UIT DE JAAGKIEPS.



Jékavé, J.K. Vermaas - Borne

Van een belangstellend lezer kreeg ik het volgende uittrekseluit Amiroé; beelden uit het Dajaksche volksleven door P. te Wechel, oud civiel-Gezaghebber.
Het hoofddoel was een onderzoek in te stellen naar het eigendomsrecht op een paar bijenboomen in de moerasbosschen van Soegei Mengkatib. Bijenzwermen komen in de lage Boentaksche landen veel voor en zij hechten zich bij voorkeur vast aan de dikke horizontale takken der boomen. Het nest, dat destijds een gemiddelde jaaropbrengst aan was en honing van circa 2 gulden gaf, hangt als een breed uitgerekte zak onder tegen den tak. Weet men nu, dat er boomen zijn met meer dan honderd nesten, dan is het duidelijk, dat het bezit van een dergelijke zoetvloeiende bron, iemand, al voert hij overigens niet veel uit, tot een welgesteld man in de Dajaksche gemeente maakt. Iedere Dajak, die voor het eerst een bijenboom in het oerwoud ontdekte werd als bezitter beschouwd; maar hij moest kunnen bewijzen, dat hij hem onderhield, d.w.z dat hij het kleine houtgewas rondom den stam geregeld opruimde. Intusschen welk een heerlijk veld van perkara's lag hier voor den Dajak open, want kwam er later een kampong-vriend, die wel zin in het fortuintje had, dan ging hij zijn buurman het bezit betwisten en bracht gewoonlijk zonder veel moeite en gewetensbezwaar getuigen bij elkaar, die verklaarden, dat hij de ontdekker was.

Zeven boomsoorten, die alle tot de grootste woudreuzen behooren, zijn bij de bijen erg gewild en zoodra een zwerm er zijn nest gaat bouwen heet de boom "tangiran", In het begrip tangiran gaat de Dajak echter zóóver, dat hij dien naam al aan een boom geeft, indien er naar zijn meening maar kans is dat te één of ander tijd een zwerm bijen er zijn woonplaats zal kiezen, Daardoor was het aantal tangiran-perkara's in het Boentaksche legio en bleken de boomen
evenzeer een plaag als een bron van inkomsten voor de bevolking. De zaak die ik bij mijn eerste tournée onder handen had, werd in der minne geschikt.

Schwamer vertelt in zijn interessant werk iets over tangirans. De naiviteit van den Dajak komt weer teekenend aan het licht, als wij daar lezen, hoe hij 's avonds was en honing van de boomen haalt, Onder het zwaaien van een brandende fakkel smeekt hij de bijen, hem te ontzien en zich van hun nest te verwijderen. Melancholisch klinkt dan door den stillen nacht:
„O bij, die aan het nest hangt,
Val neder met de vonken,
Verbeeld U te dartelen in goud",
Maar ondertusschen is het zelfs daags na de inzameling niet raadzaam dicht bij de tangiran te komen, omdat de bijen tegen het licht terugkeeren en in hun woede iedereen aanvallen, die den boom nadert.

-0-


Uit de Beeworld 1938/2 een klein berichtje uit China; welk overgenomen is uit de China Journal en dat gaat over de bijenteelt in de Chineesche provincie Fukien:
De in gebruik zijnde bijenwoningen worden beschreven als manden, in de geest van een Hollandsche korf (Dutch skep) maar beter afgewerkt en met een platte kop.
Het is van belang dat het plaatselijk bijgeloof op het Europeesche gelijkt: Een zwerm die zich tegen een huis zet, beteekent geluk, maar als een zwerm een huis verlaat (de korven hangen onder de overstekende daken), dan beteekent dit ongeluk. Ook wordt het den bijen aangezegd als de eigenaar sterft, anders zullen zij er tusschenuit trekken. De koningin en darren slaan bekend als de Koning en zijn Raadsheeren.

-0-


In de Schweizerische Bienenzeitung 1940/5 schrijft Max Schreck over de bijenteelt in Argentinië, waaruit ik het volgende laat volgen:
In het jaar 1869 werden in Argentinië slechts 93 bijenvolken geteld en wel in de Noord-Westelijke provincies. In 1895 waren het er al 39.920, bijna alle in primitieve kisten zonder ramen. In 1923 telde men 133.070 volken. Deze waren van 2778 imkers (d.i. ongeveer 50 per persoon) en zij leverden 4.568.432 kg. honing, dus gemiddeld 34 1/2 kg., zonder wintervoorraad. (Het klimaat is in een groot gedeelte van het land zoodanig, dat de bijen het geheele jaar door vliegen en honing halen.) Bij het oogsten neemt men nooit alles weg, maar laat een voorraad van circa 25 kg. in de kast. Het aantal primitieve kasten was slechts van 39.920 op 43.862 gekomen, terwijl reeds 89.208 moderne kasten geteld werden. Thans zijn alle oude kasten verdwenen, het Ministerie van Landbouw heeft er voor gezorgd, dat de volken onder kundige (en energieke) leiding in moderne woningen overgebracht werden. De telling in het jaar 1937 toonde, dat het getal bijenvolken weer verdubbeld was, maar dat de honingopbrengst drievoudig was; men telde 262.322 stokken die een oogst van 13.487.005 kg. honing leverden, dus 50 kg. per volk.

De bijenstanden zijn meestal groot. Honderd volken is geheel gewoon, er zijn ook standen met 400 en zelfs 800 kasten. In een goed gevoerde bijenstand kan men op een gemiddelde opbrengst van 60-80 kg, rekenen, maar ook 100 kg. is gemakkelijk te halen. Zeer knappe imkers hebben in goede streken wel 150-200 en 224 kg. per kast geoogst en dat niet van een enkele stok. Dan moet er aangepakt worden en men heeft een groote voorraad materiaal noodig, opdat de honing goed kan rijpen.
De honingprijs is natuurlijk laag in Argentinië. In de groothandel zal hij niet meer dan 30 à 40 centebos (15 à 20 ct.) per kg. bedragen. In de kleinhandel 80 à 100 centabos per kg.-bus; voor honing in aardig glaswerk wordt beduidend meer betaald.

-0-


In ons vorig nummer heb ik een middel tegen bijensteken uit onze Oost aangehaald, deze middelen zijn legio en het zou wel interessant zijn deze uit de verschillende boekwerken te verzamelen. In het British Beejournal 1939/2 geeft Fraser onder de rubriek Regurtations een uittreksel uit een Engelsche vertaling van het in 1550 uitgekomen boek Anatomie Universelle, van den Franschen geneesheer Ambroise Paré, die de vader van de moderne Fransche Heelkunde wordt genoemd (gestorven in 1590).
Bijen, wespen, hoornaars en dergelijke veroorzaken door hun steken groote pijn in de huid door de werking van het vergift, dat zij door de wonde in het lichaam brengen. Deze zijn zelden doodelijk, maar indien iemand door een groote menigte gestoken zou worden, zou dat wel eens het geval kunnen zijn. Paarden zijn er wel eens door gedood, de reden kan zijn, dat zij door de wreedheid van de pijn denken door een meer vergiftigd en doodelijk wezen te zijn aangevallen. Het zal niet ondienstig zijn de gevolgen te vermelden. Dadelijk heeft men groote pijn, hetwelk doorgaat, tenzij men den angel wegneemt; de gestoken plaats wordt rood en zwelt op, er ontstaat etter of een kleine blaar. Geneesmiddelen zijn: dadelijk de wond goed uitzuigen, daarbij den angel wegtrekken, is dit zoo niet mogelijk dan moet deze zoonoodig er uit gesneden worden, of anders moet men olie met asch vermengen en dit op de gestoken plaats leggen, Ook kan de wond zeer geschikt in heet water worden gehouden en zoo een uur gebet worden en tenslotte wasschen met zeewater.
Door het opleggen van gekneusde tuinkers wordt de pijn verminderd en het vocht opgenomen, dat het gezwel vormt. Ossemest geweekt in olie en azijn en heet opgelegd doet hetzelfde. Gekauwde boonen op de gestoken plaats gelegd vermindert de pijn. Azijn en honing, zeer heel gebruikt, zijn goed, vooral wanneer men een lap daarin dipt en deze op de wonde legt. Sulpher Vivum, vermengd met speeksel, heeft dezelfde uitwerking. Het melkachtige sap van onrijpe vijgen vermengd met honing wordt als zeer doeltreffend beschouwd, maar veel beter is het met suiker te vermengen.
Wespen zullen geen personen steken noch bijten, die hun lichaam met het sap van het Kaasjeskruid (Malva) vermengd met olie, gezalfd hebben.
Zij kunnen gemakkelijk verdreven worden met de rook van zwavel en dergelijke zaken. Van een wesp zegt men dat zij haar angel dipt in het vergift van een doode adder, als zij die vindt en hiervan zouden de menschen geleerd hebben de punten van hun pijlen in vergift te doopen.

-0-


Mevr. M.M.C. Valkema-Hermann te den Haag schreef ons het volgende:
Naar aanleiding van een artikel in het Nov.no. over middelen tegen bijensteken wilde ik U een paar eenvoudige mededeelen, waar ik altijd baat bij vind. In de tuin heb ik geregeld peterselie en citroenmelisseplanten. Als we steken oploopen, plukken we een paar blaadjes, bij voorkeur peterselie, wrijven die flink stuk in de handen, zoodat het sap er uit komt, wrijven daarmee de gestoken plek goed in en binden die blaadjes met een lapje er op, totdat de pijn weg is (soms al na een paar minuten). Er komt dan ook geen zwelling. Soms helpt ook een doorgesneden ui, maar die heeft men niet altijd bij de hand.
Naschrift Red. Na de vele middelen een hoogst eenvoudig: Hebt ge bij het steken last van zwellingen, houdt dan de gestoken plaats eenige minuten onder een koude waterstraal. Wrijf niet en droog de gestoken plaats ook niet af.

-0-


Voor drie eeuwen had men in het Oosten van Pommeren reeds imkersvereenigingen. Men heeft uit het begin van de 17e eeuw een uitvoerig reglement van een Vereeniging het land Lauenberg en Bütow omvattende. Dit reglement bestaat uit 34 artikelen en houdt strenge straffen in. De imkers werden Bütner of Beutner genoemd naar de Beuten (volken), die zij in het woud hadden. Zeer streng was artikel 17, dat aanleiding gaf, dat men het reglement het wreede Imkergerecht van het land Lauenberg en Bütow noemde. Dit artikel luidde, dat een bijendief, die bijen uit een Beute genomen had, zonder veel omslag aan den beroofden den werd genageld, daarna werd hem de buik opengesneden en ingewanden verwijderd, waarna tenslotte de rampzalige aan den boom werd opgehangen. Deutsche Imkerführer 1938/1.

-0-


Het is wel een triest slot van de Jaagkieps, want ik geloof niet dat ons Groentje spoedig zal terugkeeren. Dat is jammer. Het maakte lang geen slecht figuur op het gebied van vakschriften betreffende de bijenteelt. Hiervan heb ik er uit de aard mijner werkzaamheden veel van leeren kennen, maar het mocht er zijn, en dat op elk gebied. Zie maar eens de prachtige foto's van den Heer van Elmpt. In veel huisgezinnen zal het als een verlies gevoeld worden en het contact tusschen het H.B. en de leden zal er zeker door verloren gaan. Maar laten we op betere tijden rekenen. Jékavé heeft het genoegen onzen Redacteur en alle lezers te groeten.

Naschrift. En de Redacteur dankt zijn medewerker voor de unieke wijze waarop hij zijn taak heeft opgevat en vervuld.
RED.