VRAGENRUBRIEK.


Alle vragen worden zooveel mogelijk in een volgend nummer beantwoord. Zij moeten daartoe tijdig bij dhr. G. J. Lankkamp te Bathmen zijn binnengekomen. De vragenredacteur bepaalt of het antwoord direct zal volgen of tot een volgend nummer kan blijven wachten.
In bizondere gevallen (n.l. indien een antwoord spoed vereischt en niet tot het e. v. nummer kan wachten), kan een vraag rechtstreeks en schriftelijk worden beantwoord, mits postzegel is bijgesloten.


Vraag 118. Bij mij is de vraag gerezen, hoe oud mag de raat in het broednest worden? Want telkens als een jonge bij de cel verlaat blijft er een dun vliesje in de cel achter. De cel wordt dus na verloop van jaren toch wel wat klein, dus ook de jonge bij, welke dan misschien ook minder productief wordt.
Wat denkt U hiervan?
A. v.d. R. te S.
Antwoord: Het door U vermeende gevaar, verbonden aan het gebruiken van oude raten is veel minder groot, dan wel eens verondersteld wordt, omdat de bijen de cellen van derge- lijke oude raten door verhooging van de randen eenvoudig wat dieper maken.

Vraag 119. Als pas beginnend bijenhouder zit ik momenteel wel wat met de suikervoedering. Voor een dag of tien hebben wij pas de suiker ontvangen. Ik heb er nog een dag of vijf met succes van gevoerd (suikeroplossing in jampotjes met geboord deksel). Nu het echter kouder is geworden blijft de oplossing onaangesproken en zit ik nu nog met een partijtje suiker en een pan met oplossing. Nu ben ik bang, dat de bijen te weinig voedsel hebben opgeslagen voor de winterperiode. Mijn vragen zijn nu dus deze:
Wat moet ik met mijn pan met suikeroplossing doen en kan ik de rest van de suiker zoo bewaren en wanneer kan ik dat op z'n gauwst laten opmaken? Ik heb wel eens gelezen van borstplaat maken en dat in de kasten leggen. Is dit goed en zoo ja, hoe moet dat gemaakt worden enz.
Is het nu nog verplicht dat we honing inleveren?
Ik heb nu de kasten al een goede luwe winterplaats gegeven en de broedkamer goed afgedekt met een paar wollen lappen voor de kou. Het vlieggat is naar het Z. gekeerd.
C. D. te H.
Antwoord: Tijdens de beantwoording van Uw vraag (bij vorst en sneeuw) lijkt het haast ondenkbaar, dat er nog kans is, wat bij te voederen. Bewaar Uw suiker en -oplossing en waag het er op! Hier is waarschijnlijk minder gevaar aan verbonden, dan aan het nu nog voeren. De opgeloste suiker in den winter eenige keeren aan den kook brengen om schimmelen en gisten te voorkomen.
Maak inmiddels een flinke borstplaat voor elke kast (zie recept in vraag 105 van het October-no.) en leg die bij zacht winterweer boven op de ramen. Verder kunt U dan, zoo noodig, ongeveer na half Februari, weer gewoon gaan voeren, zooals vroeger in deze rubriek wel omschreven.
Ja, honing moet afgeleverd worden. De winterverpakking van Uw kasten kan zonder gevaar wat minder zorgvuldig zijn. Vlieggat naar 't Zuiden wordt meestal gunstig geacht. Persoonlijk geef ik, eerlijk gezegd, weinig om de richting van het vlieggat, als de volken maar in goede conditie zijn.

Vraag 120. a. Hoe is de structuur van den wintertros? Deze wordt wel eens zoo voorgesteld: koningin ongeveer in het midden, om haar de jongste bijen, dan de oudere, nog oudere, ten slotte de oudste (vliegbijen van het vorig najaar).
Nu komt het mij voor, dat de wintertros op 'n gegeven moment geen jonge bijen meer bevat. De bijen, die b.v. eind October nog geboren zijn, zijn 6 weken later, dus half December geen jonge bijen meer; zij zijn jong wél naar haar inwendige gesteldheid, omdat zij in het komende voorjaar "voedsterbijen" zijn, maar naar haar leeftijd zijn ze toch onder de oude te rekenen. Is het nu, wat de structuur van den wintertros betreft, niet zóó, dat aanvankelijk de jongste bijen om de moer zitten gegroepeerd, doch wanneer deze 6 weken later oude bijen zijn als bovenbedoeld, in den tros geenerlei groepeering meer voorkomt, allen door elkaar zitten, de alleroudste echter aan de buitenrand blijven?
b. Waarom vliegt een dar in het najaar niet zoo ver als in den zomer? Vanwege de buitentemperatuur?
c. Om de kans op paren met eigen darren te verhoogen, adviseerde U, een goed volk midden in de heidedracht moerloos te maken; dit volk stelt prijs op darren. Heeft echter midden in de heidedracht niet reeds de darrenslacht plaatsgehad ?
J. H. E. v. B. te S.
Antwoord: a. Juist, in den wintertros is de beteekenis van het verschil in leeftijd der werkbijen teniet gegaan. In den wintertros is dus geen bepaalde groepeering der bijen aan te duiden. Dat de alleroudste bijen aan den buitenrand van den tros zouden blijven is zelfs niet juist.
b. Ja, vanwege de lagere temperatuur.
c. Neen, de darrenslacht is dan nog in gang. Een moerloos gemaakt volk ontvangt in zoo'n geval echter bovendien wel darren van andere volken.

Vraag 121. 1. Ongeveer 3 Meter verwijderd van de tegenwoordige standplaats heb ik een bijenstal geplaatst. Wanneer is de beste gelegenheid de kasten te verplaatsen?
2. Is het mogelijk nu nog, en dan waarschijnlijk bij zacht weer, twee kleinere volkjes te vereenigen?
3. Indien vraag 2 bevestigend luidt, welke moer zal ik dan aanhouden? Het eene volkje heeft een moer van het vorige jaar, die zeer goed schijnt te zijn, het andere een van dit jaar die echter al vroeg, althans vroeger dan eerstgenoemde, heeft opgehouden te leggen. Ook heeft dat volkje geen stuifmeel.
Zal het niet lastig zijn de moer te vinden? Ik vermoed toch, dat de bijen reeds bijeen zitten.
4. Ik wil enkele dekken van de ramen alsnog vervangen door betere,
meer poreuze, dus vocht obsorbeerende. Kan dat nu nog in verband met het vastgekit zitten van de oude dekken?
H. G. te De B.
Antwoord: 1. De verplaatsing van Uw bevolkte kasten geschiedt het beste, wanneer de volken eenige weken zijn binnen geweest tijdens de winterzit. Met groote voorzichtigheid verplaatst U de volken, bijv. met vriezend weer en dan liefst tegen den avond. Er verongelukt dan geen bij terwijl er evenmin één ook maar naar de oude standplaats terugvliegt.
2. Als er nog wezenlijk zacht weer komt, is er geen gevaar aan verbonden. Beter zou het geweest zijn, dit vóór half October gedaan te hebben.
3. In verband niet het antwoord op vraag 2 zou ik zoo min mogelijk de volken uiteen halen door een moer te zoeken om die op te offeren. Gezien Uw toelichting blijkt de moer van '40 de beste. Gaat U nog vereenigen, volg dan den weg, in vraag 113 (Octobernummer) aangegeven; en let er dan op, de aanwezige stuifmeelraten aan den buitenkant van den tros te hangen.
4. Met wat voorzichtigheid kan dit bij niet te koud weer gerust geschieden.

Vraag 111 (nader antwoord.) De heer J. C. S. te S. schrijft over het voorkomen van gisting in honing het navolgende:
"Mijn systeem is om den honing, mits rijp gewonnen en terdege gezeefd door dubbele zeeven en/of kaasdoek, in een verzinkte koperen ketel (die een zoogenaamde stroopkraan bij den bodem heeft) nog wat te laten narijpen (± 8 à 14 dagen). Mocht er dan nog iets op den honing zijn komen drijven, dan dit er afschuimen en vervolgens den honing over laten loopen in een inmaakpot (ik gebruik hier zoo'n groote bruine of blauwe inmaakpot voor, die anders wel voor 30 pond boter pleegt gebruikt te worden). In dien pot laat ik den honing rustig kristalliseeren en schep steeds de bovenlaag weg, wanneer ik den honing op tafel wil brengen. Als in den zomer (na den winter dus!) de bovenlaag weeker wordt, dan gaat die, indien men geregeld er van afschept, niet tot gisting over. Op deze wijze heb ik meermalen honing 1 1/2 à 2 jaar bewaard! Op 't moment heb ik nog gekristalliseerde honing, die in Juli 1940 geslingerd werd. De pot met honing staat steeds op zolder en wordt met een krant er op en een touwtje afgebonden".
De methode, door den heer S. aangegeven, is vrijwel geheel de juiste. Voor een regelmatige kristallisatie (bijv. gewenscht voor imkers, die hun honing in flacons tappen ten verkoop) mankeert er echter dan nog aan, dat na het afschuimen de honing 3 à 4 malen, bijv. eens per week, terdege moet worden doorgeroerd. Aldus behandelde honing, die regelmatig gekristalliseerd is, kan wel 10 jaar en langer bewaard worden. De zolder, vooral als die des zomers heet kan worden, is echter niet de beste bewaarplaats.