Vereeniging tot Bevordering der Bijenteelt in Nederland
Secretariaat Jan v.d. Heijdenstraat 35 - Amersfoort - Telefoon 6734
Registratie-no. 323317

Verantwoordelijk voor den inhoud: Joh. A. Joustra.
Amersfoort, december 1943

MEDEDEELINGEN.


AAN ONZE AFDEELINGEN.
Het jaar 1943 spoedt alweer ten einde en dit is het laatste Mededeelingenblad; dat U in dit jaar van ons zal ontvangen.

Werpen wij een blik achter ons, dan is dit jaar er een geweest van zeer bijzonderen aard. Om te beginnen zijn er heel wat Afdeelingen van andere organisaties bij de onze gevoegd en het is te begrijpen, dat sommigen dit met looden schoenen deden. Immers men was aan zijn oude organisatie en de menschen, die aan het hoofd ervan stonden, gewend geraakt en ook al ging niet steeds alles zooals men dit wenschte, toch laat men moeilijk zijn oude huis in den steek.
De kennismaking met de voor velen nieuwe organisatie is — laten we het eerlijk bekennen — niet steeds opwekkend geweest.

Er moesten enkele misstanden worden opgeruimd, zoowel in eigen kring als daar buiten. Wie een goed begrip van organisatie heeft moest dit toejuichen en uit verschillende streken hebben we dan ook vernomen, dat men dankbaar was, dat diverse Afdeelingen bij elkaar gevoegd werden. Het instituut Verspreide Leden moest worden opgeruimd en de leden bij andere Afdeelingen worden ingelijfd. Ook dat viel den betrokkenen in veel gevallen zwaar. Immers zoo op zijn eentje had men eigenlijk met de organisatie weinig te maken en men niet afhankelijk van de min of meerdere traagheid van de een of andere Afdeeling, vooral wat betreft het bestellen van suiker.

Nu men bij een bepaalde Afdeeling werd ingelijfd, moest men zich naar die Afd. richten en dat viel enkelen moeilijk. Intusschen is hier een steen des aanstoots weggenomen en we hopen, dat dit het goede organisatieleven ten goede mag komen.

Jammer genoeg konden we het rechtstreekse contact met de leden nog niet herstellen, omdat nog steeds geen vergunning bekomen is om het maandschrift weer te laten verschijnen. De mededeelingen voorzien hierin slechts matig en van theoretische voorlichting is dus geen sprake. Slechts de Afdeelingen, welke hun taak begrijpen, kunnen hierin veel ten goede wenden en wij moeten met blijdschap erkennen, dat dit door sommige Afdeelingen ook gebeurt. Zij compenseeren het gebrek aan contact met de hoofd leiding zoo goed als hun mogelijk is. Mogen ook de andere Afdeelingen in dien geest werkzaam worden.

Dan heeft ons het bijenjaar parten gespeeld. Een vroeg en zacht voorjaar heeft de bijen uit haar tent gelokt en zij hebben hun voedselvoorraad flink aangesproken. Er kwamen groote broednesten en vroeg flinke bijenvolken. Echter waren de veldgewassen ook zeer vroeg en de zeer vervroegde bloei van koolzaad en fruit is oorzaak geweest, dat de bijen er niet voldoende van hebben kunnen profiteeren, terwijl het gebrek aan vervoersmiddelen vele bijenvolken op plaatsen hebben gelaten waar zij in dien tijd van het jaar eigenlijk geen of weinig emplooi hadden.

Toen kwam een hongerperiode en alle hens werd aan dek geroepen om nog te redden wat te redden viel. Wij beschikten nog over een vrij geringe voorraad suiker en zoo hebben we nog vele volken van den hongerdood kunnen redden.
Dat niet alle volken een evengroote hoeveelheid suiker kon worden toegediend, moet gezocht worden in de te geringe hoeveelheid suiker welke nog aanwezig was en de bepaling, dat slechts die volken suiker mochten bekomen, die de suiker dringend noodig hadden.
Bij tal van Afdeelingen kwam de suiker eerst aan, toen deze niet meer direct noodig was, omdat inmiddels het weer was omgeslagen en linde, vuilboom en andere honinggevende gewassen in ieder geval zooveel honing gaven, dat de bijen ander voedsel konden missen.
In de meeste gevallen was deze voorraad voldoende om de bijenvolken in het leven te houden tot de heidedracht. Echter waren toen vele volken dusdanig gedecimeerd, dat van een flink uitbuiten van deze dracht slecht beperkt sprake kon zijn. En ook hier speelde het onvoldoende vervoer weer een groote rol.

De heide heeft het dit jaar weer eens goed gedaan, al waren er natuurlijk plaatsen, welke meer beloofden dan gaven, doch vele imkers hebben een flinke oogst gehad.
Dit jaar heeft ons weer eens bijzonder duidelijk doen zien, dat men zijn bijenvolken steeds zoo sterk mogelijk moet houden en ook, dat men niet gauw den moed in de schoenen moet laten zinken.

Uit verschillende brieven is ons duidelijk geworden, dat men ook met veel te kleine volken imkert en dat men, als het met het weer en de bijen wat tegenloopt, niet direct die maatregelen treft, welke noodig zijn om er van te maken wat er van te maken is. Het laten gaan is een woord, dat in een imkers woordenlijst niet mag voorkomen, want het werkt als een boemerang en keert zich dus tegen den imker zelf.

Hier is een groote taak voor de bestuurders van Afdeelingen weggelegd, die hun leden zeer tijdig van voorlichting dienen te voorzien, opdat ongelukken als dit jaar zijn voorgekomen zich in den toekomst niet meer zullen herhalen.

En zoo komen we tot de taak van de Afdeelingsbesturen.
Deze taak beperkt zich niet uitsluitend tot het innen van de contributie, het op gezette tijden kiezen van bestuursleden en het op vastgestelde tijden bestellen van de suiker, doch zij hebben nog een heel wat belangrijker taak en deze is de bekwaamheid van hun leden op te voeren tot de grootst mogelijke trap, er voor te waken, dat de leden niet inslapen en het op peil houden van de bijenvolken in hun werkgebied.
Wij dienen ons dus steeds af te vragen, mankeert er - misschien nog iets in onze Afdeeling Waken wij wel voldoende tegen verslapping, hebben onze leden werkelijk iets aan ons, zijn wij de plaats waard, welke we bezetten?

Eerst als we op deze vragen een volmondig „ja" kunnen zeggen, is het bij ons in orde en bij twijfel zullen wij onze houding dienen te veranderen.
Er zijn enkele Afdeelingsbestuurders die ons schreven, dat zij wel wilden, doch dat hun leden zoo moeilijk in beweging zijn te krijgen. Inderdaad zal dit bij meerdere Afdeelingen wel het geval zijn, doch dat mag voor ons als verantwoordelijk bestuurder geen reden zijn om nu ook de zaak maar te laten waaien. Integendeel, men zal dan moeten trachten die apathie om te vormen in activiteit.

In ons vorig Mededeelingenblad gaven wij al enkele middelen aan en U weet er misschien nog veel meer en veel betere. Pas ze toe, houd aan, kom er boven op. Trek de wankelmoedigen omhoog, laat U niet door hen naar omlaag halen.
En nu zie ik al enkele bestuurders meesmuilen en ik hoor ze al zeggen zorg eerst maar eens voor een vlottere suikerlevering, want dat is het beste middel om de activiteit gaande te houden en ons werk te vergemakkelijken.
Ook hoor ik al Afdeelingsbesturen zeggen, schrijf maar wat minder en doe wat meer en een enkele bestuurder schreef ons zelfs: lieg de menschen niet zooveel voor; met al die praatjes kunnen wij onze bijen niet in het leven houden.

Waarde bestuurders, op de laatste ontboezeming, die wel uit een zeer overkropt gemoed gekomen zal zijn, na, ge hebt gelijk. Het blijkt helaas, dat nog steeds de suikerzak overwegend is in onze vereeniging en dat dus alles draait om de suikerzak.
We behoeven niet nog eens weer te herhalen wat de oorzaak is geweest van de vertraagde suikerlevering, de eerste sedert 1909 en dat is dus wel geteld sedert 35 jaar. We behoeven ook niet te verzekeren, dat dit ons zelf nog meer leed gedaan heeft, dan hen, die de dupe ervan zijn geworden. We hebben het kunnen begrijpen als een enkel imker ons telefonisch toebeet: ,,we moeten dus onze bijen maar kapot laten gaan," want wie imker is, weet maar al
te goed hoe pijnlijk het is, zelfs een klein volkje te zien omkomen.

Neen, waarde bestuurders, ge waart in goed medegevoelend gezelschap, doch wij stonden machteloos, hetgeen geenszins zeggen wil, dat wij maar lijdzaam hebben afgewacht. Er is gewerkt en hard 'gewerkt om op de snelst mogelijke wijze de imkers in het bezit van hun suiker te stellen; dat ons dit niet bij allen gelukt is, betreuren wij, vooral omdat wij ene moreel verantwoordelijk voelen voor het wel en wee van de bij ons aangesloten imkers.

En nu komt een erkenning.
Onze bestuurders hebben het dit jaar erg moeilijk gehad en velen hebben kosten noch moeite gespaard om te zijn „vader en moeder" van hun leden. Zij hebben ons herhaaldelijk aangepord en blijken gegeven, dat wat wij hierboven schreven bij hen geen dode letter is. Wij zijn daar uitermate erkentelijk voor en weten ons gesteund door hun medewerking. Ook zij en vooral zij hebben kunnen begrijpen wat het betekent in het defensief te worden gedrongen en steeds maar ongegronde kritiek te moeten aanhoren. Wij zijn er echter van overtuigd, dat ook Uw leden ten slotte zullen moeten erkennen, dat gedaan is wat er gedaan kon worden en dat alles geschiedde niet in eigen belang, doch in het belang van de leden der Afdeling.

Het jaar 1943 is haast en het bijenjaar 1943 geheel ten einde. Hopen wij, dat we nimmer een dergelijk jaar meer terugkrijgen en dat in de komende jaren alles veel vlotter moge gaan.

Dit praatje zou niet volledig zijn, indien we ook niet iets zeiden van de honinglevering, welke uiteraard niet bij ieder in goede aarde is gevallen.
Bij de merkwaardige ervaringen van dit jaar behoort ook het feit, dat men vroeger ons aansprakelijk stelde voor een slechte afzet van honing en nu moppert omdat de honingafzet naar veler smaak zoo angstig vlot gaat. Het is onnoodig om de reden hiervan weer te geven, doch een redelijk begrip mag toch wel worden verwacht.

Met velen zeggen wij, dat, mocht er ooit weer eens een verplichte honinglevering plaats hebben, dat deze dan zeer vroegtijdig worde bekend gemaakt dat zou minder ongerief en meer honing hebben gegeven. Wat deze zaak betreft, we hebben goede moed, dat een eventueele volgende verplichte levering zeer vroegtijdig zal worden bekend gemaakt en verwachten ook een voor ieder dragelijker regeling.

Waarde bestuurders, met frissche moed gaan wij het jaar 1944 tegen; laten wij in dat jaar naar ons beste kennen en kunnen de belangen van onze imkers en dus van de bijenteelt dienen. We doen daarmede een zeer goed werk. Het oud Zeeuwsche gezegde: Luctor et Emergo is vooral op ons allen van toepassing; nemen wij daaraan een lichtend voorbeeld.
En thans is het haast Kerstmis, ,,Vrede op aarde, in den menschen een welbehagen". Moge dit voor het jaar 1943 en voor de toekomst geen doode letter zijn. Dat hopen en dat bidden wij!

Naar aanleiding van een vraag.


In ons vorig Mededeelingenblad hebben wij er op gewezen, dat men niet meer dan van één Afdeeling lid kan zijn en ook, dat men lid is van de Afd. in de plaats waar men woont of, als daar geen Afdeeling gevestigd is, van de meest nabijzijnde Afdeeling.
Er doen zich in de tegenwoordige omstandigheden gevallen voor, dat een imker tijdelijk (evacuatie b.v.) zijn woonplaats elders heeft. In zoo'n geval kan men desgewenscht lid blijven van zijn oorspronkelijke Afdeeling, omdat de verhuizing slechts een tijdelijk karakter draagt. Na zich voldoende gelegitimeerd te hebben, kan zoo'n lid in zijn evacuatieoord — indien daar een Afdeeling is gevestigd — tijdelijk als gast worden opgenomen, suiker bestellen, enz.

Een vraag.
Zouden de Afdeelingsbestuurders bij de eerstvolgende gelegenheid in hun Afdeeling eens willen opnemen hoeveel kastvolken er zijn waarvoor men kunstraat verlangt? Wij willen probeeren per kastvolk een toewijzing te krijgen van één of meer vellen kunstraat en daarvoor is het noodig, dat dit Afdeelingsgewijze geschiedt om onregelmatigheden te voorkomen.
Wij verwachten, dat een juiste opgave wordt verstrekt van de hoeveelheid kasten (bevolkte) waarvoor kunstraat door den imker wordt verlangd.

Men kan deze opgave verstrekken op een briefkaart (waarop geen andere mededeelingen mogen voorkomen) van den volgenden inhoud:

Afdeeling........................ wenscht voor ...... bevolkte
kasten kunstraat (maten opgeven).
De Secretaris,...........................

Mogen wij deze opgaven spoedig tegemoet zien?

Opgaven ingenomen en afgeleverden honing.



Wij ontvingen na onze November-mededeelingen van verschillende Afdeelingen de gevraagde opgave. Een aantal Afdeelingen bleef echter nog in gebreke ons die opgaven te zenden. Mogen wij die in ieder geval vóór 15 December tegemoet zien? Vriendelijk dank.

Schrijf Uw brieven kort en geef duidelijk aan wat U wenscht mede te deelen.

Er zijn soms dagen, dat wij 2 uur noodig hebben om al de ingekomen brieven te lezen; dat vordert veel te veel tijd. Wil men zijn gedachten kort en zakelijk uitdrukken en per brief slechts één onderwerp behandelen? Elk nieuw
onderwerp gaarne op een afzonderlijk velletje papier in dezelfde enveloppe.

Lidmaatschapkaarten en ledenlijsten.
Tot onzen spijt konden we de lidmaatschapskaarten en ledenlijsten nog niet aan de Afdeelingen doen toekomen; ze volgen direct als wij ze van den drukker hebben ontvangen. Verschillende Afdeelingsbestuurders vroegen er ons al om.
Men kan echter de contributie alvast innen en later de lidmaatschapskaart afgeven. Het quotum voor 1944 bedraagt weer f 1.25. We maken er onze Afdeelingsbestuurders op attent, dat er weer kans bestaat op een spoedige suikerlevering, restant najaar en quotum voorjaar. Waar de suiker uitsluitend aan leden wordt verstrekt, dienen wij dus vroegtijdig in het bezit te zijn van ledenlijsten en quotum.

Insignes en manchetknoopen uitverkocht.
Aan belanghebbenden deelen wij mede, dat al onze insignes en manchetknoopen zijn uitverkocht en dat bestellen dus geen zin meer heeft. In de huidige omstandigheden is aanmaak wel uitgesloten.

Steeds registratieno. opgeven.
Als men een vergadering wenscht aan te vragen, dan moet deze aanvrage steeds het registratieno. van onze Vereeniging vermelden. Dit no. Is : 323317. Nooit vergeten!

Zijn Uw bijen en die van Uw Afdeeling gezond?
Dan behoeft ge wat hier volgt niet te lezen. Is er echter iets niet in den haak, stuur dan een monster van de verdachte volken op naar den Rijksbijenteeltconsulent Dr. Ir, A. Minderhoud, Ericaplein 5, Wageningen of naar de Rijksserum-inrichting te Rotterdam. Onderzoek is gratis.

Zeer belangrijk!


Binnen enkele dagen ontvangen de Afdeelings Secretarissen een lijst ter invulling, welke lijst vóór 24 December aanstaande nauwkeurig ingevuld, met namen, juiste adressen en aantal bijenvolken moet worden teruggezonden. Is de lijst voor deze datum niet in ons bezit, dan kan een aanvrage voor suikerverstrekking niet in behandeling worden genomen.
JOUSTRA, wnd. secretaris.