VRAGENRUBRIEK.


Alle vragen worden zooveel mogelijk in een volgend nummer beantwoord. Zij moeten daartoe tijdig bij dhr. G. J. Lankkamp te Bathmen zijn binnengekomen. De vragenredacteur bepaalt of het antwoord direct zal volgen of tot een volgend nummer kan blijven wachten.
In bizondere gevallen (n.l. indien een antwoord spoed vereischt en niet tot het e. v. nummer kan wachten), kan een vraag rechtstreeks en schriftelijk worden beantwoord, mits postzegel is bijgesloten.


Vraag 74. Ik heb een begin gemaakt met Koninginnenteelt; hiervoor heb ik S. Frankenhuis' Koninginnenteelt als handleiding. Nu staat daarin het maken van suikerdeeg gemaakt van 1 deel honing en 4 deelen poedersuiker. Maar poedersuiker is voor mij onbekend. Zou U mij daar eenige inlichtingen over kunnen geven?
J. D. te W.
Antwoord: Poedersuiker, als hier bedoeld, kunt U gemakkelijk zelf maken door bijensuiker onder een flesch, hij stevigen druk, op een harden ondergrond te rollen.

Vraag 75. Hoe constateert men of een moerdop al of niet belegd is?
In een werkbijen- of darrencel levert dit onderzoek geen bezwaren op, maar men ziet toch niets in donkere, afhangende moerdoppen?
H. J. v. D. te A.
Antwoord: De moerdop wordt al van een eitje voorzien als de dop nog een klein napje is. Men kan dan gemakkelijk het eitje ontdekken. Later pas wordt de dop langer gemaakt; en in deze elkaar opvolgende stadia wijst ons het voer in de moederwieg aan, dat er een larve aanwezig is.

Vraag 76. Ik heb onlangs Amerikaansche honing gekregen om aan de bijen te voeren. Ik heb die honing in potten afgesloten in een trommel gezet. Bij nazien enkele weken later was het zaakje aan het gisten gegaan. Kan ik die honing in het najaar aan de bijen geven? Zoo ja, hoe te handelen?
Joh. K. te H.
Antwoord: Gegiste honing alleen gekookt voederen; en juist omdat het buitenlandsche honing is, extragoed doorkoken voor het geval in het zaakje kiemen van besmettelijke bijenziekten mochten voorkomen.
Beter is in 't geheel geen buitenlandsche honing te voederen (Red.).

Vraag 77. 1. Op 15 Juni 1941 verongelukte een koningin. Op 22 Juni 1941 waren een aantal moerdoppen aanwezig, waarvan ik er 2 behield; op 27 Juni verwijderde ik om geen risico van zwermen te hebben nóg 1 dop. Voor zoover ik het volk kon gadeslaan verliep alles normaal en ik kreeg de indruk dat ook werkelijk de dop een nieuwe koningin had geleverd. Op 9 Juli zwermde dit volk en werd geschept. De zwerm op een nieuwe kast geworpen, was na plm. 2 uur weer verdwenen; weer op een andere plaats geschept en nu maar in de kelder gezet. 's-Avonds de zwerm voor de oude kast geworpen en na een paar uur was alles weer binnen. Een ervaren imker, hiernaar gevraagd, was van meening, dat de zwerm te wijten was aan de bruidsvlucht van de koningin, die de kast niet meer terug heeft kunnen vinden. Wat denkt U van dit geval?
2. Op mijn zolder heb ik een korf staan; dezer dagen bleek mij dat de ledige raten vol wasmotten zaten. Hoe kan ik de korf afdoende zuiveren? De raten blijken door de wasmot tot een slappe massa te zijn teruggebracht. Gaat daardoor ook veel was verloren ?
B. T. te V.
Antwoord: 1. Bijna zeker had U hier een bruids- of oriënteeringsvlucht van de koningin, waarbij het volk in zwermstemming kwam. Dit komt nogal eens voor. Meestal komt mama dan echter wel weer thuis, en wat later het geheele volk. Heeft U de zwerm vrijwel dadelijk geschept, zoodat U 't volk zonder moer had?
2. Ik zou de raten maar opofferen. Hierbij is het echter nog nuttig, de korf vooraf goed te zwavelen. Zeker gaat in een geval als dit veel was verloren; de wasmotlarven kunnen was juist zoo bijzonder goed verteeren.

Vraag 78. Ondergeteekende heeft slingerhoning staan in een geglazuurde inmaakpot (voor narijpen). Hij moet daar 14 dagen instaan, zei mij een imker. Kan hij er in bewaard blijven, afgedekt met perkamentpapier? Ik heb geen andere bergruimte.
H. J. H. te L.
Antwoord: U kunt Uw slingerhoning op de aangegeven manier bewaren. Schep zoo spoedig mogelijk der bovenste (schuim-) laag af voor bijenvoer en roer den honing om de week een keer of wat goed dooreen. Dit bevordert het narijpen en een mooie kristallisatie.

Vraag 79.
1. Welke linde-variëteiten is de beste voor honinggewin (op lichten kleigrond)?
2. Kent U nog enkele goed honinggevende laanboomen?
D.J. te 's H.-A.
Antwoord: 1. Alle soorten Lindes zijn onder gunstige weers- en groeiomstandigheden goede nektarbronnen. Naar gemeend wordt draagt een vruchtbare bodem zeer bij tot nektarafscheiding in de kelkblaadjes.
2. Hemelboom, Acacia, Eschdoorn.

Vraag 80. 9 Juli deed een kast een zwermpoging. Daar de moer was geknipt, liep dit op niets uit. Zij is daarna verdwenen. 13 Juli. Alle moercellen, op één na, zijn verwijderd. 23 Juli. De bovenste broedkamer (het volk stond op 2 br.kamers geslingerd. Met het oog op ruimte zijn toen o.a. 4 leege raampjes, met eenige voorbouw, teruggegeven. Op 28 Juli is de geheele kast nagezien. Toen bleek: a. Dat in de bovenkamer in de open raampjes werkbijraat was gemaakt. b. Dat in de 2 ramen links en rechts aan de buitenkant heel wat honing was gebracht. (Rooster was al eerder weggenomen). c. Dat beneden een forsche moer aanwezig was. d. Dat alleen darrencellen belegd waren. e. Dat op deze cellen hier en daar moercellen waren uitgetrokken. In verband hiermede de volgende vragen:
1. Hoe is het te verklaren, dat een volk met blijkbaar een onbevruchte moer, nog zoo ijverig is en nog wel fijn werk maakt?
2. Waardoor vertoont het volk direct zwermneigingen door moercellen uit darrencellen te maken?
3. Heeft het zin de moer te bewaren ?
J. A. de B. te T. en B.
Antwoord: Zooals U reeds per brief is medegedeeld, gaat een jonge moer, die onbevrucht bleef, pas ongeveer 3 weken na de geboorte onbevruchte eieren afzetten. Uw moer zal op 29 Juli hoogstens 10 dagen oud zijn geweest. Toen U op darrencellen moerdoppen zag staan was Uw moer waarschijnlijk bevrucht of anders nog voor paring geschikt. Waarschijnlijk maakte U een abuis in Uw waarneming; zoo zouden b.v. de moerdoppen op darren ontstaan kunnen zijn tijdens den noodtoestand na 13 Juli, toen U moercellen wegnam.
De antwoorden op Uw drie vragen liggen na het vorenstaande nu geheel voor de hand.
1. Geen onbevruchte moer, daarom fijn werk.
2. Geen zwermneigingen, omdat de darren-dop al ouder was.
3. Zeker bewaren; en afwachten, of de zaak normaal als boven omschreven verloopt, dan wel, of hier werkelijk een afwijking van den gewonen gang van zaken in 't spel is.
Het bovenstaande antwoord lag al gereed, toen Uw stukje darrenraat kwam, tegelijk met de mededeeling, dat mijn veronderstelling, dat de moer goed was, is bewaarheid.
Uit Uw stukje raat blijkt thans, dat er inderdaad een leemte in Uw waarneming was (eigenlijk drie) : le was er geen eitje in te vinden; 2e waren de twee moerdoppen zgn. speeldopjes, die eenigszins op moerdoppen gelijken en waarvan de beteekenis nog onbekend is; en 3e bevatte één cel honing. Dit druppeltje in een darrencel is het bijna zekere bewijs, dat het volk niet aan zwermen dacht.

Vraag 81. 1. Onlangs sneed ik wat honing uit een oude korf en toen zat er al veel steenbroed in. Zou U mij ook kunnen zeggen, hoe dat komt en of de bijen er ook nog nut van hebben?
2. In het Julinummer las ik op blz. 110: Op den bijenstand van J. H. Schwieters dat het omjagen van bijen heel gemakkelijk ging met kort nat gras. Nu heb ik dat verleden week ook toegepast, maar alle bijen waren er stijf van; wat kan daar de oorzaak van zijn? Ze bleven op een klomp in de korf zitten.
A. J. B. te K. (Z.H. )
Antwoord: 1. Steenbroed of kalkbroed is een bijenziekte, veroorzaakt door een schimmelsoort. Nut hebben de bijen er dus nooit van. In hoofdzaak worden de darrencellen aangetast. Men vindt dan het broed als een krijtachtige massa, gewoonlijk los in de cellen liggen.
2. De oorzaak is slechts te gissen: Volgens het poststempel van Uw brief, 6 Augustus, joeg U om bij het koude regenweer van eind Juli en begin Augustus. Kunt U misschien toen met het vochtige gras de bijen meteen verkleumd hebben?

Vraag 82. Wat is voor den imker het verschil tusschen noodtoestand en zwermtoestand?
2. Men zegt: een zwerm met oude moer haalt bijzonder ijverig; gaat dit ook op voor een kunstzwerm?
3. Wordt de verzameldrift ongunstig beïnvloed, indien om een bepaalde dracht uit te buiten de moer een verkleind broednest ter beschikking gegeven wordt (afsperren)?
Zoo ja, dan zou wat met 't een gewonnen wordt, door 't ander te niet gedaan worden!
C. H. te V.
Antwoord: 1. Bij den zwermtoestand zet het volk door normalen groei moercellen aan; bij den noodtoestand moet het volk dit gedwongen doen; in noodtoestand wordt de verzamelijver korten tijd nadeelig beïnvloed.
2. Ja; alleen een kunstzwerm waarbij geen of onvoldoende vliegbijen (o.a. een veger uit een kast) maakt hierop, zooals vanzelf spreekt, een uitzondering.
3. Afsperren acht ik steeds een verkeerde methode, wanneer op een huidige dracht een volgende kan naderen. Alleen laat in het jaar, bij de heidedracht, heeft het afsperren een voordeel, waar geen nadeel tegenover staat.

Vraag 83. 1. Gaarne vernam ik van U wanneer en hoeveel suiker wij krijgen?
2. Waar moeten de volken hun wintervoorraad opbergen; kan het in 10 broedramen of moet de honingkamer er bij op?
3. Hoeveel moet ik een flink volk voeren; ik ben beginner?
4. Waar kan ik complete werkteekeningen koopen van H.R.V.-kast, V.S.-kast, origineele Simplexkast en W.B.C.-kast, Meijerkast, Zander- en Cancrinuskasten. Waarbij ook de juiste raammaten en onderdeelen?
5. Wat is het verschil tusschen een W.B.C. en Simplexkast?
A. H. te R. (W.)
Antwoord: 1. Bij het beantwoorden dezer vraag (6 Aug.) nog niet bekend.
2. In de broedkamer.
3. Minstens 71/2 kg. Beter nog iets meer; dit voorkomt noodvoedering in het voorjaar.
4. Naar ik meen zijn werkteekeningen alleen te koop van de H.C.V.kast (verkrijgbaar bij alg. secr. na storting van 25 ct. op postrekening 27772). De raammaten van Simplexen W.B.C.-kast kunt U vinden in „Bijenteelt" van Dr. Minderhoud.
5. De W.B.C.-kast is, laten we
zeggen het tuinmodel en de Sim- plexkast het reismodel van de kast. Beiden hebben dezelfde maten der raampjes in broed- en honingkamer.

Vraag 84. In een kast heb ik in het voorjaar de moer geknipt. Na verloop van tijd heeft het volk gezwermd en weer vanzelf teruggetrokken. Eenige dagen daarna heb ik alle moerdoppen afgenomen op 1 na; en bij later controleeren was deze ook goed uitgeloopen, doch nu ik er bij kom, zit bijna de halve kast vol darrenbroed en enkele moerdoppen; hier heb ik er 1 van laten zitten. In de andere cellen allemaal eieren, doch niet één ei in iedere cel, maar wel 3-4 tegelijk. Nu heb ik er een raampje uitgehaald en een ander uit een andere kast voor in de plaats gehangen, daar ik dacht dat het moerloos was.
Hoe moet ik er nu verder mee handelen? Kunnen die eieren in de gewone raten nog bijen brengen of worden dat ook darren? Kan die moerdop ook een goede moer brengen
H. K. te D. (Dr.)
Antwoord: U vergat mede te deelen, dat U na het wegnemen der moerdoppen op één na, ook de oude moer al of niet hebt verwijderd. Bovendien mist in Uw toelichting, hoeveel dagen er tusschen de verschillende gebeurtenissen verliepen. Nu deze gegevens ontbreken zijn er allerhande mogelijkheden: 1e kunt U eierleggende werkbijen hebben, doordat er geen moer in is. 2e kunt U een jonge bevruchte moer hebben, die pas begint te leggen en dan wel eens meer dan een ei in een cel deponeert; en 3e kan Uw oude moer (als die niet is verwijderd) darrenbroedig zijn geworden. Uit Uw omschrijving lijkt mij, dat U met de eerste mogelijkheid te doen heeft; en dan moet U den gewonen weg bij eierleggende werkbijen volgen. Een moerdop op een darrencel brengt nooit een koningin voort.

Vraag 85. 1. Mij werd aangeboden een wassmelter en een kunstraatpers waar 2 bladen tegelijk in kunnen geperst worden. Eigenaresse beweert, dat haar man vroeger hiermede al zijn kunstraat zelf vervaardigde, doch kon niet verklaren, hoe dit bewerkstelligd werd. Is de prijs te hoog en kan deze, plus de drukte, opwegen tegen het te laten verwerken?
Moet het was, zooals het uit de smelter komt, direct op de vorm gegoten en moet deze dan onmiddellijk worden aangedrukt en hoe lang enz.
2. Voldoen enkelwandige Simplexkasten in de praktijk en zijn ze bestand tegen de strenge winters en koude voorjaren, die we de laatste jaren, vooral hier in het Noorden, kennen. Of geeft U de voorkeur, ondanks de hoogere kosten, aan dubbelwandige?
3. Hoe maak ik van zgn. kale volken sterke voorjaarsvolken?
4. Eenige jaren geleden, ik meen in '35, heeft er in het groentje een artikel gestaan over het electrisch inzetten van kunstraat; maar heb wel eens gelezen dat dit niet ongevaarlijk is. Wat is Uw meening hierover?
5. Zijn ronde korven ook van tarwestroo te maken? Welke materialen zijn er voor noodig en bestaat er ook een handleiding hierover? Is het moeilijk te leeren?
J. S. te O. (W.)
Antwoord: Wanneer het U aangebodene in goeden staat is, is het niet duur. Beide toestellen moet men door ervaring leeren goed te gebruiken. Op de kunstraatpers moet de was warm worden uitgegoten en eenige oogenblikken worden geperst. Als Uw aantal bijenvolken van dien aard is, dat zelf-verwerken van de raat de moeite is, dan betaalt een en ander zich nog gauw. Oefening is bij de ratenpers vrijwel alles. Men leert het alleen goed door ondervinding.
2. Enkelwandige kasten voldoen uitstekend. Ikzelf heb nooit dubbelwandige gebruikt!
3. Eerst eenige dagen met kleine beetjes voeren (voor broed-aanzet); daarna gewoon áfvoeren.
4. Indien U geen electricien bent, durf ik U deze electrische methode niet aanbevelen. Voor den leek op dat gebied is de werkwijze werkelijk niet ongevaarlijk.
5. Ja, maar wat lastiger, doordat het stroo korter is dan dat van rogge. Korfvlechten kunt U leeren uit „Bijenteelt" van T.C. Hootsen. Dit boek is in onze bibliotheek voorhanden.

Vraag 86. Ongeveer een maand geleden heb ik uit een prima, zwermrijp volk, de moer en enkele raampjes met broed en jonge bijen overgezet in een 5-raamskastje. Ze gedijden daar best en omdat ik van die moer meer doppen wilde hebben, plantte ik haar 5 Juli over in een 3-raams kastje, waar ze het ook best doet. In het 5-raamskastje bleef een viertal ramen met veel bijen en broed in alle stadia achter. Direct werden redcellen aangezet en 12 Juli waren er 4 mooie doppen, die ik alle vier een week liet staan. Hedenmiddag (19 Juli), wie schetst mijn verbazing, vond ik alle doppen afgevreten (op zij en van onderen), zoodat, naar mijn meening, het volkje thans moerloos is.
Kunt U mij zeggen, wat hiervan de oorzaak kan zijn?
Ik heb steeds alle raampjes goed nagezien op een verscholen dop, maar die zie ik niet en evenmin een uitgeloopen dop, wat feitelijk ook niet mogelijk is, maar je kunt nooit weten.
Ik kan nu wel een andere dop inhangen of een raampje met ééndaagsche eitjes, maar zal daarmee toch nog een paar dagen wachten.
D. H. te A.
Antwoord: Het is bijna wel zeker, dat op den door U genoemden datum, precies 14 dagen na het verwijderen der oude moer, een jonge koningin was geboren uit een dop, dien U over het hoofd zag. Uit een redcel kan vroeger dan uit een gewone moerdop een koningin geboren worden!
Zoo'n redcel kan heel gemakkelijk over het hoofd gezien zijn, vooral als U de bijen niet van de raampjes heeft afgeschud en de dop weinig in 't oog liep. Indien U de jonge moer niet vinden kunt, is er echter geen gevaar aan verbonden, als U een dop of een raampje met versche eitjes inhangt.

Vraag 87. Is het gewenscht tusschen br. en h.kamer een rooster te leggen, wanneer de bijen naar de heide gaan?
(Ik heb het deze keer eens zonder rooster gedaan).
J. A. de B. te T. en B.
Antwoord: Meestal wordt op de heide bij het eerste bezoek het rooster weggenomen; en dit heeft bijna nooit tengevolge, dat de moer boven gaat leggen.

Vraag 88. Gaarne vernam ik van U of er ook teekeningen zijn van de Simplexkast en waar die te bekomen zijn en ook teekeningen van andere kasten? Voldoen die goed?
C. J. J. M. te R.
Antwoord: In ditzelfde nummer vindt 13 een antwoord, dat tegelijk voor Uw vraag kan dienen.

Vraag 89. 1. Wordt het imkeren volgens de methode „Snelgrove", waarmee het zwermen wordt verhinderd door het tijdig separeeren der winteropzetters en het aftappen van bijen van het bovenvolk naar het ondervolk in de zoo ontstane twee-volkskasten, door middel van het periodiek openen en sluiten van vlak boven elkaar gelegen vlieggaten en waarbij tevens van elke opzetter een jonge koningin wordt gekweekt, in Nederland ook met succes toegepast?
2. Of is het Nederlandsche klimaat niet geschikt voor deze methode?
3. Wordt de methode „Snelgrove" in Nederland veelvuldig toegepast?
A. v.d. B. te M.
Antwoord: Wie onzer lezers heeft ervaring opgedaan niet de methode Snelgrove, die nog maar enkele jaren oud is ? Kan iemand steller dezer vragen een op ondervinding gebaseerd antwoord verstrekken ?

Vraag 90. Ik heb een zwerm bijen opgevangen en gezet op een 10raamskast. Nu is dit volk aangetast door luis. Het lijkt wel of het niet zoo sterk meer is aangetast als 2 weken geleden. Hoe kan ik nu dit volk van de luis verlossen? Het volk bouwt en vliegt goed. Is het ook besmettelijk voor een naast-staand volk? Zou het ook mogelijk zijn dat het volk zichzelf zuivert van de luis? De luizen zijn donkerrood en bevinden zich dicht bij de kop van de bijen; ze zijn bij aanraking zeer vlug. Bestaan er meer soorten luis in bijen?
C. O. te B. ('s H.A.)
Antwoord: De bijenluis kan in een ander volk overgebracht worden, door besmette roofbijen b.v. Dat het volk zichzelf van de luizen verschoont is bijna ondenkbaar. Een paar theelepeltjes paradichloorbenzol op een schoteltje onder in de kast doet de luizen dooden. Bijna zeker zult U echter het wat stinkende goedje bovenvermeld thans niet kunnen koopen; dan kunt U zich behelpen met 'n minder afdoend middel: verpoederde naphtaline-bolletjes, op dezelfde wijze te gebruiken.
Meer soorten luizen dan één zijn er niet.

Vraag 91. Kan een moerloos volk nu nog geholpen worden met eendags eitjes? Kan bevruchting der jonge moer nog plaats hebben. Van het bedoelde volk is vermoedelijk 14 Juli nog een zwerm afgevlogen (en weggevlogen). Toch heeft ze heelemaal geen broed meer.
H. J. H. te L.
Antwoord: Het moerlooze volk kunt U tot half September wel aan een jonge moer helpen op de door U bedoelde wijze.
Zeker kan deze nog bevrucht worden.

Vraag 92. Deze winter is mijn W.B.C.-kast gestorven. Ik had nog een korf die is goed overwinterd, om nu deze bijen weder in de kast te krijgen heb ik het volk afgenomen en in de kast van huis weggebracht. Dit is goed gegaan. Na 15 dagen kreeg ik een jonge koninginnezwerm en het deze boven in de kast geplaatst (gesepareerd). Nu was deze zwerm niet erg groot en daar geen zwerm meer te verwachten is en de korf nog zeer veel bijen heeft en ik liefst zooveel mogelijk bijen op de kast heb als in de korf is mijn vraag of er een manier bestaat om van de korf nog meer bijen in de kast te hevelen?
Moet zoo dit kan direct gebeuren of kan het nog wachten?
A. P. R. te N.
Antwoord: Als Uw kast en korf al weer dicht bij elkaar staan (de kast dus weer bij huis), dan gaat U de korf zgn. „koud-zetten". Dit gegeschiedt bij voorkeur bij goed vliegweer. De korf wordt dan bijv. 20 m. of meer van de oude standplaats weggezet. Alle vliegbijen, dat is zoo ongeveer een-derde gedeelte van het volk, vliegen dan, doordat ze op de oude plaats de korf missen, bij Uw kast op. Dit karweitje kan dadelijk wel geschieden.

Vraag 93. Eenigen tijd geleden maakte ik voor enkele zwakke volken een suikeroplossing gereed. Toen mij de volgende dag bleek dat de oplossing voor dit doel te dik was, goot ik er een hoeveelheid (koud) leidingwaterbij. Een paar dagen later wilde ik het suikerwater gebruiken, doch het was een slijmerige massa geworden, die voor de bijenvoedering niet te gebruiken was; de bijen verdronken er in.
Aangezien ik het zonde vind zoo'n groote hoeveelheid suikerwater weg te gooien, wend ik mij tot U om raad, wat te doen.
M. O. te G.
Antwoord: U heeft waarschijnlijk te maken met "leng", een slijmvormende bacterie, die vroeger veel in bakkerijen voorkwam.
Is het leng, die U deze last veroorzaakte, dan kan ze bestreden worden door de suiker te koken, te zeven; en door alle voorwerpen, voerbakje enz., die met de besmette suiker in aanraking kwamen, met een kokende soda-oplossing uit te borstelen.

Vraag 94.
Elk jaar zat het terras van ons huis vol met 10-tallen bijenwolfnesten, die in de voegen tusschen de steenen hun gangen groeven. Enkele jaren geleden zijn de voegen tusschen de steenen dichtgesmeerd met specie, maar nu zijn de bijenwolven verhuisd naar de paden in de tuin, waar zij dit jaar plm. 80 nesten hebben gemaakt, kenbaar aan de hoopjes wit zand, die zij boven de nestgangen uitwerken.
Kunt U mij een middel aan de hand doen om de bijenwolf te verdelgen, of althans te bestrijden? Door het betrekkelijk kleine aantal bijenwolf-nesten heeft dat hier misschien wel succes.
Kunt U mij ook zeggen in welke mate de bijenwolf aan de bijenstand schade berokkent?
A. v.d. B. te M.
Antwoord: In de 80 nesten hebben de vrouwelijke bijenwolven plm. 400 á 450 vliegbijen gedeponeerd voor haar jongen. De schade, die U veroorzaakt is, moet dus nu nog gering zijn; maar ingrijpen, juist nu er nog met weinig werk wat aan te doen is, is voor volgende jaren van veel belang. Onthouden waar de nesten zijn en dan voor de wintermaanden de paden losgraven tot plm. 85 c.m. diepte; de cocons van de bijenwolf komen dan blootgesteld aan weer en wind te liggen met dit resultaat, dat het leven er uit verdwijnt. U kunt deze ontgraving ook in 't vroege voorjaar, bijv. half April uiterlijk, verrichten, doch dan moet U de cocons opzoeken en zelf vernietigen.

Vraag 95. Wanneer is het de beste tijd om in een oude kast nieuwe kunstraat te maken?
G. J. R. te L. (W.)
Antwoord: Het verdient geen aanbeveling, een volk in één maal nieuwe kunstraat te geven; in den zomer zou dit den broed-aanzet even geheel stopzetten en na de heidedracht zouden de bijen stellig de raten niet alle uitbouwen. Overigens is verversching in den ratenbouw het best te verrichten na de heidedracht, als met de wintervoedering wordt begonnen, omdat dan de bijen geen darrenraat maken. Hierbij de slechtste raten en vooral darrenraat in de 1e plaats te verwijderen. Een flink volk kunt U 4 a 5 nieuwe raten ineens laten opbouwen, doch niet meer.

Vraag 96.
1. Wanneer men hier in 't voorjaar de oude moer afneemt om een jonge te verkrijgen plaatst men haar met bijen in kleine kastjes, die men eenige kilometers van de stal af plaatst. Is dit verplaatsen nu beslist noodzakelijk ?
2. Wat is de beste winterbedekking voor een kast ?
3. Hoeveel suiker dient men een zgn. naakt volk (in kast) te geven om den winter door te komen?
4. Ik bezit één volk en heb op uitbreiding gewerkt van de stal, zoodat een matige honingoogst te verwachten is. Mijn doel is vijf volken voor den winter op te zetten. Kan ik voor deze vijf volken suiker verkrijgen?
J. B. te 13.
Antwoord: 1. Dit verplaatsen is niet noodig als men de kunstzwerm met de oude moer (de veger) niet te klein maakt, omdat hij het niet-wegbrengen alle vliegbijen naar de oude moerloos gemaakte kast terugvliegen. Laat men zoo'n veger met een raat voedsel op den stal staan, dan kan het noodig zijn bij warm weer wat water of verdunde suikeroplossing te geven. De veger wordt gemaakt bij goed vliegweer omdat anders de kast, waarvan de zwerm is afgenomen, te weinig bijen terugbrengt ter verwarming van het broed.
2. Overbodig warm inpakken in den winter is geenszins nuttig; een dekvilt, een stroomat, desnoods een stuk van een oud vloerkleed of wollen deken is voldoende.
3. Minstens 71/2 kg. Liever nog 10 kg.
4. Hiervan is thans (15 Aug.) nog niets bekend. Lees eens op blz. 127 van het Aug.no. op de 11e regel van boven en verder.

Vraag 97.
1. Ik heb een houten suikerbakje doch dit riekt zuur. Kunt U mij ook vertellen hoe ik dit kan verwijderen?
2. Welke voermethode bevalt in de praktijk het beste?
H. v. D. te O.
Antwoord: 1. De zure reuk van Uw voerbakje kan verwijderd worden door het houten bakje eenigen tijd gedompeld te houden in goed-kokend water. Het snelst gaat de reuk weg als het water even werkelijk aan de kook wordt gehouden.
2. Bij de najaarsvoedering, die altijd eenige dagen met kleine hoeveelheden moet beginnen, kan men snel een kast op één der twee volgende wijzen afvoederen:
a Bij voedering onder of boven 't volk wordt een hoeveelheid van zoo mogelijk 2 kg. suikeroplossing per volk per avond toegediend. Boven op de broedkamer wordt b.v. een flinke schaal met voer (en drijfmateriaal natuurlijk!) geplaatst. Genoemde hoeveelheid wordt door een flink volk gemakkelijk geborgen, mits niet gewacht wordt met afvoederen tot de nachttemperatuur te laag wordt.
b Een prachtige methode van
snelvoederen. door mij gaarne toegepast, is deze: Haal eenige raten stuk voor stuk uit de kast en giet deze met een kannetje met fijnen tuit aan beide zijden vol door het voedsel van eenige hoogte in de cellen te laten vallen.
Op deze wijze kan men wel 3 kg. in één keer toedienen, vooral in 't begin, als er voldoende ledige raat is.

Vraag 98.
Hoe kan men het best uitgebouwde ramen bewaren en tegen de wasmot beveiligen? Een afgesloten blikken trommel is m.i. niet voldoende, daar er reeds eitjes van de wasmot aanwezig kunnen zijn. Weet U een oplossing?
J. B. te B.
Antwoord: U kunt Uw trommel in de periode, waarin de raten geen dienst doen, eenige malen zwavelen, met een gewoon zwavellapje. De raten niet te kort bij de brandende zwavel!
Verder kunt U zwavelkoolstof op een schoteltje gieten en dit in Uw blikken trommel zetten. Zwavelkoolstof is zeer brandbaar! De vloeistof moet in den loop van den winter eenige malen worden gebruikt, telkens één a twee eetlepels vol.

Nader antwoord op vraag 60.
In het „Maandschrift voor Bijenteelt" van Augustus j.l., staat in vr. 60 een verzoek om een beschrijving van de Zanderkast. Deze komt in de eerste plaats voor in het werk van professor Zander: „Zeitgemäsze Bienenzucht" en wel in deel 1: „Bienenwohnung und Bienenpflege". Mocht dit niet in de bibliotheek aanwezig zijn dan bestaat er nog een goede weg n.l. door middel van de firma's van imkerartikelen in Duitschland. Deze, o.a. de firma Jacob Fr. Kolb te Karlsruhe i/B, Lachnerstrasse nr. 19, zullen U gaarne een volledige beschrijving met afbeeldingen doen toekomen. Bovendien geven die ook de laatste verbeteringen in dit systeem aan.
Voor vrager en andere lezers is het wellicht niet ondienstig te vermelden, dat er momenteel in Duitschland veel geimkerd wordt met een ander systeem n.l. dat van Kuntzsch.
Dit zijn „achterladers" met tal van technische nieuwigheden, geschikt voor groot- en kleinbedrijf, hebt U er eens mee zien imkeren, dan bent U niet tevreden voor U zelf ook zoo'n kast bezit.
Schitterende kasten van dit (ook natuurlijk verbeterde) systeem brengen o.a. uit de firma's: Heinrich Thie te Wolfenbüttel Postfach 40 (b.v. de „WolfenbüttlerKuntzsch-Zwilling) en: H. Schafmeister te Remmighausen
(Lippe).