouw (oude reepjes 1940). Werken er niet bijster vlug in. Volk is sterk.
5e. Ik woon nabij de Schipbeek (Hooge brug) aan een zijde broeklanden-weide, andere zijde roggevelden alsmede de Markelosche Berg (heide). Is er nu met een Mellonakorf nog wel succes te behalen en ook te overwinteren.
6e. Korf van huis gebracht 31 Mei 1941; gezwermd opgezet. Tot heden nog geen zwerm of fluitende moeren. Hoe zou zulks komen? Ik zou nog gaarne een zwerm hebben.
7e. Zou een 9-raams boogkorf in mijn buurt nog zijn aan te bevelen? Oude of jonge moer in doen?
H. J. B. te M.
Antwoord: 1e. Oude of jonge moer? Dit moet U nu afwachten; hadt U de bijen op een donkere stof uitgestort, dan zou U bijna zeker onder den zwerm eitjes van de koningin gevonden hebben, als dit een bevruchte moer was.
2e. In Uw omgeving, waar bijna zeker goede zomerdracht is, zou ik in
de kast, die niet gezwermd heeft, een jonge moer invoeren direct na de zomerdracht.
3e. Het was goed een raam met open honing in te hangen in voorzwerm, die niet hard wilde werken. Trouwens, U zag het resultaat.
4e. Het volk dat in honingkamer traag werkt, kunt U daar goed bezig krijgen door een raampje met open broed in de honingkamer te hangen.
5e. Met een Mellona-korf (U bedoelt toch die met losse honingkamer boven rooster) kan overal goed gewerkt worden.
6e. Dat een korf alleen een voorzwerm gaf, is een niet zeer vaak voorkomend geval. Er is echter niets aan te doen, tenzij het volk sterk genoeg is om er een zwerm af te jagen bijv.
7e. Een 9-raams boogkorf lijkt mij in Uw omgeving te verwerpen. Een 12-raams is beter om vooral ook van den zomer-oogst te profiteeren. Oude of jonge moer om 't even, mits het volk sterk is.

Vraag 62. Gaarne zou ik Uw antwoord op het volgende eigenaardige geval, dat werkelijk gebeurd is en mijns inziens zeer interessant: Het was half April van dit jaar, dat ik de koningin (geknipt van vorig jaar) dood onder de korf vond. Ze bezat gelijk de anderen volop broed en 1 week later, de 23ste April is deze korf meegegaan naar Houten, naar de bloeiende boomgaarden in die tijd. Toen wij 14 dagen later een bezoek gingen brengen trok mijn bizondere belangstelling deze korf. Wat stond ik (en mijn collega's) verbaasd, toen ook deze korf goed in broed zat en volop bijen had.
Mijn vraag is, wat is hier gebeurd? En waar zijn hier de darren ter bevruchting vandaan gekomen?
B. S. te K. (E.)
Antwoord: U heeft hier een zgn. stille moers-verwisseling beleefd. Een zaak, die veel meer voorkomt, dan men wel meent. Ik zelf had begin Juli een zelfde geval. Het valt in deze gevallen meer op, dat een jonge moer vroeger aan den leg is, dan bij een nazwerm. Een dar ter bevruchting is bijna altijd wel aanwezig! Er overwinteren zelfs wel darren!

Vraag 63. 1. Hoe kan ik mijn honing oogsten zonder honingslinger, daar een honingslinger mij te duur komt om hem te koopen.
2. Maar de raampjes wil ik ook graag uitgebouwd houden. Kunt U mij nu ook zeggen wat ik doen moet?
3. Heb mijn honingkamer 14 dagen al op de broedkamer staan en de bijen hebben de kunstraat nog nergens wat uitgewerkt. Ik heb er een koninginnerooster tusschen liggen, of is het soms nog te vroeg? Eerst wou ik hem onder de broedkamer zetten, maar met een rooster kan dat niet dacht ik.
4. Hoeveel kasten moet men hebben om er per week zoowat een 12 gulden mee te verdienen? En in welk land heeft men wel beroeps-imkers?
B. P. B. te W.
Antwoord: 1 en 2. U kunt alleen met een slinger Uw honing oogsten als U de uitgebouwde raten wilt behouden, anders is persen de oplossing voor U, tenzij U een slinger kunt leenen.
3. U hadt geen rooster moeten gebruiken voór de bijen in de honingkamer aan 't werk waren. Met een lok-raampje (wat open broed), dat in de honingkamer gehangen wordt, hadt U de bijen wel boven aan 't werk gekregen als het volk voldoende sterk is. Meestal werken de bijen in de honingkamer dan, zelfs wel door, indien direct een rooster wordt gebruikt. Een honingkamer onder de broedkamer zetten is de omgekeerde wereld, hoewel het niet ter zake zou doen of U in zoo'n combinatie een rooster gebruikte. Het zou zelfs een middel zijn, Uw moer buiten de beneden staande honingkamer te houden.
Dat er bij zulke "gevalletjes-op-den-kop" bij goede dracht toch wel eens vreemde oogst-verrassingen komen, bleek mij uit een brief van een imker, die korven omkeerde en er dan een honingkamer bovenop zette en succes had.
4. Hier is geen maatstaf voor, daar de honing-opbrengst bij goede volken geheel afhankelijk is van vliegweer en van de nectar-bronnen. Bijna overal, waar bijenteelt is, zijn ook wel beroeps-imkers, al hebben ze dan vaak ook, zooals hier te lande, een neven-beroep.

Vraag 64. Ik heb bijenkasten gemaakt en ook hiervoor koninginnevangers zooals door de heer Chr. H J. Raad aangegeven. Nu zet ik ze er 's-morgens voor tot ongeveer 3 uur 's-middags. 's-Avonds zitten er bovenin verscheidene darren, die er niet door kunnen. Nu is mijn vraag is er geen gevaar dat ik teveel darren kwijt raak, of op de duur allemaal? Moet ik elken avond controleeren of de koningin er ook bovenin zit en deze dan weer in de korf laten? Is het noodig dat de koningin zich ook eens buiten de kast begeeft voor bevruchting? Mijn tuin en bijenstand is nog al een stuk van huis en raakte ik elk voorjaar mijn eerste zwermen kwijt. Ik hoop het zoo te voorkomen.
H. V. Jr. te C.
Antwoord: Het is zeker lastig, dat U de bijen nogal wat ver van Uw huis af heeft, maar als U niet zeker weet, dat er geen zwermplannen zijn, zou ik toch elke dag controleeren of U de moer ook in de val heeft. U kunt echter ook zóó doen: U bezoekt de bijen b.v. 1 maal per week en verwijdert dan uit de kasten alle moercellen. Komt U dan eens een keer bijv. niet over een week, doch over 10 dagen terug, dan is de moer hoogstens 1 dag gevangen geweest.
Dezen weg kunt U echter slechts bewandelen, als geen overdaad van darren de val totaal verstopt kan doen raken. Dit moet U dus zelf beoordeelen. Voor bevruchting hoeft de moer niet uit te vliegen, daar dit maar eens in haar leven plaats vindt. De darren kunt U zonder bezwaar alle vangen en afmaken.

Vraag 65. Naar aanleiding van Uw antwoord op vraag 10, pag. 53: Hoe komt het, dat de moer, zelfs bij te lang salpeteren, minder dan de bijen last ondervindt?
J. H. E. v. B. te S.
Antwoord: Reden hiervan is niet bekend, doch naar alle waarschijnlijkheid geven de bijen aan de moer gelegenheid, de onprettige geur zooveel mogelijk te ontwijken. Deze conclusie ligt zeer voor de hand; want wie veel bijen salpeterde doet als regel de ervaring op, dat de moer boven op de bedwelmde bijen ligt.

Vraag 66. Ik bevestigde aan het bovenlatje van een broedk. raam een reep broed met eitjes en larfjes. Het volk had voordien wel speeldopjes, geen moercellen, dus niet zwermrijp direct, nochthans sterk.
Vraag 1. Zijn de hieruit komende koninginnen geheel volwaardig? Ik ben nu van plan een zevental van deze moercellen, wanneer deze op uitloopen staan, in arrestkastjes (7 in één raam) te plaatsen.
Vraag 2. Waar breng ik dan dit raam het beste onder: a. in een kast waarin ze ook werden aangezet; b. in ander, reeds gezwermd hebbende, volk, c. of kan het ook in een Mellona-bevruchtingskastje ?
Vraag 3. Wat doet de vrij in dat volk rondloopende moer ? M.i. steeds uitzwermen wanneer er weer een jonge moer uitloopt. Ik vang echter deze oude moer steeds weer met een Alley-trap op, net zoolang tot mijn 7 jonge moeren zijn uitgeloopen. Het spreekt vanzelf dat ik alle moerdoppen elders vrij in het volk, steeds verwijder.
Vraag 4. Kan ik de aldus verkregen jonge moeren eenigen tijd in dat volk laten hangen, zonder de vrije moer in het leggen te hinderen ?
Vraag 5. Kan ik deze jonge moeren één voor één (maar binnen 14 dagen) in een bevruchtingskastje doen om ze, na daar bevrucht te zijn, weer in het arrestkastje te doen? Kan ik zoodoende 7 bevruchte koninginnen "in voorraad" verkrijgen, weer dus in het oorspronkelijke arrestraampje?
Blijft het kweekvolk, waarin dit raampje hangt, deze moeren steeds doorvoeren? Worden zij gevoerd, dan zullen zij wel "rijk" gevoerd worden en waar blijven ze dan met de eitjes?
Ik besef natuurlijk wel dat het beroep wat ik op U doe, mijn vragen te beantwoorden, practisch niet is uit te voeren. Wanneer U mij een boekwerkje hierover stuurt ben ik U zeer verplicht reeds. Ik ben met de teelt zoover, dat de moerdoppen worden opgetrokken, zoodat ik weinig tijd meer heb waarschijnlijk, een door U mij opgegeven boekwerkje, te bestellen. De plaatselijke imkers kunnen mij niet voldoende helpen. Een volledige behandeling in "ons Groentje" heb ik hierover nog niet aangetroffen. Is dit voor andere imkers, met veel interesse en weinig kennis, niet óók van belang?
J. M. W. C. I. Jr. te D.
Antwoord: De vroeger gegeven antwoorden op vraag 25 en 41 geven U volledig antwoord betreffende de te volgen werkwijze. Naar Uw vraag schijnt het mij, dat U een anderen weg zoudt willen volgen; maar ik zou dit werkelijk niet durven aanbevelen. Zoo maakt U de zaak ingewikkelder en de kans op goed resultaat veel kleiner, terwijl mislukking bovendien voor de hand ligt.
Uit den aanhef van Uw brief blijkt niet, dat U na het inbrengen van broed en eitjes aan Uw raam, het volk de moer heeft ontnomen. Dit is absoluut noodzakelijk, om zeker te zijn, dat U aan dit raampje een rij redcellen krijgt.
Het is geheel overbodig, dat U over deze kwestie nog een boek raadpleegt in-den-haast, want de boven aangehaalde antwoorden geven U in weinig woorden de geheele werkwijze, waarbij kans op mislukking bijna nihil is.

Vraag 67. Naar aanleiding van Uw antwoord op vraag 11:
1. Een koningin kan een gebrek hebben, waardoor zij alleen darren-eieren kan leggen. Welk is dat gebrek, event. welke zijn die gebreken?
2. Wat kan, om 't zoo uit te drukken, de koningin bewogen hebben, dat zij door de herfstvoedering, gepaard vooral met stuifmeeldracht, nog zoo laat in het jaar darreneieren legt?
J. H. E. v. B. te S.
Antwoord: 1. Van een moer, die een paar jaar oud is kan bijv. het sperma-zakje leeg raken; ook beschadiging van de moer, bijv. kwetsing van het achterlijf, kan oorzaak zijn.
2. Elke dracht doet in meerdere of mindere mate invloed gelden op de gedragingen van het bijenvolk. Wanneer late dracht met zacht weer aanwezig is, kunnen deze het volk en dus ook de moer in Lente-stemming brengen. Zooals uit het antwoord op vraag 11 blijkt, komt dit geval echter niet zeer vaak voor.

Vraag 68. Gaarne zag ik door U in het "Groentje" van Augustus 1941 de onderstaande vraag beantwoord, die mij voor de imkers van algemeen belang lijkt, nu zij eenerzijds door de afwezigheid van buitenlandsche concurrentie in staat zijn een loonende prijs voor hun product te maken, waarbij zij echter tevens rekening moeten houden met hoogere onkosten (kasten, kunstraat enz.), anderzijds een deel van het publiek geneigd is in prijsverhooging een prijsopdrijving te zien. Een uitspraak in het maandschrift zou hier een grens kunnen trekken.
Wat acht U in de tegenwoordige omstandigheden, in aanmerking genomen de noodzakelijkheid van rentabiliteit in de bijenteelt, een redelijke kleinhandelsprijs voor:
1. Slingerhoning, koolzaad, klaver, linde enz.
2. Eerste kwaliteit raathoning, koolzaad, klaver, linde enz.
3. Heideslingerhoning.
4. Eerste kwaliteit heidehoning in de raat.
A. C. J . v. H. te A.
Antwoord: Naar mijn stellige overtuiging is nimmer een algemeengeldende prijs "loonend". Wat toch is het geval?? Een imker zou slechts aanspraak op een loonende prijs kunnen maken als hij zijn zaken goed in orde heeft en dus voor zijn "loon" gewerkt heeft. Aangenomen, dat hij hiervoor zijn best heeft gedaan, dan hangt zijn belooning tenslotte toch nog van nectarbronnen en het weer af. Wie bij deze "loterij" gelukkig is, maakt wellicht al een loonender prijs, dan een buurman, die 3 km. verder woont aan dien prijs lang niet voldoende zou hebben, als het weer en de drachtplanten hem in de steek lieten Zou men voor het geheele land een prijs willen vaststellen, dan zou deze voor verschillende imkers slecht, goed en zeer goed kunnen zijn, indien men gezocht had naar een in doorsnee gewenschte prijs.

Vraag 69. Naar aanleiding van vraag 12.
1. De kristallisatie kan te ver gevorderd zijn, indien heidehoning vermengd is met honing, afkomstig van andere drachtplanten. Dit hangt zeer veel af van de temperatuur op de bewaarplaats. Bij hoedanige temperatuur?
2. De raampjes 'n paar dagen in een vertrek met hooge temperatuur brengen. Hoe hoog?
3. In een zeer verwarmd vertrek slingeren. Bij wat voor temperatuur?
4. De raampjes na de zomerdracht boven de honingkamer van een zeer krachtig volk hangen.
Is het dan de bedoeling, dat er 3 bakken boven elkaar staan: broedkamer, honingkamer en dan nog een honing- of broedkamer met de ramen heidehoning? Ik meen, dat direct na de zomerdracht geen honingkamer meer geplaatst wordt.
J. H. E. v. B. te S.
Antwoord: Honing krijgt bij een temperatuur van 5 à 7 graden C. het snelst kristallisatie-kernen, terwijl daarna de kristallisatie-snelheid het grootst is bij 15 gr. C.
2 en 3. Zoo hoog als U het vertrek met de kachel slechts kunt verwarmen. Wij moeten zelf, als 't kan, van de warmte "achterover vallen".
4. Ja. Drie bakken boven elkaar. In dit geval is de bovenkast dan de groote voerbak, waaruit de bijen den voorraad verplaatsen naar de honingkamer. Deze moet er dus juist voor ons doel nu wel tusschen staan.

Vraag 70. Met belangstelling volg ik steeds Uw vraag en antwoord-rubriek, maar heb tot nu toe een recept om honingmede te maken gemist; ook in het Bijenboek van Joustra zoekt men er tevergeefs naar. Men kan het natuurlijk te weten komen bij de oudere imkers, maar die maken het steeds van honingafval of overblijfselen van het persen.
Ik zou graag willen weten of het ook van slingerhoning gemaakt kan worden en hoeveel bijv. benoodigd is voor 1 Liter mede.
J. A. D. te V.
Antwoord: Zeer stellig zou mede (beter nog) te mazen zijn van goede slingerhoning, dan van afval-resten.
Dat U in boeken de laatste jaren niets vermeld vindt over het maken van mede, o.a. niet in het door U genoemde boek van Joustra, zal hierdoor komen, dat het wettelijk niet meer geoorloofd is, dranken tot gisting te brengen, zonder dat men hiertoe vergunning heeft. Vroeger deden de imkers dit vrij algemeen.
Wilt U iets weten over het betreffende onderwerp, vraag dan uit de bibliotheek van onze Vereeniging te Wageningen het boek van T. C. Hootsen: De bijenteelt, handboek voor bijenhouders. Dit boek kunt U gratis leenen; en 't geeft U alle inlichtingen.

Vraag 71. Naar aanleiding van antwoord op vraag 13: 1. Een methode, die steeds succes heeft, als er geen al te lange periode van weinig dracht volgt. Waarom heeft men geen succes indien er maar weinig dracht volgt?? U zult misschien zeggen: Het volk kan zich dan niet flink ontwikkelen. Maar kon men dan zoo'n volk niet voeren; vooral in korf met spongat?
2. Begin in 't voorjaar brengt men een korfvolk in kast over. Wat verstaat U onder: begin in 't voorjaar; welke maand?
J. H. E. v. B. te S.
Antwoord: Juist; het volk kan zich dan niet flink ontwikkelen. Voeren bij deze methode zou alleen mogen met honing, omdat we anders allicht een groote portie honing in den korf zouden krijgen met een te hoog suikergehalte.
2. De tijd komt er niet zoo precies op aan, mits het volk maar aan de gewijzigde vliegopening is gewend tegen den tijd, waarop de broedkamer wordt geplaatst.

Vraag 72. Er wordt in mijn omgeving nog al vlas verbouwd. Welke waarde heeft vlas voor de bijenteelt?
2. Welke waarde heeft de boterbloem voor onze bijen? (Volgens mededeelingen van werklieden van een fruitkweekerij worden ze veel door de bijen bevlogen. Eenmaal heb ik een bij bezig gezien met verzamelen vaar stuifmeel op boterbloemen, doch kon niet waarnemen of ook honing verzameld werd, daar hij juist in de richting van mijn stand verdween. Iin Joustra's Bijenboek worden beide planten niet genoemd in de bloeikalender.
In Joustra's Bijenboek worden boonen genoemd als drachtplanten. Tuin- en paardeboonen heb ik als goede drachtplanten leeren kennen. Welke waarde hebben pronkboonen, stamboonen, snijboonen, princesseboonen en bruine boonen voor mijn bijen?
4. Ongeveer op 4 tot 6 km. hemelsbreed afstand worden veel augurken
en boonen verbouwd, terwijl er ook veel lindeboomen voorkomen. Is deze afstand niet te groot voor mijn bijen?? Volgens sommigen vliegen de bijen nog veel verder. In de bloeitijd vliegen mijn bijen hoofdzakelijk die richting uit.
5. In ons Groentje werd gesproken van de hoop op loonende prijs voor onze producten honing en was, doen weet van de prijs heelemaal niets. Zoudt U mij kunnen inlichten wat de honingprijs nu is?
6. Hebben veld-erwten waarde voor de bijen? Joustra noemt ze ook niet.
P. B. te R.
Antwoord: 1. Vlas is voor den bijenhouder een drachtplant van matige beteekenis.
2. Boterbloemen zijn van geringe beteekenis voor den imker, zoowel voor honing als voor stuifmeel.
3. Tuinboonen en paardeboonen zijn vrij goede drachtplanten, alle overige boonen: matig.
4. Vier à zes km. is een te groote afstand. Meestal vliegen bijen hoogstens 2 tot 3 km. van huis. Mooi weer en wellicht ook een slechte honingbron in de buurt, brengen het volk wel tot verdere vluchten, die, zooals vanzelf spreekt, dan tot gevolg hebben, dat minder wordt thuisgehaald.
5. Zie over een "loonende honingprijs" een antwoord op een andere vraag in dit blad.
6. Zeer weinig. Voor stuifmeel is de erwt nog wel van eenige beteekenis.

Vraag 73. De heer Schwieters schrijft op pag. 38, tweede kolom: "Verder pakken we ze nu eens lekker warm en droog in". Wat verstaat men onder "droog" inpakken?
J. H. E. v. B. te S.
Antwoord: De heer S. zal wel bedoeld hebben, dat er van buiten geen vocht bij mag komen en dat verdampingsvocht moet kunnen ontwijken.
G.J. Lankkamp