OP DEN BIJENSTAND.



J.H. Schwieters

Als de imkers de balans van het afgeloopen jaar opmaken, zullen ze
tot de meest uiteenloopende resultaten komen. Over 't geheel kan de kastimker, indien hij op zomerhoning imkerde, tevreden zijn. Allen echter, die hun hoop op de heide gezet hadden, zullen dit niet zijn. De volken waren prima den winter ingegaan. De uitwintering was goed. Het voorjaar was echter erg guur, zoodat de broedaanzet zeer laat begon en de volken dun in de bijen kwamen. De voorjaarsbloemen, alsook de vruchtboomen, bloeiden ruim drie weken later dan normaal. De ontwikkeling der volken liet dan ook zeer te wenschen over. Juni bracht echter de begeerde warmte en mooi weer. De nectar begon toen los te komen en de imker die z'n volken op vlieghoogte had kreeg honing.
Acacia gaf weinig bloem en door de droogte geen afscheiding. Korenbloem deed het best. Linde deed het slechts op enkele plaatsen. De meeste streken waren te droog voor de linde. De klaver deed het op de lagere gronden best in tegenstelling met de hooger gelegen gronden, waar het te droog was. De dopheide liet het zitten door het slechte weer; doch al was dit ook goed geweest, dan nog zou er van dracht geen sprake zijn geweest, door de slechte ontwikkeling dezer erica-soort, tengevolge van de 2 opeenvolgende strenge winters. Boekweit is er weinig en gaf ook al niets door het slechte weer. En aller imkers laatste hoop: de struikheide, liet het door het aanhoudende koude en natte weer ook totaal zitten. Al met al kan 1941 geen best honingjaar genoemd worden en moet het tot de middelmatige gerekend worden.
Bij het schrijven van dit artikel heeft de winter reeds z'n intrede gedaan. Er ligt een flinke laag sneeuw bij een ijzig koude N.O.-wind en vroor het een nacht reeds 5 gr C. Wel ongewoon vroeg. 't Zonnetje lokte heel wat bijen naar buiten; wat nogal verlies gaf. We zitten dus al vroeg in de sneeuwzorgen. Deze bestaan in het opruimen van de sneeuw tot op 2 m, afstand voor de woningen. Ook kan men door het plaatsen van dakpannen of iets dergelijks vóór de vlieggaten, beletten dat de zon in de woning schijnt en de bijen er uitlokt. De zon heeft om dezen tijd van het jaar nog al kracht, zoodat het vliegen daardoor haast niet is tegen te houden. Ook de meezen zijn reeds volop in actie. Ze trippelden van de eene woning naar de andere, of er nog geen lijkjes te bestellen waren.
Heel typisch is het wel, dat ze juist het borststuk der bijen oppeuzelen. De achterlijven laten ze onaangeroerd, Zouden ze soms bang zijn voor de zich daarin bevindende angel? Om ze met wat apenootjes of spekzwoerd afleiding te bezorgen, behoort voorloopig tot het verleden. Beide zijn dingen welke niet meer te krijgen zijn.
Bij mij op dien stand scharrelden dezer dagen nog een vijftal jonge egels rond, ook al op jacht naar doode bijen. De oude egel had zich al in z'n winterverblijf - een bolvormig nest van bladeren en stroo - teruggetrokken. Er moet nu absolute rust heerschen op de stand. Door een geregelde controle moet men zich daar voortdurend van overtuigen. Mocht er iets haperen, dan direct de zaak in orde maken.

Waar dit nummer misschien het laatste is, dat voorloopig zal uitkomen ook de bladen van de verschillende landbouw-maatschappijen verschijnen nog tot 15 Nov. - en daardoor de voorlichting van en het contact met de leden wordt verbroken, zou ik het volgende voorstel willen doen. Laten de afdeelingsbesturen zorgen, dat er eens in de één of twee maanden een praatavond wordt gehouden. Hebt ge zelf kundige imkers in Uw kring, verzoek deze dan beurtelings een paar onderwerpen te behandelen of in te leiden. Hebt ge deze niet, vraag dit dan aan imkers uit de buurt-vereenigingen. Voor reis- en verblijfkosten zullen ze zeker mee willen helpen om in deze niet gewilde noodgedwongen leemte te voorzien. Persoonlijk wil ik me voor de naaste omgeving gaarne beschikbaar stellen om zulke praatavondjes of middagen te vullen. Op zulke bijeenkomsten of juister cursussen, is door vraag en antwoord veel, zeer veel te leeren. Ieder kan z'n moeilijkheden en ondervindingen te berde brengen. De eene vraag of antwoord lokt een volgende vraag uit. Zit niet bij de pakken neer. Over het algemeen is er nog veel te verbeteren en te leeren in de bijenhouderij, wat weer indirect onze volkshuishouding ten goede komt. En dat de bijenhouderij veel nut afwerpt voor onze volkshuishouding, daar zijn de menschen, die in hoogste instantie de lakens uitdeelen, blijkbaar niet voldoende van doordrongen.
In dezen tijd moet ik verschillende malen hooren, dat het sommigen een doorn in het vleesch is, dat de imkers zooveel suiker toegewezen krijgen, waar zoo weinig honing voor terug komt. 't Is niet alleen de honingproductie welke het bestaan van een goede en doeltreffende bijenteelt wettigt. Even groot is het indirecte nut bij het totstand brengen eener goede bevruchting in de fruit- en graanteelt. Ook in oorlogstijd is een goede fruitoogst en een goede opbrengst van koolzaad en andere zaden een gebiedend volksbelang. Verdient de bijenteelt nu de suiker niet, dan zeker niet in vredestijd. Dan is ook de theorie der geleerden en de ondervinding der kweekers op dit gebied larie en bedrog.
Laat men zich in deze hoogere kringen eens deskundig - niet door een belanghebbenden leek - laten voorlichten, wat de oorzaken zijn van de geringe honingopbrengst (inlevering). De. oorzaken kunnen er vele zijn.

Mijne lezers, ik dank U voor de belangstelling, welke ik Uwerzijds voor m'n artikelen mocht ondervinden.
Ik wensch U en de Uwen in 1942 op de eerste plaats vrede en verder veel heil en zegen ook voor Uwe bijtjes.